ECLI:NL:RBNHO:2021:6280

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
8945891 / EJ VERZ 20-451 en 8946499 / EJ VERZ 20-452
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitdelingslijst in nalatenschap met betrekking tot erfgenamen en vereffenaar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in twee verzoeken tot verzet tegen de uitdelingslijst van de nalatenschap van een overleden persoon. De verzoeksters, die beiden aanspraak maken op een deel van de nalatenschap, hebben verzet aangetekend tegen de uitdelingslijst die door de vereffenaar, mr. C.H. Hartsuiker, was opgesteld. De verzoeksters betogen dat hun vorderingen voorrang hebben en dat de bedragen op de uitdelingslijst niet in verhouding staan tot hun daadwerkelijke claims. De kantonrechter heeft de argumenten van de verzoeksters niet gevolgd en geoordeeld dat de vorderingen van de verzoeksters en de andere belanghebbenden dezelfde rangorde hebben, waardoor er geen sprake is van voorrang. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van de verzoeksters terecht zijn opgenomen op de uitdelingslijst en dat de uitdelingslijst alleen op het punt van het salaris van de vereffenaar moest worden aangepast. De kantonrechter heeft het verzet in beide zaken ongegrond verklaard en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
zaaknummers / rolnummers: 8945891 / EJ VERZ 20-451 en 8946499 / EJ VERZ 20-452
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Beschikking van de kantonrechter:
in de zaak 8945891 / EJ VERZ 20-451 van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
hierna: [verzoekster] ,
tegen
MR. C.H. HARTSUIKER,
in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [erflater] ,
kantoorhoudende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
verweerder,
hierna: Hartsuiker,
en in de zaak 8946499 / EJ VERZ 20-452 van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
hierna: [verzoeker]
gemachtigde: mr. W.L.J. van Winden
tegen
MR. C.H. HARTSUIKER,
in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [erflater] ,
kantoorhoudende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
verweerder,
hierna: Hartsuiker,
Belanghebbenden in de twee zaken zijn:

1.[belanghebbende 1] ,

hierna: [belanghebbende 1] ,
2.
[belanghebbende 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna: [belanghebbende 2] ,
gemachtigde: [xxx] (zoon van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ).
in beide zaken gaat het om
de nalatenschap van [erflater] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en overleden op [datum]
laatstelijk gewoond hebbende te [plaats]
hierna: erflater.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] is bij brief van 15 december 2020 in verzet gekomen (ex artikel 4:218 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW)) tegen de uitdelingslijst inzake de nalatenschap van erflater. [verzoeker] is bij brief van 21 december 2020 in verzet gekomen tegen de uitdelingslijst
1.2.
Hartsuiker, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] hebben in beide zaken een verweerschrift ingediend.
1.3.
Op 9 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.4.
[verzoekster] en [xxx] hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.5.
Ten slotte is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op 2 februari 1997 is de moeder van [verzoekster] , mevrouw [yyy] , overleden. Zij was destijds gehuwd met erflater. Erflater is overleden in 2015 en is (onder andere) de vader van [verzoeker] en [belanghebbende 1] . [belanghebbende 1] is enig erfgenaam van erflater. [belanghebbende 1] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. [verzoeker] heeft aanspraak gemaakt op haar legitieme portie.
2.2.
Bij beschikking van 24 oktober 2019 van de rechtbank Noord-Holland is Hartsuiker benoemd tot (opvolgend) vereffenaar.
2.3.
Op 1 december 2020 heeft Hartsuiker de uitdelingslijst en rekening en verantwoording ter inzage gelegd bij de kantonrechter. Op deze uitdelingslijst staan bij de schulden van de nalatenschap twee vorderingen: één vordering van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] voor een totaalbedrag van € 28.732,74 en één vordering van [verzoekster] voor een totaalbedrag van € 44.131,11. Op grond van de uitdelingslijst zou een percentage van 14,85% van deze vorderingen betaald kunnen worden.
2.4.
[verzoekster] en [verzoeker] hebben bezwaren tegen de door Hartsuiker neergelegde uitdelingslijst.

3.De verzoeken

[verzoekster]
3.1.
stelt dat zij enig erfgenaam is van haar moeder (mevrouw [yyy] ) en dat haar vordering daardoor voorrang heeft ten opzichte van de vordering van [belanghebbende 1] . Ook stelt zij dat het uit te betalen bedrag op de uitdelingslijst (€ 6.553,56) niet in verhouding staat tot haar daadwerkelijke claim (€ 44.131,11). Ten slotte stelt zij dat haar vordering door [belanghebbende 1] betaald moet worden, omdat [belanghebbende 1] de nalatenschap zuiver heeft aanvaard.
[verzoeker]
3.2.
[verzoeker] stelt dat de volgende punten voor een onjuist bedrag (punt 1), onterecht (punten 2 t/m 5) dan wel onterecht niet (punt 6) op de uitdelingslijst zijn opgenomen:
Waarde onroerende zaak;
Vordering [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ;
Vordering [verzoekster] ;
Salaris vereffenaar;
Erfbelasting;
Schenkingen.

4.De beoordeling

in de zaak 8945891 / EJ VERZ 20-451 ( [verzoekster] )
4.1.
De kantonrechter volgt [verzoekster] niet in haar standpunt dat zij voorrang heeft omdat zij enig erfgenaam van haar moeder is. [verzoekster] heeft namelijk een concurrente vordering op de nalatenschap van erflater conform artikel 4:7 aanhef sub a BW. De andere vordering (van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ) op de nalatenschap is ook een concurrente vordering in de zin van dit artikel. Dat betekent dat de vorderingen dezelfde rangorde hebben en geen sprake is van voorrang.
4.2.
[verzoeker] en [belanghebbende 1] hebben aangevoerd dat de vordering van [verzoekster] al betaald is en dus niet op de uitdelingslijst opgenomen moet worden. Dit is een bevrijdend verweer en de bewijslast daarvan rust op hen. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] en [belanghebbende 1] onvoldoende hebben aangevoerd om te voldoen aan deze bewijslast.
[verzoeker] en [belanghebbende 1] hebben aangevoerd dat erflater in 1997 na de verkoop van een caravan een bedrag aan [verzoekster] heeft betaald van 17.500 gulden. Ter zitting heeft [verzoekster] aangegeven dat ze weliswaar een bedrag van 8.825,- gulden heeft ontvangen, maar dat dit niet zag op betaling van haar vordering. Zij verwijst daarvoor naar het uittreksel boedelbeschrijving uit 1998 (onderdeel van bijlage 1 van het verweerschrift van Hartsuiker). De kantonrechter overweegt dat uit dit uittreksel boedelbeschrijving blijkt dat zijn verschenen mevrouw [zzz] , handelend als gevolmachtigde van erflater en [verzoekster] . De caravan staat echter niet in deze boedelbeschrijving opgenomen. Nergens blijkt dus uit dat de hiervoor genoemde betaling aan [verzoekster] zag op de betaling van haar vordering. De kantonrechter volgt dan ook het standpunt van [verzoekster] op dit punt. Dit betekent dat niet vast is komen te staan dat erflater een bedrag van 17.500,- heeft betaald aan [verzoekster] ter aflossing van (een deel van) haar vordering.
[verzoeker] en [belanghebbende 1] hebben ook aangevoerd dat aan [verzoekster] een bedrag van 11.904,- gulden is betaald per bankoverschrijving. Daarvoor verwijzen zij naar een bankafschrift uit 1998. [verzoekster] betwist dat deze betaling zag op de betaling van haar vordering op erflater. Volgens haar had dit betrekking op de verkoop van de caravan (8.825,- gulden) en kosten die zij betaald had met betrekking tot het overlijden van haar moeder (3.079,- gulden). De kantonrechter overweegt dat er geen omschrijving staat bij de betaling op het bankafschrift. Uit het bankafschrift blijkt dan ook niet of dit bedrag zag op de betaling van de vordering van [verzoekster] op erflater. De kantonrechter volgt [verzoekster] dan ook op dit punt.
Conclusie is dat niet is komen vast te staan dat de vordering van [verzoekster] voor het overlijden van erflater al (deels) betaald was. [verzoeker] en [belanghebbende 1] hebben daar geen bewijsstukken van overgelegd. De hoogte van de vordering van [verzoekster] is overigens niet betwist en staat dan ook juist opgenomen op de uitdelingslijst. Dit betekent dat de vordering van [verzoekster] terecht is opgenomen op uitdelingslijst.
4.3.
De stelling van [verzoekster] dat haar vordering (deels) betaald moet worden door [belanghebbende 1] , is geen onderwerp dat behandeld kan worden bij verzet tegen de uitdelingslijst. De uitdelingslijst ziet namelijk alleen op de vraag wat er betaald kan worden uit de nalatenschap.
in zaak 8946499 / EJ VERZ 20-452 ( [verzoeker] )
Waarde onroerende zaak € 315.000,-
4.4.
Volgens [verzoeker] moet de onroerende zaak voor een hoger bedrag (€ 430.000,-) op de uitdelingslijst opgenomen worden, dan wel moet een nieuwe taxatie worden uitgevoerd.
De kantonrechter is met Hartsuiker van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de taxatie die ten grondslag ligt aan de waarde zoals opgenomen op de uitdelingslijst zoals verricht door Bastiaan Makelaardij (bijlage 1 bij het verweerschrift van Hartsuiker). De door [verzoeker] overgelegde taxatie maakt dat niet anders, omdat dit slechts een geveltaxatie is. Bij die geveltaxatie kon de staat van de woning namelijk niet betrokken worden. Dat een meer uitgebreide taxatie in opdracht van [verzoeker] niet mogelijk was omdat [belanghebbende 1] dat niet toestond (zoals [verzoeker] stelt), is een onvoldoende concreet argument om het standpunt te volgen dat daarom de andere, eerste taxatie van Bastiaan Makelaardij, niet betrouwbaar is. [verzoeker] heeft dit standpunt ook niet verder onderbouwd. Ook de hoogte van de WOZ-waarde maakt het voorgaande niet anders, omdat ook hierbij geen rekening wordt gehouden met de staat van de woning. Er zijn dus onvoldoende concrete omstandigheden om aan taxatie te twijfelen die ten grondslag ligt aan de waarde van de onroerende zaak op de uitdelingslijst. Dit betekent dat de waarde zoals opgenomen op de uitdelingslijst, wordt gehandhaafd.
Vordering [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] € 328.732,74
4.5.
Volgens [verzoeker] moet deze vordering buiten beschouwing blijven, omdat de juistheid van de vordering niet is vast te stellen en de werkzaamheden die tegenover deze vordering stonden niet door [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] (in persoon) zijn uitgevoerd.
De kantonrechter overweegt dat de vordering van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] is onderbouwd met een overeenkomst uit 2005 en afrekeningen van 2006 en 2007. Deze overeenkomst en afrekeningen zijn voorzien van handtekeningen (van o.a. erflater) die niet zijn betwist. Ook is niet betwist dat de overeenkomst tot stand is gekomen. De overeenkomst en afrekeningen hebben dwingende bewijskracht tussen de daarbij betrokken partijen. [verzoeker] heeft gesteld dat er niet zoveel werk kon worden en is besteed zoals op de urenstaten is opgenomen. Zij heeft echter geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan de overeenkomst vernietigd zou moeten worden. Dat [verzoeker] vraagtekens heeft bij het aantal gewerkte uren en het feit dat er ook andere hulpverleners waren die werkzaamheden verricht voor erflater, is onvoldoende onderbouwing van haar stelling zodat zij niet tot het leveren van tegenbewijs wordt toegelaten. Dit betekent dat ook deze vordering terecht op de uitdelingslijst staat.
Vordering [verzoekster] € 44.131,11
4.6.
Volgens [verzoeker] moet eerst komen vast te staan of deze vordering al dan niet al aan [verzoekster] betaald is door erflater. De kantonrechter is van oordeel dat deze vordering terecht op de uitdelingslijst staat, omdat deze vordering hierboven (zie 4.2) is komen vast te staan.
Salaris vereffenaar € 9.144,-
4.7.
[verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het salaris van de vereffenaar, omdat onvoldoende duidelijk is welke werkzaamheden zijn verricht en het bedrag buitensporig hoog is.
Zoals ter zitting door de kantonrechter aangegeven, is het salaris van Hartsuiker conform de geldende Recofa-richtlijnen in rekening gebracht. Het aantal uren is onder andere redelijk omdat het geen eenvoudige vereffening betreft. De kantonrechter volgt [verzoeker] dan ook niet in haar bezwaren. Het (voorschot op het) salaris is vastgesteld bij beschikking 28 april 2021 en moet voor het bedrag zoals genoemd in die beschikking worden opgenomen op de uitdelingslijst (€ 13.423,10 inclusief btw). Dit betekent dat de uitdelingslijst op dit punt aangepast moet worden.
Erfbelasting € 6.364,-
4.8.
Volgens [verzoeker] moet de aanslag erfbelasting komen te vervallen, omdat de nalatenschap waarschijnlijk negatief is.
De kantonrechter overweegt dat vaststaat dat de aanslag erfbelasting definitief is vastgesteld op € 6.364,-. Dit is een schuld in de zin van artikel 4:7 lid 1 aanhef sub e BW. Dit betekent dat de schuld op de uitdelingslijst moet worden opgenomen.
Schenkingen
4.9.
[verzoeker] heeft gesteld dat zij informatie nodig heeft om te onderzoeken of er schenkingen zijn gedaan. Zij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de hypotheek van erflater is opgehoogd in de periode 2003-2009. Daarvan is echter niet gebleken uit stukken. Ook is niet gebleken dat als de hypotheek al verhoogd zou zijn, het bedrag van de verhoging geschonken zou zijn en zo ja aan wie. Dit standpunt is dus onvoldoende concreet gemaakt. Ook het standpunt van [verzoeker] dat in 2005 € 15.000,- op de bankrekening van erflater stond en dat dit er 10 jaar later (op datum overlijden) onterecht niet meer op stond, is op zichzelf - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - onvoldoende om tot het oordeel te komen dat sprake is geweest van schenkingen. Hartsuiker heeft ter zitting verklaard dat uit de bankafschriften van de laatste vijf jaar (meer is niet beschikbaar) geen schenkingen zijn gebleken. Er is dus te weinig concreet gesteld om ervan uit te gaan dat er schenkingen zijn geweest die betrokken moeten worden bij de afwikkeling van de nalatenschap.
in beide zaken
4.10.
Dat wat hierboven staat betekent dat de uitdelingslijst alleen aangepast moet worden op het punt van het salaris van de vereffenaar. Ter zitting is namelijk komen vast te staan dat dit salaris op grond van genoemde beschikking € 13.423,10 inclusief btw bedraagt (in plaats van € 9.144,-).
4.11.
De bedragen die naar rato van de grootte van de twee vorderingen (van enerzijds [verzoekster] en anderzijds [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ) zijn opgenomen op de uitdelingslijst, zijn van gelijke rangorde conform artikel 4:7 aanhef sub a BW. Dit betekent dat op beide vorderingen een gelijk percentage moet worden betaald uit de beschikbare activa van de nalatenschap.
4.12.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzet in beide zaken ongegrond zal verklaren.
4.13.
In de tussen partijen bestaande familierechtelijke relatie, ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaken 8945891 / EJ VERZ 20-451 en 8946499 / EJ VERZ 20-452:
5.1.
verklaart het verzet ongegrond;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter