ECLI:NL:RBNHO:2021:6115

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
8244698 \ CV EXPL 19-19977
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door gewijzigde slottijden en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens de annulering van een vlucht van München naar Amsterdam op 26 september 2019. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder, Lufthansa, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde slottijden die door de luchtverkeersleiding waren opgelegd.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering uitsluitend het gevolg was van deze gewijzigde slottijden. De rechter stelde vast dat, hoewel de slottijden waren gewijzigd, niet was aangetoond dat de vlucht niet alsnog met vertraging had kunnen worden uitgevoerd. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet kon ontsnappen aan de compensatieplicht en dat het beroep op buitengewone omstandigheden niet slaagde.

De vordering van de passagier tot betaling van € 250,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De passagier had ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar deze werden afgewezen omdat niet was aangetoond dat de werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke incassohandelingen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, omdat de vervoerder grotendeels ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8244698 \ CV EXPL 19-19977
Uitspraakdatum: 14 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Vervolgens heeft de passagier nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van München (Duitsland) naar Amsterdam op 26 september 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagier is omgeboekt op een vlucht naar Amsterdam via Wenen (Oostenrijk).
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.3.
De vervoerder voert in dat verband aan dat de vlucht is geannuleerd, omdat de luchtverkeersleiding het oorspronkelijk slot van 11:45 UTC introk en een slot van 14:44 UTC, dus een slottijd van 179 minuten later, toekende. Om 12:14 UTC was het vooruitzicht – dat geen zekerheid bood – dat de vlucht om 14:44 UTC zou kunnen vertrekken, terwijl de schemavertrektijd 11:45 UTC was. De vervoerder besloot om 12:23 UTC de vlucht te annuleren. Het kan van de vervoerder in redelijkheid niet worden gevergd om gedurende vele uren het toestel en bemanning beschikbaar te – moeten – houden voor de uitvoering van de vlucht tot een door de luchtverkeersleiding nader te bepalen moment, aldus de vervoerder.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat de vlucht gewijzigde slottijden toegewezen heeft gekregen vanwege de weersomstandigheden te Amsterdam. De door de luchtverkeersleiding opgelegde slottijden kunnen gezien worden als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan een specifiek toestel op een specifieke dag in de zin van de Verordening, zodat deze een buitengewone omstandigheid kunnen opleveren. Onvoldoende is echter gebleken dat de vlucht vanwege de gewijzigde slottijden alleen kon worden geannuleerd en niet alsnog, zij het met vertraging, kon worden uitgevoerd. Volgens de vervoerder kon het in redelijkheid niet worden gevergd om het toestel en de bemanning zo lang “vast te houden” totdat de vlucht wellicht toch nog, met tijdverlies, zou kunnen worden uitgevoerd. Het was dan volgens de vervoerder niet zeker of en zo ja deze vluchten zouden kunnen worden uitgevoerd, terwijl in elk geval zeker was dat andere, door het vliegtuig uit te voeren vluchten dan ook met grote vertragingen zouden worden uitgevoerd. Niet uitgesloten is dat de luchtverkeersleiding na het opleggen van een slot met een later vertrektijd, een slot kan opleggen met een eerdere vertrektijd. Daar komt bij dat de vervoerder met de laatste opgelegde slottijd om 14:44 UTC mocht vertrekken en dat daardoor niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat hij met een vertraging van meer dan drie uur de eindbestemming zou bereiken. De vertraging veroorzaakt door de laatste opgelegde slottijd is immers minder dan drie uur. Wellicht heeft de vervoerder keuzes gemaakt die vanuit het oogpunt van de onderneming het meest gunstig waren, maar dit ontslaat de vervoerder niet van de verplichting om een gedupeerde passagier te compenseren. Het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet.
4.5.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 26 september 2019, tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 83,00;
salaris gemachtigde € 74,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter