ECLI:NL:RBNHO:2021:6130

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
15.105906.21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke overtreding van de Geneesmiddelenwet door het in voorraad hebben van ketamine zonder registratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk een hoeveelheid van 24,9 kilogram ketamine zonder registratie in voorraad had. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou zijn in de vervolging, omdat de aanhouding van de verdachte niet rechtmatig zou zijn geweest. De rechtbank oordeelde dat de verbalisanten bevoegd waren om het voertuig van de verdachte stil te houden en te doorzoeken, wat leidde tot de ontdekking van de verdovende middelen. De verdachte heeft verklaard dat hij voor het vervoer van het pakket was benaderd door een onbekende en dat hij dacht dat het om wietstekjes ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij iets illegaals vervoerde, en heeft hem schuldig bevonden aan de opzettelijke overtreding van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren. Tevens is de personenauto van de verdachte onttrokken aan het verkeer, omdat deze is gebruikt bij het strafbare feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.105906.21 (P)
Uitspraakdatum: 20 juli 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 juli 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.J.P. Liefting, advocaat te Mijdrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op omstreeks 16 april 2021 in de gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, zonder registratie een hoeveelheid van 24,9 kilogram (netto) ketamine, althans een hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad,

2.Voorvragen

Beroep op niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat de officier van justitie de verdachte ten onrechte heeft vervolgd, omdat de aanhouding niet rechtmatig is geweest. Er was geen aanleiding om zijn cliënt op te nemen in het ANPR systeem en op het vermoeden van de verbalisant dat hij aan het bellen was, is deze verbalisant later teruggekomen. De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman aldus, dat de raadsman stelt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit het onderliggende strafdossier blijkt dat verbalisanten op 16 april 2021 portofonisch horen dat er een ANPR hit is gegenereerd op de Rijksweg A9 van een voertuig voorzien van kenteken [kenteken] . Wanneer zij het voertuig in beeld krijgen, ontstaat het vermoeden dat de bestuurder een mobile telefoon in zijn hand houdt. Hierop wordt de verdachte stilgehouden. Als een van de verbalisanten rond de auto loopt, ziet hij indicaties van een verborgen ruimte waarna het voertuig wordt doorzocht. Na het aantreffen van vermoedelijk verdovende middelen, wordt de verdachte aangehouden.
Op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet waren de verbalisanten bevoegd om het voertuig stil te houden. Dat in het desbetreffende proces-verbaal gerelateerd staat dat de verbalisant niet honderd procent zeker wist dat de verdachte een mobile telefoon in zijn hand had, doet hier niet aan af. Gelet op de indicaties van een verborgen ruimte in het voertuig, waren de verbalisanten vervolgens op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering bevoegd om het voertuig te doorzoeken. De daarop volgende aanhouding na het aantreffen van vermoedelijk verdovende middelen, is rechtmatig geweest.
Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wordt reeds hierom verworpen.
Het Openbaar Ministerie is ook overigens ontvankelijk in de vervolging, de dagvaarding is geldig is, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Oordeel van de rechtbank
3.2.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.2.2
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij voor het vervoer van het pakket is benaderd door iemand die hij niet kent, dat hem een beloning van € 250,00 in het vooruitzicht was gesteld voor het vervoer en hij over de inhoud van het pakket verder geen vragen heeft gesteld. Verdachte dacht dat het wietstekjes betrof. Door opzettelijk over te gaan tot het vervoeren van een pakket, zonder zich er van te vergewissen wat hij precies zou moeten vervoeren, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij iets illegaals zou vervoeren. Die kans heeft zich hier gerealiseerd. Onder deze omstandigheden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de lading illegaal was.
3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 16 april 2021 in de gemeente Haarlemmermeer opzettelijk, zonder registratie een hoeveelheid van 24,9 kilogram (netto) ketamine, in voorraad heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de
Geneesmiddelenwet.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een
  • gevangenisstraf voor de duur van 41 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
  • taakstraf voor de duur van 40 dagen, subsidiair 20 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit – in geval van een bewezenverklaring – een geheel voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid ketamine in voorraad gehad, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. Artikel 38 lid 1 van de
Geneesmiddelenwet beoogt met name de volksgezondheid te beschermen en mede daarom de legale productieketen van geneesmiddelen te versterken. Tegen deze achtergrond beoordeelt de rechtbank de strafwaardigheid van het handelen van verdachte.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld voor een drugs gerelateerd delict. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 juni 2021 van
[reclasseringswerkster]als reclasseringswerkster verbonden aan
Reclassering Nederland.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank, naast voornoemde omstandigheden, aansluiting gezocht bij de straffen die doorgaans voor dit soort feiten worden opgelegd. Evenals de officier van justitie acht de rechtbank een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal echter in plaats van een voorwaardelijke vrijheidsstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, een werkstraf in voorwaardelijke vorm opleggen omdat de rechtbank van oordeel is dat deze combinatie van straffen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 40 uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat deze taakstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
6.4
Vermogensmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto (Omschrijving: 1253101, Grijs, merk: Opel), dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp is in strijd met de wet of het algemeen belang.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht;
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
38 van de Geneesmiddelenwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
11 dagen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
40 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 20 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 STK personenauto, (Omschrijving: 1253101, Grijs, merk: Opel)
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
M. Ramondt, voorzitter,
W.J. van Andel en P.H.B. Littooy, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2021.
Mr. Littooy is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.