ECLI:NL:RBNHO:2021:6345

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
HAA 21/2138 en 21/2139
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 29 maart 2021 een melding voor een passende maatwerkvoorziening gedaan bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Tevens heeft hij op 11 mei 2021 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 31 mei 2021 heeft verzoeker zowel het beroep als het verzoek tot voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar verweerder heeft niet gereageerd. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten alleen kan plaatsvinden als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de verzoeker is tegemoetgekomen. Aangezien verzoeker zelf heeft aangegeven dat het spoedeisend belang aan de procedures is ontvallen omdat hij geholpen is door een derde, concludeert de rechtbank dat verweerder niet aan het verzoek van verzoeker is tegemoetgekomen. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/2139 (beroep)
HAA 21/2138 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 30 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder.

Procesverloop

Op 29 maart 2021 heeft verzoeker per e-mail een melding passende maatwerkvoorziening bij verweerder gedaan en tevens heeft hij een aanvraag passende tijdelijke maatwerkvoorziening aan verweerder verzocht.
Eiser heeft op 11 mei 2021 bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag. Verzoeker heeft voorts de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 21 mei 2021 een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op 31 mei 2021 het beroep en verzoek tot voorlopige voorziening ingetrokken. Tegelijk met de intrekking heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 31 mei 2021 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft niet gereageerd.
Partijen hebben niet binnen de daarvoor gestelde termijn aangegeven op een zitting te willen worden gehoord.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).
In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb is artikel 8:75a Awb van overeenkomstige toepassing in de voorlopige voorzieningenprocedure.
4. De rechtbank oordeelt als volgt. Nu verzoeker het beroep en het verzoek tot voorlopige voorziening heeft ingetrokken omdat, zoals hij zelf stelt, het spoedeisend belang aan deze procedures is ontvallen nu hij is geholpen door een behulpzame burger, die hem een kamertje heeft aangeboden, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan het beroep of verzoek van verzoeker is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
5. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak met betrekking tot het beroep (HAA 21/2139) kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Tegen deze uitspraak met betrekking tot het verzoek (HAA 21/2138) staat geen rechtsmiddel open