ECLI:NL:RBNHO:2021:6007
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor brandstichting na onvoldoende bewijs van opzettelijk handelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk in brand steken van een woning in Purmerend op 29 oktober 2020, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden zou zijn ontstaan. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.
Tijdens de zitting op 2 juli 2021 werd het bewijs besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte ontkende de brand te hebben gesticht en had een alibi, ondersteund door getuigenverklaringen en locatiegegevens van haar telefoon.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel er ernstige verdenkingen waren, het bewijs niet voldeed aan de vereiste mate van zekerheid voor een veroordeling. Er was geen bewijs dat de verdachte opzettelijk vuur had aangestoken of dat er een brandversnellend middel was gebruikt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, omdat het dossier niet voldoende duidelijkheid bood over de oorzaak van de brand.