ECLI:NL:RBNHO:2021:6169
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet van een psychiatrisch verpleegkundige wegens grensoverschrijdend gedrag met een cliënt
In deze zaak heeft de kantonrechter geoordeeld over de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet van een psychiatrisch verpleegkundige, [verzoekster], door Stichting GGZ Noord-Holland-Noord (GGZ). [Verzoekster] was sinds 1 juli 2001 in dienst bij GGZ en werd op 11 februari 2021 op non-actief gesteld na een melding dat zij een persoonlijke relatie had met een oud-cliënt. Na een extern onderzoek, dat op 18 maart 2021 werd afgerond, heeft GGZ op 23 maart 2021 het ontslag op staande voet aan [verzoekster] meegedeeld, wat op 24 maart schriftelijk werd bevestigd.
[Verzoekster] heeft verzocht om te verklaren dat het ontslag onterecht was, omdat er volgens haar geen dringende reden was voor ontslag op staande voet. GGZ verweerde zich door te stellen dat er sprake was van onaanvaardbaar grensoverschrijdend gedrag, wat het ontslag rechtvaardigde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoekster] tijdens de afkoelperiode van twee jaar na de behandelrelatie met de cliënt, een seksuele relatie is aangegaan, wat in strijd is met de Gedragscode GGZ NHN en de Nationale Beroepscode van Verpleegkundigen.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat GGZ onverwijld heeft gehandeld en de dringende reden tijdig heeft meegedeeld. De kantonrechter wees het verzoek van [verzoekster] af en oordeelde dat er geen recht op schadevergoeding of transitievergoeding was, gezien de ernst van het handelen van [verzoekster]. De proceskosten werden aan [verzoekster] opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in de procedure.