ECLI:NL:RBNHO:2021:6127

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
15-231886-20 en 15-141395-19 (gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedenzaken wegens onvoldoende bewijs en steunbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in twee zedenzaken tegen een verdachte, waarbij hij werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn dochter en een andere minderjarige. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld, waarbij de verdachte werd aangeklaagd onder de parketnummers 15-231886-20 en 15-141395-19. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen van seksueel geweld, waaronder het binnendringen van de vagina van de slachtoffers en andere ontuchtige handelingen. Tijdens de zitting op 6 juli 2021 heeft de officier van justitie vrijspraak bepleit, verwijzend naar de beperkte betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers en het ontbreken van voldoende steunbewijs. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers, die op jonge leeftijd waren ten tijde van de vermeende misdragingen, onvoldoende steun vonden in ander bewijs. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken de verklaring van één getuige niet voldoende is om tot een veroordeling te komen zonder bijkomend bewijs. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15-231886-20 en 15-141395-19 (gevoegd) (P)
Uitspraakdatum: 20 juli 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 juli 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op de terechtzitting van 7 december 2020 gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.T. Pardaan, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 15-231886-20
Feit 1:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 23 november 2017 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer en/of te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer en/of te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2005), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en zijnde die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes dochter, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1]
, hebbende verdachte (telkens)
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht, en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht, en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes, penis tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht,
- getongzoend met die [slachtoffer 1] , en/of
- in de borsten van die [slachtoffer 1] geknepen en/of die borsten betast;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 23 november 2017 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer en/of te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer en/of in de te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte (telkens)
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast, en/of
- met zijn, verdachtes penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd, en/of
- heeft ge(tong)zoend met die [slachtoffer 1] , en/of
- in de borsten van die [slachtoffer 1] heeft geknepen en/of die borsten heeft betast;
Feit 2:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 november 2017 tot en met 14 januari 2020 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer en/of te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer en/of te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
in elk geval in Nederland, en/of in Italië ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , immers hebbende verdachte
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht, en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht, en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes, penis tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht,
- getongzoend met die [slachtoffer 1] , en/of
- in de borsten van die [slachtoffer 1] geknepen en/of die borsten betast;
Parketnummer 15-141395-19
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 oktober 2018 tot en met 28 oktober 2018 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het (telkens) duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 oktober 2018 tot en met 28 oktober 2018 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens) betasten van de naakte vagina van die [slachtoffer 2] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder parketnummers 15-231886-20 en 15-141395-19 ten laste gelegde feiten. Zij heeft hierbij gewezen op de inhoud van de rapportage van dr. Wolters omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en komt tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beperkt betrouwbaar zijn en niet dan wel onvoldoende ondersteund worden door ander (steun)bewijs in het dossier.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.3
Oordeel van de rechtbankNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummers 15-231886-20 en 15-141395-19 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt bij de beoordeling het volgende voorop.
Zedenzaken worden in het algemeen vaak gekenmerkt door het gegeven dat naast de verklaring van de aangever en de – ontkennende – verklaring van de verdachte weinig of geen ander bewijs voorhanden is. Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, maar er moet daarnaast voldoende steun zijn in ander bewijsmateriaal (steunbewijs). De vraag of aan het bewijs is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Parketnummer 15-231886-20
Op 15 januari 2020 heeft een informatief gesprek zeden plaatsgevonden met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005 (hierna: [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] heeft tijdens dit gesprek verklaard dat zij vanaf haar zesde à zevende jaar seksueel is misbruikt door haar vader. Naar aanleiding van dit gesprek is [slachtoffer 1] meerdere keren als getuige gehoord waarbij zij nader heeft verklaard over het misbruik.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend dat hij ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] gepleegd heeft.
De rechtbank is van oordeel dat met de verklaringen van [slachtoffer 1] ten aanzien van de aan de verdachte verweten ontuchtige handelingen terughoudend moet worden omgegaan. [slachtoffer 1] was ten tijde van haar verklaringen pas 14 jaar oud en zij heeft verklaard over een langdurige periode van misbruik waarin zij nog veel jonger was. Daarbij is opvallend dat [slachtoffer 1] weinig specifieke en contextuele details met betrekking tot het misbruik noemt in haar verklaringen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over de ten laste gelegde ontuchtige handelingen onvoldoende ondersteund worden door ander (steun)bewijs om te kunnen vaststellen dat de verdachte die handelingen heeft verricht. De verklaringen van getuigen aan wie [slachtoffer 1] een paar jaar na de ten laste gelegde periode over misbruik heeft verteld zijn, zonder samenhang met enig ander bewijsmiddel, daartoe ontoereikend.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Parketnummer 15-141395-19
Op 7 november 2018 heeft [moeder slachtoffer 2] aangifte gedaan van ontucht door de verdachte met haar dochter [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), geboren op [geboortedatum] 2008. Dit misbruik zou eind oktober 2018 hebben plaatsgevonden tijdens een lang weekend in de Efteling. [slachtoffer 2] verbleef daar samen met een vriend van haar moeder, de getuige [getuige] , en verdachte met zijn dochter in één kamer in een hotel van de Efteling. Na de aangifte is [slachtoffer 2] op 14 november 2018 in een kindvriendelijke studio verhoord waarbij zij heeft verklaard over de aan de verdachte ten laste gelegde ontuchtige handelingen.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend dat hij ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] gepleegd heeft.
De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de wijze waarop de onthulling van [slachtoffer 2] over de aan de verdachte verweten ontuchtige handelingen tot stand is gekomen – met de verklaring van [slachtoffer 2] terughoudend moet worden omgegaan.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] over de ten laste gelegde ontuchtige handelingen niet ondersteund wordt door ander (steun)bewijs om te kunnen vaststellen dat de verdachte die handelingen heeft verricht. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat voor grensoverschrijdend gedrag van de verdachte jegens [slachtoffer 2] – zo volgt uit de verklaring van de getuige [getuige] dat hij de verdachte ’s nachts, onder invloed van een extreme hoeveelheid alcohol, liggend met zijn knieën op de grond en met zijn bovenlijf over het dekbed waar [slachtoffer 2] onder lag met zijn hoofd op haar borst heeft aangetroffen – kunnen die aanwijzingen, mede gelet op de fysieke toestand waarin de verdachte verkeerde, niet als (steun)bewijs dienen voor de verweten gedragingen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is en dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partijen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 35.676,64 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 176,64 reiskosten) en immateriële (€ 35.500,-) schade die zij als gevolg van de onder parketnummer 15-231886-20 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 15-231886-20 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15-141395-19 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 15-141395-19 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de parketnummers 15-231886-20 en 15-141395-19 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. M. Ramondt en mr. P.H.B. Littooy, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2021.
mr. Littooy is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.