ECLI:NL:RBNHO:2021:5943

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
HAA 21/2168
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om informatie, ingediend op 14 december 2020, op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het verzoek omvatte alle documenten en correspondentie met betrekking tot de bouwplannen voor Hotel Nassau Bergen en aanpalende projecten. Ondanks een uitnodiging heeft verweerder geen stukken of verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van vier weken heeft beslist op de aanvraag. Eiser heeft verweerder op 26 maart 2021 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, en wel binnen twee weken na de uitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, en is openbaar uitgesproken. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2168

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie van 14 december 2020 op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het verzoek betreft alle documenten, mails, memo’s, gesprekverslagen etc betreffende (nieuw)bouwplannen/schetsen etc. voor Hotel Nassau Bergen te Bergen aan Zee, inclusief de aanpalende projecten, zoals het Rode Plein, van der Wijckplein, eventuele voorgenomen gewijzigde inrichting van Bergen aan Zee als gevolg of ten behoeve van het project Hotel Nassau Bergen. Dit betreft ook de voorgenomen (recreatie) appartementen en ook het onderzoek naar een (ondergrondse) parkeergarage waar apart budget voor is aangevraagd. Eiser heeft dit verzoek mede namens de [naam] gedaan.
Verweerder heeft, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, geen stukken en geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 14 december 2020. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 6 van de Wob. Verweerder heeft bij brief van 6 januari 2021 de ontvangst van de aanvraag bevestigd en eiser in de gelegenheid gesteld binnen twee weken een schriftelijke machtiging van de [naam] over te leggen. Verweerder heeft de beslistermijn op grond van artikel 4:15, eerste lid onder a van de Awb met twee weken, dan wel tot de dag dat verweerder de machtiging ontvangt opgeschort. Op grond van artikel 6, tweede lid van de Wob heeft verweerder daarnaast de beslistermijn met 4 weken verdaagd. Bij brief van 11 januari 2021 heeft eiser de gevraagde schriftelijke machtiging bij verweerder afgegeven. Verweerder had dus uiterlijk op 8 februari 2021 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiser heeft verweerder op 26 maart 2021 in gebreke gesteld. en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
5. Op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.