ECLI:NL:RBNHO:2021:6206

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
9228763
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren en verstoring arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen 4Some Technisch Beheer B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werkgever, 4Some, had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de door de werkgever aangevoerde redenen niet voldoende onderbouwd waren. De kantonrechter oordeelde dat het gestelde disfunctioneren en de verstoring van de arbeidsverhouding niet konden leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Bovendien was er geen deskundigenverklaring overgelegd die de claims van de werkgever ondersteunde. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer, ondanks de problemen, voldoende had meegewerkt aan zijn re-integratie en dat de werkgever onvoldoende had gedaan om de arbeidsrelatie te verbeteren. Het verzoek van de werknemer om betaling van loon over een bepaalde periode werd ook afgewezen, omdat de werkgever een loonsanctie had opgelegd die gerechtvaardigd was. De proceskosten werden toegewezen aan de werkgever, omdat deze ongelijk kreeg in zijn verzoek tot ontbinding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 9228763 \ EJ VERZ 21-157
Uitspraakdatum: 3 augustus 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
4Some Technisch Beheer B.V.
gevestigd te IJsselstein
verzoekende partij
verder te noemen: 4Some
gemachtigde: mr. T.J. Roest Crollius
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. T.M. Melissen
Samenvatting van de zaak en de uitspraak
Deze zaak gaat over een verzoek van een werkgever om de arbeidsovereenkomst met een werknemer te ontbinden. De kantonrechter beslist dat het verzoek moet worden afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het door de werkgever gestelde disfunctioneren van de werknemer en een verstoring van de arbeidsverhouding in dit geval geen ontbinding rechtvaardigen. Ook verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer of een combinatie van omstandigheden is geen reden voor ontbinding. Het tegenverzoek van de werknemer om de werkgever te veroordelen tot betaling van twee weken loon wordt ook afgewezen. De werkgever hoefde over die twee weken geen loon te betalen, omdat de werknemer in die periode onvoldoende heeft meegewerkt aan re-integratie.

1.Het procesverloop

1.1. 4
4Some heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 6 juli 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [verweerder] bij brief van 30 juni 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verweerder], geboren 29 juli 1973, is sinds 16 augustus 2010 in dienst bij 4Some. De functie van [verweerder] is Service Technicus met een salaris van € 3.721,00 bruto per maand.
2.2.
Vanaf eind 2019 heeft 4Some kritische opmerkingen gemaakt over het functioneren van [verweerder].
2.3.
[verweerder] is sinds 26 januari 2021 wegens ziekte ongeschikt voor het verrichten van zijn werkzaamheden. In het kader van re-integratie heeft [verweerder] na die datum nog wel gewerkt.
2.4.
In een brief van 12 februari 2021 is door 4Some aan [verweerder] een
“allerlaatste waarschuwing”gegeven wat betreft het onjuist invullen van werk- en reisuren.
2.5.
In een brief van 18 februari 2021 heeft 4Some meegedeeld dat zich verschillende incidenten hebben voorgedaan in de arbeidsverhouding en dat er mede gelet op het functioneren van [verweerder] bij 4Some behoefte bestaat aan mediation. 4Some heeft in die brief de verwachting uitgesproken dat een mediationtraject de communicatie zal vergemakkelijken en het functioneren van [verweerder] zal verbeteren. 4Some heeft de naam van een mediator genoemd en aangekondigd dat een mediationgesprek gepland zal worden.
2.6.
In berichten van de bedrijfsarts van 2 maart 2021 en 10 maart 2021 staat dat de bedrijfsarts het noodzakelijk vond om nadere gegevens te krijgen van de behandeld arts van [verweerder], maar dat [verweerder] nog geen toestemming wilde geven voor het opvragen van medische informatie bij de behandelend arts.
2.7.
Met een brief van 18 maart 2021 heeft 4Some aan [verweerder] laten weten dat met ingang van 8 maart 2021 de loonbetaling is gestopt, omdat [verweerder] niet heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. Daarbij is opgemerkt dat [verweerder] geen nadere informatie aan de bedrijfsarts wilde verstrekken over zijn medische behandeling. De brief is afgesloten met de opmerking:
“Echter, jij zult nu echt in beweging moeten komen”.
2.8.
Uit een bericht van de bedrijfsarts van 25 maart 2021 blijkt dat [verweerder] op 22 maart 2021 een brief van zijn behandelend arts aan de bedrijfsarts heeft gegeven. Gelet op die gegevens heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [verweerder] zijn eigen werk niet kan verrichten, ook niet op 2 maart 2021.
2.9.
De loonbetaling is door 4Some hervat op 22 maart 2021.
2.10.
De advocaat van 4Some heeft in een brief van 18 mei 2021 onder meer het volgende aan [verweerder] geschreven:
“Aanvankelijk heeft cliënte nog voor ogen gestaan om in een mediationtraject te trachten de verhoudingen te normaliseren. Cliënte heeft u ook een aanbod tot mediation gedaan. Echter, voordat dat mediationtraject goed en wel op gang kon komen, werd de verstoorde arbeidsrelatie nog weer eens bevestigd door uw opstelling met betrekking tot de re-integratie en de beoordeling van de bedrijfsarts. U weigerde daaraan mee te werken en cliënte heeft zelfs een loonsanctie doorgevoerd om er uiteindelijk voor te zorgen dat de bedrijfsarts voldoende geïnformeerd werd over uw medische situatie en een oordeel kon geven over uw arbeidsgeschiktheid. Die opstelling heeft er bij cliënte toe geleid dat een herstel van vertrouwen een onbereikbaar doel betreft, ook niet na mediation en om die reden heeft cliënte geen uitvoering gegeven aan de eerder voorgestelde mediation. Cliënte wenst op korte termijn tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen.”

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1. 4
4Some verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege – kort gezegd – disfunctioneren, een verstoorde arbeidsverhouding dan wel een combinatie van omstandigheden die zodanig is dat van 4Some redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. 4Some heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat is gebleken dat [verweerder] herhaaldelijk tekortschiet in zijn functie en dat een verbetertraject niet tot resultaat heeft geleid. De houding en het gedrag van [verweerder] heeft er volgens 4Some ook voor gezorgd dat de arbeidsrelatie duurzaam en onherstelbaar is verstoord.
3.2.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Daartoe is – samengevat – aangevoerd dat niet is gebleken en ook onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van disfunctioneren, terwijl er ook geen gelegenheid tot verbetering is geboden. Ook een verstoorde arbeidsverhouding doet zich volgens [verweerder] niet voor en hij meent dat 4Some in ieder geval onvoldoende heeft gedaan om een eventuele verstoring op te lossen. Verder wijst [verweerder] erop dat het opzegverbod tijdens ziekte in de weg staat aan ontbinding. [verweerder] verzoekt om 4Some te veroordelen tot betaling van loon en in geval van ontbinding tot betaling van onder meer een transitievergoeding.

4.De beoordeling

het verzoek

4.1.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat daaronder moet worden verstaan (artikel 7:669 lid 3 BW). Een redelijke grond kan onder meer zijn gelegen in – kort gezegd – disfunctioneren, verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen redelijke grond voor ontbinding. Het verzoek moet daarom worden afgewezen. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
4.4.
Het door 4Some gestelde disfunctioneren van [verweerder] en de gestelde verstoring van de arbeidsverhouding kunnen geen grond voor ontbinding opleveren. Uit eerdergenoemde brief van 4Some van 18 februari 2021 blijkt dat disfunctioneren en een verstoring van de arbeidsverhouding op dat moment geen reden waren voor 4Some om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Integendeel, 4Some stelde in die brief immers voor om een mediationtraject te starten en zij sprak de verwachting uit dat dit zou leiden tot een verbetering van de communicatie en het functioneren van [verweerder]. Voor zover er sprake is van disfunctioneren en een verstoring van de arbeidsverhouding kan van 4Some dus redelijkerwijs gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en ging zij daar zelf blijkens haar brief van 18 februari 2021 ook vanuit.
4.5.
De enige kenbare en relevante omstandigheid die zich daarna nog heeft voorgedaan, is het opleggen van de loonsanctie door 4Some, zoals vermeld in de brief van 18 maart 2021, op de grond dat [verweerder] niet had meegewerkt aan zijn re-integratie. Maar die enkele omstandigheid kan niet meebrengen dat daardoor wel een ontbinding wegens disfunctioneren of een verstoorde arbeidsverhouding gerechtvaardigd is. Dit incident staat in beginsel los van het gestelde disfunctioneren en de verstoring van de arbeidsverhouding, maar legt op zichzelf ook te weinig gewicht in de schaal voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Bovendien is van belang dat 4Some haar brief van 18 maart 2021 heeft afgesloten met de opmerking dat [verweerder]
“in beweging”moet komen en dat [verweerder] dat binnen vier dagen daarna ook heeft gedaan. Uit een bericht van de bedrijfsarts van 25 maart 2021 blijkt immers dat [verweerder] op 22 maart 2021 een brief van zijn behandelend arts aan de bedrijfsarts heeft gegeven. Het is dus 4Some zelf geweest die [verweerder] met haar brief van 18 maart 2021 nog de gelegenheid heeft gegeven om aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen en daaraan heeft [verweerder] gehoor gegeven. Dat incident kan dan vervolgens geen reden meer opleveren voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.6.
Gelet op het voorgaande en gezien de hiervoor genoemde brief van 18 mei 2021 van de advocaat van 4Some moet de kantonrechter ook vaststellen dat de wens van 4Some om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen in feite niet is gelegen in disfunctioneren of een verstoring van de arbeidsverhouding, maar in het volgens 4Some verwijtbaar handelen van [verweerder] in verband met het niet nakomen van re-integratieverplichtingen. Uit die brief volgt immers dat de opstelling van [verweerder] met betrekking tot de re-integratie en zijn weigering om informatie te geven aan de bedrijfsarts de reden is geweest voor 4Some om het mediationtraject te staken en om de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen.
4.7.
Zoals volgt uit wat hiervoor is overwogen, is ook een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] niet gerechtvaardigd, omdat [verweerder] gehoor heeft gegeven aan de brief van 4Some van 18 maart 2021 en alsnog binnen vier dagen daarna medische gegevens heeft verstrekt aan de bedrijfsarts. Van een herhaald of structureel weigeren om mee te werken aan re-integratie is dus geen sprake. Daarbij komt dat in geval van een verzoek om ontbinding wegens verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer, in verband met het zonder deugdelijke grond door de werknemer niet nakomen van re-integratieverplichtingen, het verzoek in ieder geval moet worden afgewezen indien de werkgever geen deskundigenverklaring van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft overgelegd (artikel 7:671b lid 5 BW). Er is door 4Some geen deskundigenverklaring overgelegd, zodat het verzoek ook op die grond moet worden afgewezen.
4.8.
Het verzoek van 4Some om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer gronden, moet eveneens worden afgewezen. Hiervoor is overwogen dat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet gerechtvaardigd is, niet wegens disfunctioneren en ook niet wegens een verstoorde arbeidsverhouding of verwijtbaar handelen of nalaten, en dat een voortzetting van het dienstverband in redelijkheid van 4Some gevergd kan worden. Daaruit en uit de aard van die overwegingen volgt al dat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een combinatie van omstandigheden niet gerechtvaardigd is. Ook het ontbreken van een deskundigenverklaring staat daaraan in de weg.
4.9.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van 4Some zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van 4Some, omdat het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen en zij ongelijk krijgt.
het tegenverzoek
4.11.
Op de verzoeken van [verweerder] voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, hoeft niet te worden beslist, omdat de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden. Het verzoek wat betreft het wijzigen van de registratie van verlofdagen vanaf 26 januari 2021 wordt afgewezen, omdat 4Some op de zitting voldoende heeft toegelicht dat dit op een administratieve vergissing berust die is gecorrigeerd.
4.12.
Ook het verzoek van [verweerder] om 4Some te veroordelen tot betaling van loon over de periode van 8 maart 2021 tot 22 maart 2021 wordt afgewezen. Het loon over die periode is niet betaald, omdat 4Some een loonsanctie heeft opgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht 4Some die loonsanctie opleggen, omdat [verweerder] zonder deugdelijke grond heeft geweigerd informatie te geven aan de bedrijfsarts (artikel 7:629 lid 3, onderdeel d, BW). Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die daarvoor wel een deugdelijke grond opleveren. Het verzoek van de bedrijfsarts om nadere informatie was ook redelijk, omdat die informatie nodig was om de geschiktheid van [verweerder] te beoordelen. [verweerder] heeft daarom geen recht op loon over de periode van 8 maart 2021 tot 22 maart 2021.
4.13.
De tegenverzoeken van [verweerder] worden dus afgewezen.
4.14.
Hoewel [verweerder] overwegend ongelijk krijgt, is er geen grond om [verweerder] te veroordelen in de proceskosten van 4Some. Het tegenverzoek van [verweerder] ziet met name op een vordering tot betaling van loon tijdens ziekte en terzake van zo’n vordering kan een werknemer slechts in de kosten van de werkgever worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht (artikel 7:629a lid 6 BW). Daarvan is geen sprake.

5.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
5.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
5.2.
veroordeelt 4Some tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] tot en met vandaag vaststelt op € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verweerder];
5.3.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
het tegenverzoek
5.4.
wijst het verzoek af;
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter