ECLI:NL:RBNHO:2021:5941

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
HAA 21/2167
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-verzoek inzake integriteit meldingen door gemeente Haarlem

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn Wob-verzoek van 12 maart 2021. Dit verzoek betreft alle meldingen rondom integriteit sinds 1 januari 2017, inclusief documenten zoals memo’s, nota’s, en e-mails. Verweerder heeft op 25 mei 2021 een verweerschrift ingediend, waarin hij erkent dat de beslistermijn is overschreden en dat de omvang van het verzoek de reden is voor de vertraging. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser krijgt het betaalde griffierecht van € 181,- vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2167

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie van 12 maart 2021 op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het verzoek betreft alle meldingen (door burgers, ambtenaren en rechtspersonen) rondom integriteit sinds 1 januari 2017 tot heden. Het verzoek betreft ook meldingen die via het klachtrecht en rechtstreeks bij ambtenaren, bureauhoofden en managers zijn gedaan, maar nooit tot een officiële melding of onderzoek hebben geleid. Het verzoek strekt zich uit over alle documenten die gerelateerd zijn aan bovengenoemd verzoek waaronder: memo’s, nota’s, foto’s, interne en externe e-mails, brieven, betalingsbewijzen, rekeningen, notulen, verslagen, rapporten, telefonische berichten zoals whatsapp en databases.
Verweerder heeft op 25 mei 2021 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiser heeft de aanvraag ingediend op 12 maart 2021. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 6 van de Wob. Op grond van het tweede lid kan het bestuursorgaan deze termijn verlengen met maximaal vier weken. Nu het verzoek op 12 maart 2021 is ingediend had verweerder uiterlijk op 9 april 2021 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiser heeft verweerder op 23 april 2021 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Verweerder heeft in het verweerschrift van 25 mei 2021 allereerst aangegeven dat is verzuimd om een verdagingsbrief te sturen. Verweerder erkent dat de beslistermijn is overschreden. Verweerder voert aan dat de redenen hiervoor zijn dat dit Wob-verzoek door eiser is ingediend naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State in het kader van een eerder Wob-verzoek van eiser, omtrent het meldpunt integriteit van de gemeente Haarlem, ECLI NL:RVS:525. In deze uitspraak heeft de Raad van State verweerder opdracht gegeven om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de Wob en niet alle stuken die onder het meldpunt vallen op voorhand categoriaal te weigeren. Verweerder is druk doende om uitvoering te geven aan deze uitspraak, maar gezien de veelomvattendheid van het verzoek van eiser is dat een heel karwei. Het gaat in totaal om 3500 pagina’s die beoordeeld dienen te worden. Nu heeft eiser een Wob-verzoek ingediend over alle stukken vanaf de datum tot waar zijn vorige Wob-verzoek liep tot heden. Ook hier zal verweerder uitvoering geven aan dit verzoek, maar ook hiervoor geldt dat dit Wob-verzoek veel stukken omvat. Het zijn 25 dossiers. Dat zal simpelweg niet binnen een paar weken lukken. Om toch vaart te zetten achter de verzoeken heeft verweerder een extern bureau, te weten [naam] , ingehuurd om de betreffende stukken waar nodig zwart te lakken. De verwachting is dat verweerder binnen twee maanden na de uitspraak van de rechtbank een besluit kan nemen over het huidige Wob-verzoek.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, kan de rechtbank op grond van artikel 15b, eerste lid, van de Wob een andere termijn geven. Verweerder heeft uitgelegd waarom hij twee maanden nodig heeft.
De rechtbank zal, gezien de omvang van het verzoek en de door hem geschetste omstandigheden verweerder opdragen binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.