ECLI:NL:RBNHO:2021:6006
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor seksuele handelingen terwijl slachtoffer in staat van verminderd bewustzijn verkeerde
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksuele handelingen met een aangeefster die zich in een staat van verminderd bewustzijn zou hebben bevonden. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster terwijl zij lag te slapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.
De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zorgvuldig gewogen. De aangeefster verklaarde dat zij samen met de verdachte in bed lag en wakker werd terwijl de verdachte seksuele handelingen bij haar verrichtte. De verdachte ontkende echter de beschuldigingen en gaf een andere lezing van de gebeurtenissen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht van de aangeefster, wat centrale bestanddelen zijn van het ten laste gelegde misdrijf. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende steunbewijs bood en dat de verdachte daarom moest worden vrijgesproken.
Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding eiste, afgewezen omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 16 juli 2021.