ECLI:NL:RBNHO:2021:6037

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
15.295675.20 + 15-162377-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot bedreiging met een terroristisch misdrijf via sociale media

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot bedreiging met een terroristisch misdrijf. De verdachte had verschillende video’s geplaatst op de sociale media applicatie TikTok, waarin hij bedreigingen uitte richting onbekende personen en medewerkers van de Jeugdzorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat werd ondersteund door een psychiatrisch rapport. Dit rapport gaf aan dat de verdachte leed aan een psychotische stoornis, waardoor hij niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien.

Tijdens de zitting op 6 juli 2021 heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd voor het primair ten laste gelegde feit, maar wel bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. De verdediging voerde aan dat de bedreigingen te algemeen waren om als zodanig te kwalificeren en dat de verdachte niet strafbaar was vanwege zijn geestelijke toestand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was en sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit, terwijl het subsidiair ten laste gelegde feit als bewezen werd verklaard. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de verdachte zou worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor het feit in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.295675.20 + 15-162377-20 (TUL)
Uitspraakdatum: 20 juli 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 juli 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. van A. Eck, en van hetgeen door verdachte en mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
Hij op een (of meer) tijdstip(pen) op of omstreeks de periode 29 september 2020 tot en met 20 november 2020 te Beverwijk en/of Heemskerk, in elk geval in Nederland,
door middel van verschillende video’s op de sociale media applicatie TIKTOK een
of meer onbekend gebleven personen en/of medewerkers van de Jeugdzorg (telkens) heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf door (in verschillende video’s) de navolgende woorden toe te voegen:
-Weet (…) rechten wel bestaat, maar proberen het de beste rechten tegen Nederland is het volgens mij aanslag plegen, bombarderen, alles iedereen;
-Ik heb hier boodschap naar Al Qaida op TikTok. Ik wil graag voor jullie strijden. Ik geef jullie ook geld nog daarbij. Als jullie mij de kans geeft dat ik voor jullie gaan oorlog voeren en graag echt waar. Ik hoef geen geld. Alleen ja, zorg dat ik bij jullie kan terecht komen, meer wil ik niet dus. Dan ga ik voor jullie doodvechten(…) ISIS;
-Ik heb hier tegen de Jeugdzorg. Ik zeg het gewoon van als er binnen vijf dagen
niet terug zijn. Ik ga niet tot tien dagen op jullie wachten. Wat ik zal doen zijn jullie veroorzaak. Dus snap je Jeugdzorg. Dus als ik straks een aanslag pleeg zijn jullie veroorzaak van. Jullie dwang mij om aanslag te plegen. Ik zou maar niet doen. Ja, want dan krijg heel Nederland pijn, niet alleen jij, ja dus pas op Jeugdzorg;
En/of door in één van voornoemde video’s (naast zichzelf) een nieuwslezeres te tonen die verslag doet van recente aanslagen in Nice (waarbij 3 kerkgangers zijn vermoord) en daarbij (gedurende het verslag) glimlachend zijn duim omhoog te steken en (vervolgens) met zijn wijsvinger een snijbeweging langs zijn keel te maken;
“subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op een (of meer) tijdstip(pen) op of omstreeks de periode 29 september 2020 tot en met 20 november 2020 te Beverwijk en/of Heemskerk, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer onbekend gebleven personen en/of medewerkers van de Jeugdzorg
te bedreigen met een terroristisch misdrijf door met dat opzet, in verschillende video’s op de sociale media applicatie TIKTOK de navolgende woorden heeft toegevoegd:
-Weet (…) rechten wel bestaat, maar proberen het de beste rechten tegen Nederland is het volgens mij aanslag plegen, bombarderen, alles iedereen;
Ik heb hier boodschap naar Al Qaida op TikTok. Ik wil graag voor jullie strijden. Ik geef jullie ook geld nog daarbij. Als jullie mij de kans geeft dat ik voor jullie gaan oorlog voeren en graag echt waar. Ik hoef geen geld. Alleen ja, zorg dat ik bij jullie kan terecht komen, meer wil ik niet dus. Dan ga ik voor jullie doodvechten (…) ISIS,
Ik heb hier tegen de Jeugdzorg. Ik zeg het gewoon van als er binnen vijf dagen niet terug zijn. Ik ga niet tot tien dagen op jullie wachten. Wat ik zal doen zijn jullie veroorzaak. Dus snap je Jeugdzorg. Dus als ik straks een aanslag pleeg zijn jullie veroorzaak van. Jullie dwang mij om aanslag te plegen. Ik zou maar niet doen. Ja, want dan krijg heel Nederland pijn, niet alleen jij, ja dus pas op Jeugdzorg;
en/of
door in één van voornoemde video’s (naast zichzelf) een nieuwslezeres te tonen die verslag doet van recente aanslagen in Nice (waarbij 3 kerkgangers zijn vermoord) en daarbij (gedurende het verslag) glimlachend zijn duim omhoog te steken en (vervolgens) met zijn wijsvinger een snijbeweging langs zijn keel te maken,
terwijl de uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot
- vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – aan de hand van een op schrift gesteld pleidooi – primair bepleit dat de aan verdachte tenlastegelegde bedreigingen in te algemene bewoordingen zijn opgesteld en derhalve geen bedreigingen vormen in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verdachte dient derhalve van het hem ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu het opzet op de ten laste gelegde feiten ontbreekt. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het bestaan van een stoornis aan het aannemen van opzet in juridische zin in de weg staat, indien het gaat om een zodanig ernstige geestelijke afwijking dat aangenomen moet worden dat verdachte van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken. Hiervan is in deze zaak sprake nu uit het psychiatrisch rapport blijkt dat verdachte – ook ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten – leed aan een stoornis (psychose). Nu het opzet op de gevolgen van het delict ontbreekt, verzoekt de raadsman verdachte vrij te spreken van het hem ten laste gelegde feit.
Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de uitlatingen van verdachte gedaan richting Jeugdzorg (derde gedachte streepje van de tenlastelegging), in de context waarin zij zijn gedaan, slechts uitingen van onmacht en frustratie zijn waarbij niet de redelijke vrees kan zijn ontstaan dat verdachte zijn uitingen daadwerkelijk zou effectueren. Ten aanzien van de overige bedreigingen stelt de raadsman zich op het standpunt dat dit geen bedreigingen zijn met een terroristisch oogmerk. Concluderend dient verdachte ook hierom te worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak primair tenlastegelegde
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier en zijn eigen verklaring blijkt dat verdachte de ten laste gelegde tekst op het internet heeft geplaatst. Voor een bewezenverklaring van een bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het uitvoeren van het misdrijf waarmee is gedreigd.
De rechtbank acht de inhoud van de teksten op zichzelf zeer bedreigend. De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet is of de bedreigde(n) daadwerkelijk op de hoogte is (zijn) geraakt van deze bedreiging, want alleen dan is het delict bedreiging voltooid. De teksten hebben de opsporingsdiensten gealarmeerd, wat tot nader onderzoek heeft geleid. Dat onderstreept de dreigende aard van de berichten. In beginsel kan iedereen zich door de berichten aangesproken voelen. Dat is de realiteit op het moment dat een ernstig misdrijf op deze manier op het internet wordt aangekondigd. Bij de stukken bevinden zich echter geen bewijsmiddelen waaruit volgt dat iemand uit de met name genoemde groep het bericht heeft gezien. Onder deze omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van een strafbare poging en geen voltooid delict als onder primair ten laste is gelegd.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering
Elke door de verdachte op social media geplaatste uiting is op zichzelf dan wel in onderlinge samenhang gelezen te kwalificeren als een (poging tot) bedreiging. Gelet op de door de verdachte gebezigde bewoordingen, in samenhang bezien, kan het niet anders zijn dan dat het verdachtes bedoeling is geweest om zodoende (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Eveneens in samenhang bezien kunnen de bewoordingen niet anders worden gezien dan als bedreigingen met een terroristisch oogmerk. De rechtbank neemt daarbij onder meer in aanmerking dat de verdachte bij zijn uitlatingen onder andere heeft verwezen naar de aanslag in Nice en naar zijn wens om te strijden voor Al Qaida.
Dat de verdachte als zijn achterliggend motief heeft verwoord dat hij met zijn handelen door middel van een schreeuw om aandacht heeft willen vragen, en dat hij niet van plan is geweest daadwerkelijk uitvoer te geven aan zijn op sociale media gedane uitingen, doet aan dit oordeel niet af.
Ten aanzien van het opzet overweegt de rechtbank dat vooropgesteld dient te worden dat een stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken (vgl. onder meer HR 14 december 2004, LJN AR3226, NJ 2006, 448). Daarvan zal overigens slechts bij hoge uitzondering sprake zijn.
In het onderhavige geval heeft de verdachte uitleg gegeven waarom hij de door hem gedane uitingen op sociale media heeft geplaatst. Zo had hij de bedreiging richting Jeugdzorg geuit omdat zijn neefje en nichtje waren ‘ontvoerd’. Verdachte was zich dan ook (in zekere mate) bewust van wat hij op dat moment deed en had (enig) inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat bij verdachte ieder inzicht in zijn handelen heeft ontbroken.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Hij op tijdstippen omstreeks de periode 29 september 2020 tot en met 20 november 2020 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer onbekend gebleven personen en/of medewerkers van de Jeugdzorg
te bedreigen met een terroristisch misdrijf door met dat opzet, in verschillende video’s op de sociale media applicatie TIKTOK de navolgende woorden heeft toegevoegd:
-Weet (…) rechten wel bestaat, maar proberen het de beste rechten tegen Nederland is het volgens mij aanslag plegen, bombarderen, alles iedereen;
Ik heb hier boodschap naar Al Qaida op TikTok. Ik wil graag voor jullie strijden. Ik geef jullie ook geld nog daarbij. Als jullie mij de kans geeft dat ik voor jullie gaan oorlog voeren en graag echt waar. Ik hoef geen geld. Alleen ja, zorg dat ik bij jullie kan terecht komen, meer wil ik niet dus. Dan ga ik voor jullie doodvechten (…) ISIS,
Ik heb hier tegen de Jeugdzorg. Ik zeg het gewoon van als er binnen vijf dagen niet terug zijn. Ik ga niet tot tien dagen op jullie wachten. Wat ik zal doen zijn jullie veroorzaak. Dus snap je Jeugdzorg. Dus als ik straks een aanslag pleeg zijn jullie veroorzaak van. Jullie dwang mij om aanslag te plegen. Ik zou maar niet doen. Ja, want dan krijg heel Nederland pijn, niet alleen jij, ja dus pas op Jeugdzorg;
en/of
door in één van voornoemde video’s (naast zichzelf) een nieuwslezeres te tonen die verslag doet van recente aanslagen in Nice (waarbij 3 kerkgangers zijn vermoord) en daarbij (gedurende het verslag) glimlachend zijn duim omhoog te steken en (vervolgens) met zijn wijsvinger een snijbeweging langs zijn keel te maken,
terwijl de uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot bedreiging met een terroristisch misdrijf, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op basis van de Pro Justitia rapportage in het dossier op het standpunt gesteld dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en dat hij dientengevolge moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in geval van een bewezenverklaring – bepleit dat verdachte niet strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten omdat hij ontoerekeningsvatbaar was. Hierbij heeft de raadsman zich gebaseerd op de rapportage van de psychiater van 16 maart 2021 waarbij geadviseerd wordt om het verdachte in zijn geheel niet toe te rekenen. Gezien voorgaande verzoekt de raadsman verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.3
Pro Justitia rapport
Het psychiatrisch rapport houdt ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte – zakelijk weergegeven – in:
Bij betrokkene is sprake van een actuele psychotische decompensatie in het kader van
een langdurige niet behandelde schizofrenie. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was betrokkene psychotisch gedecompenseerd.
Betrokkene werd bij de ten laste gelegde feiten in zijn handelen gedreven door psychotische gedachten. Hierbij was er sprake van paranoïde, betrekkings- en grootheidswanen, een volledig ontbrekend ziektebesef en een prikkelbare stemming. Betrokkene heeft gehandeld vanuit een gestoorde realiteitstoetsing.
Interventieadvies
Betrokkene is gebaat bij een klinische behandeling in de reguliere GGZ. Dit lijkt alleen
haalbaar in een gedwongen kader in de vorm van een zorgmachtiging. Deze behandeling hoeft niet in een forensisch kader plaats te vinden omdat wordt gedacht dat het recidief
risico reeds geheel wordt teruggedrongen door de psychiatrische ontregeling te behandelen. Gedacht wordt dat op basis van de voorgeschiedenis en de klinische inschatting er geen
extra aandacht nodig is voor de agressieregulatie. Qua beveiligingsniveau wordt de reguliere GGZ passend geacht. Het zal een uitdaging worden om betrokkene langdurig, na een klinische behandeling, in de zorg te houden. Ook in de ambulante setting zal derhalve een zorgmachtiging, mogelijk voor lange duur noodzakelijk zijn. Aandachtpunten in de behandeling zullen zijn medicatie compliance (te vergroten door depotmedicatie), huisvesting, schulden en dagbesteding.
Geadviseerd wordt een zorgmachtiging (Wet Verplichte GGZ) aan te vragen om betrokkene daarmee initieel klinisch te behandelen en daarmee de psychose in remissie te laten gaan.
Concluderend wordt voorts geadviseerd betrokkene het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
5.4
Reclasseringsadvies
Uit de retourzending van de reclassering d.d. 22 januari juni 2021, opgesteld door [reclasseringswerkers] , blijkt dat de zienswijze van verdachte dusdanig onsamenhangend overkomt dat er geen goed beeld kan worden verkregen en er derhalve geen risicotaxatie kan worden uitgevoerd. Derhalve kan er – op dit moment - geen reclasseringsadvies met voorwaarden worden opgesteld.
5.5
Zorgmachtiging
Op 31 mei 2021 heeft de rechtbank Noord-Holland een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg afgegeven welke geldt tot en met 30 november 2021. Ter zitting van 6 juli 2021 heeft de raadsman van verdachte aangegeven dat verdachte met ingang van heden is ontslagen uit de GGZ-kliniek. De zorg loopt echter wel door en verdachte dient zich op 8 juli 2021 te 12.00 uur te melden bij [naam] , werkzaam bij FACT [plaats] .
5.6
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van verdachte acht geslagen op het psychiatrisch Pro Justitia-rapport, gedateerd 16 maart 2021, opgesteld door S.C. van Meerten, psychiater in opleiding, onder supervisie van C.A.M. van der Meijs, psychiater.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde psychiatrische rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusies met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de inhoud van het Pro Justitia-rapport van de psychiaters over en maakt de conclusie daaruit tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het hiervoor genoemde Pro Justitia-rapport de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in een dusdanig overheersende mate zijn beïnvloed door de ziekelijke stoornissen van zijn geestesvermogens, dat dit de conclusie rechtvaardigt dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten hem wegens die stoornissen niet kunnen worden toegerekend. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar ten tijde van het delict. De rechtbank acht verdachte daarom niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging

6.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 30 juli 2020 in de zaak met parketnummer 15.162377.20 heeft de politierechter te Noord-Holland verdachte ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, en eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op
19 augustus 2020 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 14 augustus 2020 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging, gezien het gevorderde ontslag van alle rechtsvervolging in de hoofdzaak, zal afwijzen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, nu verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor het feit in de hoofdzaak, niet opportuun is. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie om die reden afwijzen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder subsidiair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de zaak met parketnummer 15.162377.20 opgelegde voorwaardelijke straf.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. W.J. van Andel en mr. M. Ramondt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2021.
Mr. Littooy is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.