In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een adoptieprocedure waarbij de stiefouder van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2], verzocht om adoptie. De biologische vader is negen jaar geleden uit het leven van de kinderen verdwenen en heeft sindsdien geen contact meer gehad, ondanks herhaalde pogingen van de moeder om hem te bereiken. De stiefouder, verzoeker, heeft samen met de moeder jarenlang voor de kinderen gezorgd en er is een sterke gezinsband ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarigen is, gezien de langdurige afwezigheid van de vader en de zorg die de stiefouder en de moeder voor de kinderen hebben geboden.
De procedure begon met een verzoekschrift van de stiefouder, ingediend op 26 mei 2020. De behandeling vond plaats op 12 juli 2021, waarbij de vader niet verscheen en de moeder wegens ziekte afwezig was. De minderjarige [kind 1] heeft op 9 juli 2021 haar instemming met de adoptie kenbaar gemaakt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzoek gedaan en geadviseerd de adoptie toe te wijzen, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minderjarigen geen contact meer met hun biologische vader kunnen verwachten en dat de adoptie hen stabiliteit en een veilige thuisomgeving biedt.
De rechtbank heeft in haar beslissing ook opgemerkt dat er enige nieuwsgierigheid bij de minderjarigen naar hun biologische vader bestaat, maar dat verzoeker en de moeder zich bewust zijn van de behoefte van de kinderen aan informatie over hun vader. De adoptie is uitgesproken en de geslachtsnaam van de minderjarigen zal na de adoptie [achternaam moeder] zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden voor het instellen van hoger beroep.