ECLI:NL:RBNHO:2021:6047

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
15/810003-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en voortzetting van de tenuitvoerlegging

Op 22 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 15/810003-17, betreffende de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel voor de betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1985. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere vonnissen en rapportages, waaronder een vonnis van 20 april 2017 waarin de ISD-maatregel voorwaardelijk werd opgelegd, en een beslissing van 5 oktober 2020 waarin de tenuitvoerlegging van deze maatregel werd gelast. De betrokkene heeft op 26 april 2021 een verzoek ingediend voor een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel, dat door zijn raadsman, mr. J.H. van Dijk, is ingediend.

Tijdens de openbare terechtzitting op 8 juli 2021 zijn de betrokkene, zijn raadsman en de officier van justitie, mr. M.E. Grijsen, gehoord. De rechtbank heeft ook een casemanager als getuige gehoord. De rapportage van de inrichting, gedateerd 23 juni 2021, gaf aan dat de betrokkene in het kader van de ISD-maatregel op 28 oktober 2020 was geplaatst in de PI Alphen aan de Rijn en dat hij per 6 november 2020 naar de ISD-afdeling was doorgeplaatst. De rapportage concludeerde dat de kans op recidive hoog is, en dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is om de kans op recidive te verminderen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel moet worden voortgezet, omdat de betrokkene een ambulante behandeling moet ondergaan die gericht is op zijn problematiek. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsman om over zes maanden een tussentijdse beoordeling te bevelen afgewezen, omdat hiervoor geen rechtsgrond bestaat. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank achtte de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk.

Uitspraak

RECHTBANK noord-holland

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/810003-17
Uitspraakdatum: 22 juli 2021
BESLISSING ex artikel 6.6.14 van het Wetboek van Strafvorderingvan de rechtbank naar aanleiding van het verzoek namens de betrokkene:
[de betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
( [stichting] ),
op dit moment gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel).

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 20 april 2017 waarin aan de betrokkene voorwaardelijk de ISD-maatregel is opgelegd voor de duur van twee (2) jaren;
  • de beslissing na voorwaardelijke veroordeling van deze rechtbank van 5 oktober 2020 waarin de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is gelast;
  • het verzoek van de betrokkene tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel van 26 april 2021, ingediend door de raadsman van betrokkene, mr. J.H. van Dijk, advocaat te Haarlem;
  • de ingevolge artikel 6.6.14 van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte rapportage van 23 juni 2021, opgemaakt door [casemanager ISD] , onder verantwoordelijkheid van [naam] , vestigingsdirecteur (plv.) van de penitentiaire inrichting (PI) Alphen aan den Rijn, met daarbij als bijlage gevoegd een door de betrokkene ondertekend ‘Verblijfsplan ISD’, gedateerd 27 november 2020.
Tijdens de behandeling ter openbare terechtzitting van 8 juli 2021 zijn gehoord de betrokkene, zijn raadsman, mr. Van Dijk voornoemd, en de officier van justitie, mr. M.E. Grijsen.
Daarnaast is [casemanager ISD] voornoemd als getuige ter zitting gehoord.

2.Het standpunt van de inrichting

Uit de voornoemde rapportage van de inrichting van 23 juni 2021 volgt dat de betrokkene in het kader van de ISD-maatregel op 28 oktober 2020 is geplaatst in de PI Alphen aan de Rijn en dat hij per 6 november 2020 is doorgeplaatst naar de ISD-afdeling aldaar. Op 9 juni 2021 is de betrokkene extramuraal geplaatst bij [stichting] , begeleid wonen. Uit de rapportage volgt daarnaast dat, indien de ISD-maatregel wordt opgeheven, de kans op recidive als “hoog” wordt ingeschat, daar het behandeltraject nog niet is afgerond en de betrokkene nog geen woonruimte en inkomen heeft. Voortzetting van het traject is van belang om de kans op recidive te verminderen. Het beëindigen van de maatregel zal gezien het verleden leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Daarom is het advies voortzetting van de ISD-maatregel en het verder uitvoering geven aan het trajectplan ISD.
Ter terechtzitting heeft de getuige het advies uit de rapportage gehandhaafd. Ter aanvulling daarop heeft de getuige naar voren gebracht dat de betrokkene zich inmiddels tweemaal aan detentie (bij [stichting] ) heeft onttrokken, maar dat hij de betrokkene nog een tweede kans wil geven. [stichting] lijkt bereid de betrokkene terug te nemen in het traject voor begeleid wonen, maar daarover moeten nog afspraken worden gemaakt. De ambulante behandeling van de betrokkene, gericht op onder andere zijn verslavingsproblematiek en het omgaan met spanningen, kan dan op korte termijn aanvangen. Ook wordt de betrokkene aangemeld voor een dagbesteding. Het is van belang dat wordt voorkomen dat de betrokkene wederom de fout ingaat. De mogelijkheden van een enkelband en/of een locatiegebod worden daarom op dit moment nog onderzocht.

3.Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsman

De betrokkene heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het niet eens is met de inschatting
van het recidiverisico omdat hij zich niet langdurig aan detentie heeft onttrokken en zich steeds zelf weer bij de instanties heeft gemeld. Verder heeft de betrokkene verklaard dat hij teleurgesteld is over het verloop van de eerste acht maanden van het ISD-traject waarin er volgens hem te weinig is gebeurd. Wel is de betrokkene gemotiveerd voor het lopende traject, waaronder de voorgenomen ambulante behandeling.
De raadsman van de betrokkene heeft ter terechtzitting aangevoerd dat onttrekking aan de detentie mogelijk had kunnen worden voorkomen als terugvalpreventie was ingezet. De betrokkene werd in het ISD-traject niet goed ondersteund. De raadsman heeft zich positief uitgelaten over de terugkeer van de betrokkene naar het traject begeleid wonen van de [stichting] en de voorgenomen ambulante behandeling. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de ISD-maatregel voort te zetten en om daarnaast ambtshalve te bevelen dat over een half jaar wederom een tussentijdse beoordeling van de voorzetting van de ISD-maatregel zal plaatsvinden.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voortzetting van de ISD-maatregel nodig is. Anders dan de raadsman heeft de officier van justitie aangevoerd dat een nadere tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel over zes maanden, mede gelet op wat door de getuige naar voren is gebracht, niet nodig is. Er zijn immers reeds stappen gezet naar begeleid wonen bij [stichting] en het inzetten van de ambulante behandeling van de betrokkene. Daarnaast is het, gelet op de onttrekking van de betrokkene, nu aan hem om te laten zien dat hij is gemotiveerd het ISD-traject te doen slagen.

5.De beoordeling

De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel dient te worden voortgezet. De rechtbank acht het noodzakelijk de ISD-maatregel voort te zetten, zodat de betrokkene een ambulante behandeling toegespitst op zijn problematiek kan ondergaan, voordat hij zonder de structuur en de steun die hem vanuit de ISD-maatregel worden geboden in vrijheid kan worden gesteld. De rechtbank acht, mede gelet op het advies van de inrichting, de kans te groot dat de betrokkene terugvalt in zijn oude gedrag en strafbare feiten zal gaan plegen als de ISD-maatregel tussentijds zou worden beëindigd, wat zal leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. De betrokkene heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gemotiveerd is mee te werken aan de ambulante behandeling die naar verwachting op korte termijn zal aanvangen, zodat de rechtbank voortzetting van de ISD-maatregel zinvol acht.
De rechtbank wijst af het ter terechtzitting mondeling gedane verzoek van de raadsman ambtshalve over zes maanden van heden een tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel te bevelen, nu voor een dergelijke beslissing naar het oordeel van de rechtbank geen rechtsgrond bestaat.

6.De beslissing

De rechtbank:
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders van
[de betrokkene]geboren op [geboortedatum] 1985 wordt voortgezet, nu de rechtbank voortzetting daarvan noodzakelijk acht.
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. C. Maas, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.I. Robijns, griffier,
en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 22 juli 2021.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.