7.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie en maatregel die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Bij een uit de hand gelopen drugsdeal tussen de verdachte en het slachtoffer heeft de verdachte in een steeg in een woonwijk meerdere malen op en in de richting van het slachtoffer geschoten. Hierbij heeft het slachtoffer onder meer een schotwond opgelopen in zijn buik. Dit kan levensbedreigend letsel veroorzaken. Dat het niet erger met het slachtoffer is afgelopen, is niet aan het handelen van de verdachte te danken. Ook is het niet aan de verdachte te danken dat er geen anderen – zoals buurtbewoners of voorbijgangers – gewond zijn geraakt.
Zes dagen voor dit schietincident, waarbij een slachtoffer ernstig gewond is geraakt, heeft de verdachte zich ook al schuldig gemaakt aan een schietincident op de openbare weg. Hij heeft in een winkelstraat, op klaarlichte dag, geschoten in de richting van twee personen. Volgens zijn eigen verklaring om één van die twee personen bang te maken. Ook ten aanzien van dit schietincident is het niet aan de verdachte te danken geweest dat er niemand gewond is geraakt.
De rechtbank rekent de verdachte de bewezenverklaarde poging tot doodslag en bedreigingen door meermalen te schieten met een vuurwapen zwaar aan. Het behoeft geen toelichting dat de verdachte een groot gevaar heeft veroorzaakt voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast geldt dat dergelijke incidenten – zeker wanneer die overdag buiten op straat plaatsvinden, zoals in de [adres] te Den Helder – voor veel onrust zorgen in de maatschappij. De kennelijke lichtzinnigheid waarmee de verdachte is overgegaan tot het gebruik van vuurwapens, ook op klaarlichte dag op de openbare weg, en het gebrek aan inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen, baren de rechtbank ernstige zorgen.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een semiautomatisch pistool, een vuurwapen en pepperspray. Het eerstgenoemde wapen heeft hij bij de twee schietpartijen gebruikt.
Het ongeoorloofd gebruik van vuurwapens zorgt jaarlijks voor vele slachtoffers, hetgeen ook in dit geval is gebleken. Met name gelet op het gevaarlijke karakter van feiten als deze, dient wapenbezit ontmoedigd te worden door het opleggen van een forse straf.
Uittreksel Justitiële Documentatie
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 3 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor een geweldsdelict onherroepelijk is veroordeeld.
Deskundigenadviezen
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende over de persoon van de verdachte uitgebrachte rapporten.
Het psychiatrisch rapport Pro Justitia gedateerd 17 februari 2021, opgesteld en ondertekend door G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater. Dit rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Gesproken kan worden dat onderzochte lijdende is aan een psychische stoornis. Zijn gebrekkige sturingsmogelijkheden, met gestoorde emotieregulatie, staan op de voorgrond, zich onder meer uitend in het impulsief antisociaal gedrag. Er is tevens sprake van een gemankeerde sociale en morele ontwikkeling. Het totaalbeeld dat uit het onderhavige psychiatrische onderzoek naar voren komt is dat van een emotioneel instabiele en gebrekkig autonome jongeman met een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken en met een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis op basis van een onveilige en deficiënte opvoed- en leefomgeving. Hiermee samenhangend vertoont hij impulsief agressief antisociaal gedrag. Gelet op het chronische karakter van voornoemde psychische stoornis, was hiervan sprake ten tijde van het tenlastegelegde.
De psychische stoornis heeft bij bewezenverklaring in belangrijke mate geleid tot het tenlastegelegde; onderzochte had zoals gezegd onvoldoende keuzemogelijkheden om anders te handelen, ondanks het gegeven dat hij een vuurwapen meenam. Zijn oordeel- en kritiekfuncties en zijn morele ontwikkeling worden immers als beperkt verondersteld. Geadviseerd wordt om onderzochte het tenlastegelegde, naar inzicht van rapporteur en indien al of niet volledig bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen. Dit is van toepassing op het bekennende deel van het tenlastegelegde. Met betrekking tot het ontkennende deel kan geen uitspraak worden gedaan.
De prognose met betrekking tot de verdere persoonlijkheidsontwikkeling is in het verlengde van voorgaande en bij onveranderde omstandigheden en zonder een behandel- en begeleidingstraject niet gunstig. Zijn beperkte copingvaardigheden met stress en zijn (reactief) agressieimpulsregulatieproblemen verhogen het recidiverisico op gewelddadig gedrag en zullen moeten worden behandeld.
Bij een afweging van risicofactoren én beschermende factoren, wordt het recidiverisico bij onveranderde omstandigheden hoog geschat.
Gelet op de psychische stoornis die eerst behandeld zou moeten worden, is het zeer onwenselijk dat onderzochte zonder behandeling weer naar buiten gaat. Dit laatste ook in samenhang met het hoge recidivegevaar. Behandeling in een voorwaardelijk strafrechtelijk kader is, in het verlengde van voorgaande, daarom naar inzicht van rapporteur niet haalbaar. Langdurige behandeling van de onderhavige psychische stoornis (zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling met psychotrauma's) is derhalve slechts mogelijk binnen een gedwongen opgelegd en gesloten kader met een hoog beveiligingsniveau. De behandeling dient daarbij langdurig te zijn, minimaal meerdere jaren. Het kader van de tbs met verpleging komt hiervoor het beste in aanmerking. Binnen het kader van beveiliging en behandeling kan te zijner tijd, onder andere door middel van (gecontroleerde) verloven in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), gewerkt worden aan een uiteindelijk veilig en verantwoord verblijf buiten het FPC.
Bepalend voor deze keuze voor het adviseren van de tbs met verpleging zijn aldus de ernst van het delictgedrag (het tenlastegelegde bij bewezenverklaring), de psychische stoornis (borderline), persoonlijkheidsstoornis en het hoge recidivegevaar. Een tbs met voorwaarden komt daarom niet in aanmerking. Onderzochte zal zich naar verwachting onttrekken aan behandeling, vanuit zijn stoornis is hij impulsief agressief en het recidivegevaar kan niet afdoende worden afgewend door bijvoorbeeld het stellen van voorwaarden, zeker niet op de korte termijn. Probleeminzicht ontbreekt en bereidheid tot behandeling is niet bij onderzochte aanwezig. Protectieve factoren zijn ten slotte eveneens niet aanwezig. Onderzochte heeft een belast omgevingskader en hij maakt bijvoorbeeld geen deel uit van een pro sociale groep.
Geadviseerd wordt om onderzochte een tbs met verpleging op te leggen.
Het psychologisch rapport Pro Justitia gedateerd 22 februari 2021, opgesteld en ondertekend door R.M.C. Hoogstraten, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Er is sprake van een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressor-gerelateerde stoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken bij een inmiddels 23-jarige adolescent die opgegroeid is in een onveilige en instabiele opvoedingssituatie waarbij er sprake was van ouderlijke relatieproblemen die een negatieve invloed op betrokkene hebben gehad (en nog steeds een rol spelen) en waarbij er door een ander familielid (oom) gedurende de ontwikkeling van betrokkene ernstige bedreigingen door de oom naar betrokkene en zijn moeder hebben plaatsgevonden. De stoornissen waren aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten, indien dit bewezen kan worden verklaard.
Parketnummer 15/075588-20(de rechtbank begrijpt: 15/025514-20)
Indien de opzetheling bewezen wordt verklaard dan is het advies om betrokkene volledig toe te rekenen.
Parketnummer 15/25514-20(de rechtbank begrijpt: 15/075588-20)
Ten aanzien de beschieting van [slachtoffer 2] . (zaak 2), d.d. 15 maart 2021.
Ten tijde van het plegen van dit tenlastegelegde feit, indien bewezen verklaard, is er sprake van een verstoorde agressie- en emotieproblematiek. Betrokkene handelt direct en buiten proporties door met een wapen op straat en op klaarlichte dag op de aangever te schieten om hem bang te maken. Hij overziet op dat moment de gevolgen van zijn gedrag onvoldoende, reageert vanuit agressie en emotie, handelt antisociaal door een wapen te trekken en te schieten en hij redeneert dat [slachtoffer 2] . dit zelf schuld is geweest, hetgeen duidt op een lacunaire gewetensvorming. Deze kenmerken zijn passend in de andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en borderline trekken. Vanwege de doorwerking van genoemde stoornissen op het gedrag van betrokkene is het advies om dit in verminderde mate toe te rekenen.
Ten aanzien van de beschieting tijdens de cocaïnedeal d.d. 21 maart 2021.
De andere gespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis is van invloed geweest op de reactie van betrokkene aangezien hij eerder werd beschoten en waar hij blijvend letsel opliep en hij reageerde vanuit angst om dood te gaan.
Het advies is om dit gedeelte van het tenlastegelegde feit (poging doodslag) betrokkene in verminderde mate toe te rekenen. Het gegeven dat betrokkene een cocaïnedeal sloot met de aangever, dat hij dit organiseerde en dat hij met een wapen
naar de afspraak toeging kan hem worden toegerekend. Het is onderdeel van antisociaal gedrag waarbij het uitgangspunt financieel belang is geweest en het plan vooropgezet is waarbij het geweten lacunair is en bestaat uit het maken van moreel onjuiste keuzes.
Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Betrokkene heeft een beperkt inzicht en reflectievermogen. De emotie- en agressieregulatie verloopt verstoord. Er is sprake van een lacunair geweten en betrokkene maakt moreel onjuiste morele keuzes in het belang van zichzelf en onder druk van zijn financiële omstandigheden. Daarbij is betrokkene getraumatiseerd door zijn geschiedenis en hij is geneigd om extra alert, gespannen en direct te reageren zonder na te denken over de gevolgen van zijn gedrag.
Het advies is om betrokkene te behandelen binnen een klinische setting in het kader van een tbs met verpleging vanwege de hoge recidivekans, het beperkte inzicht van betrokkene, de verstoorde emotie- en agressieregulatie en doordat betrokkene niet intrinsiek is gemotiveerd voor behandeling.
Het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport gedateerd 8 april 2021 van
[reclasseringswerker] ,als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Dit advies houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Betrokkene leeft in een milieu waarin een machtspositie belangrijk is en waargeweld niet geschuwd wordt. Door zijn steeds groter wordende financiële problemen raakte hij dieper in de problemen en probeerde hij snel geld te verdienen in het criminele circuit. Betrokkene lijkt berekenend te handelen. Hij weet dat zijn acties strafbaar en fout zijn, maar dit hield hem niet tegen. De voorgeschiedenis van betrokkene zoals de bedreigingen en mishandelingen in het gezin en door familieleden (de instabiele opvoedingssituatie) hebben betrokkene gevormd. Er zijn aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek. Betrokkene wil niet meewerken aan behandeling. Er is sprake van een hoog recidiverisico en geen stabiele beschermende factoren. Vanuit de Pro Justitia rapporteurs is er een tbs-maatregel met dwangverpleging geadviseerd. Vanuit de reclassering worden er ook geenmogelijkheden gezien.Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.Het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog
Het advies is conform het advies van de NIFP-rapporteurs om de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Wij adviseren negatief over een tbs met voorwaarden. Wij zien geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te beïnvloeden. Wij schatten op basis van het hoge recidiverisico, de criminogene factoren, de persoonlijkheidsproblematiek in combinatie met het traumatische verleden en het criminele milieu waarin betrokkene verkeerde, dat hij zich niet aan de voorwaarden zal kunnen conformeren en voorwaarden zal schenden. Betrokkene geeft zelf ook aan niet mee te willen werken aan behandeling en of opname in een klinische setting. Daarnaast ontbreekt het betrokkene aan ziektebesef- en inzicht,(de rechtbank begrijpt: is sprake van)
instabiliteit op de leefgebieden alsmede het ontbreken van beschermde factoren. Op basis van bovenstaande achten wij een tbs met voorwaarden als ontoereikend voor het bestendigen(de rechtbank begrijpt: doen afnemen)
van het hoge recidiverisico alsmede het ondervangen en het waarborgen van het risicomanagement gezien de opstelling van betrokkene in deze.
De rechtbank kan zich met de conclusies van de deskundigen verenigen en neemt deze over. De rechtbank beschouwt de verdachte bij de in de zaak met parketnummer 15/075588-20 onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar.
Sanctie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De duur van de straf is korter dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank de verdachte – anders dan door de officier van justitie gerekwireerd – vrijspreekt van de in de zaak met parketnummer 15/075588-20 onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de in de zaak met parketnummer 15/025514-20 onder 1 primair ten laste gelegde inbraak.
Maatregel
De rechtbank is – gelet op voornoemde rapporten – van oordeel dat de terbeschikkingstelling van de verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door de verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot doodslag, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.