ECLI:NL:RBNHO:2021:6353

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
8330183 \ CV EXPL 20-1788
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij vertraging van luchtvaartmaatschappij en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Flightright GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht, en KLM Cityhopper B.V. De eiseres, Flightright, heeft een vordering ingesteld tegen de vervoerder vanwege een langdurige vertraging van een vlucht op 7 maart 2019, waarbij de passagier meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming heeft opgelopen. De vertraging was het gevolg van beslissingen van de luchtverkeersleiding, die de capaciteit van de luchthaven Schiphol had beperkt, wat leidde tot een CTOT (Calculated Take Off Time) die meerdere keren werd herzien.

Flightright vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals weersomstandigheden en beslissingen van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder geen invloed had op de situatie.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Flightright afgewezen en de proceskosten voor rekening van Flightright gesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om te voldoen aan de regelgeving omtrent compensatie, maar ook de mogelijkheid om zich te beroepen op buitengewone omstandigheden die hen vrijstellen van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8330183 \ CV EXPL 20-1788
Uitspraakdatum: 21 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
Flightright GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 31 januari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier [de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Trondheim (Noorwegen) via Amsterdam-Schiphol Airport naar Bilboa (Spanje) op 7 maart 2019.
2.2.
De vlucht van Trondheim naar Amsterdam-Schiphol Airport (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft haar gepretendeerde vorderingsrecht overgedragen aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van het primaire verweer van de vervoerder, dat niet is gebleken dat de passagier haar vorderingsrecht heeft overgedragen aan Flightright, stelt de kantonrechter vast dat reeds bij dagvaarding een kopie van het identiteitsbewijs van de passagier is overgelegd. De kantonrechter concludeert dat de handtekening op de identiteitsbewijs van de passagier overeenkomt met de handtekeningen op de cessieformulieren, zodat in voldoende mate aannemelijk is dat de passagier haar vorderingsrecht heeft overgedragen aan Flightright en Flightright ontvankelijk is in haar vordering. Het primaire verweer van de vervoerder wordt dan ook gepasseerd.
4.3.
Aangezien vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.5.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel is van de rotatie Amsterdam-Trondheim-Amsterdam. Het toestel is met een vertraging van 3 minuten vanaf Amsterdam vertrokken en 19 minuten voor schema in Trondheim gearriveerd. Relevant is dat de luchtverkeersleiding de capaciteit van de luchthaven Schiphol naar beneden heeft bijgesteld. Eurocontrol heeft als gevolg hiervan een regulatie afgekondigd waardoor het toestel waarmee de vlucht in kwestie werd uitgevoerd niet conform schema mocht vertrekken en een CTOT opgelegd kreeg. De nieuwe CTOT is een aantal maal herzien tot uiteindelijk een CTOT van 17:13 uur UTC is opgelegd. Het toestel is om 16:23 uur UTC van de gate vertrokken, maar kreeg pas om 17:08 uur UTC de vereiste take-off clearance, waarna het toestel mocht opstijgen. Er is dan ook sprake van een buitengewone omstandigheid, aldus de vervoerder. De onderhavige vlucht is immers met een langdurige vertraging (54 minuten) vertrokken als gevolg van beslissingen (CTOT) van de luchtverkeersleiding (Eurocontrol) voor een specifiek toestel (PH-EXV) op een specifieke dag (7 maart 2019). De vervoerder moet de instructies van de luchtverkeersleiding opvolgen. Geen enkel toestel mag vertrekken of een vlucht vervolgen zonder dat de bemanning daartoe toestemming (een klaring/clearance) heeft verkregen van de lokale luchtverkeersleiding. De vervoerder heeft geen invloed kunnen uitoefenen op de onderhavige omstandigheden, aldus nog steeds de vervoerder.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertrekvertraging van de vlucht van 8 minuten het gevolg is van vertragingscode 83. Eveneens heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat het overige deel van de 54 minuten vertraging het gevolg is van beslissingen van de luchtverkeersleiding als gevolg waarvan het toestel niet eerder mocht opstijgen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. De vervoerder heeft daarbij voldoende onderbouwd dat de restricties zijn opgelegd vanwege restricties op de luchthaven van bestemming doch is dit niet van doorslaggevend belang, omdat de vervoerder een nieuwe CTOT altijd moet opvolgen en hij daarop geen invloed kan uitoefenen. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een andere CTOT is een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuwe CTOT kwalificeert in het onderhavige geval dan ook als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.7.
De passagier heeft als gevolg van bovenstaande de aansluitende vlucht naar Bilboa gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde vlucht. Ten gevolge hiervan heeft de passagier de aansluitende vlucht naar Bilboa gemist. De uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagier op de eindbestemming is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.8.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft onbetwist betoogd dat hij geen invloed kan uitoefenen op de luchtverkeersleiding en dat de vlucht alsnog zo spoedig mogelijk is uitgevoerd. De vervoerder heeft daarnaast onweersproken aangevoerd dat de passagier is omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er dan ook niet meer van de vervoerder worden verwacht. Gelet op het voorgaande zal de vordering van Flightright worden afgewezen
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter