In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Tokio via Wenen, die op 26 en 27 juli 2019 plaatsvond. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming en vorderde compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het intrekken en opleggen van een nieuw slot door de luchtverkeersleiding.
De kantonrechter oordeelde dat het intrekken en het opleggen van een later slot kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding en dat dit een buitengewone omstandigheid kan opleveren. De rechter stelde vast dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter wees de vordering van de passagier af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving inzake luchtreizigersrechten en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen kunnen worden vrijgesteld van compensatieverplichtingen. De zaak illustreert ook de noodzaak voor passagiers om voldoende overstaptijd in acht te nemen bij het boeken van aansluitende vluchten.