ECLI:NL:RBNHO:2021:5902
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en huurrecht in het kader van een echtscheidingsprocedure met belangenafweging
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die beiden een verschillende nationaliteit hebben. De vrouw, van Turkse afkomst, heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, waarbij de man de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet heeft betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding, aangezien de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen en de man als huurder van de echtelijke woning aangewezen, waarbij de belangenafweging tussen de partijen centraal stond.
De vrouw heeft ook verzocht om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat zij niet heeft aangetoond dat zij behoeftig is. De man ontvangt een WIA-uitkering die vergelijkbaar is met de inkomsten van de vrouw uit haar schoonmaakwerk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vrouw niet in aanmerking komt voor de gevraagde partnerbijdrage, omdat zij niet heeft aangetoond dat zij niet in eigen levensonderhoud kan voorzien. De rechtbank heeft de beslissing met betrekking tot het huurrecht van de woning uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een partnerbijdrage afgewezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in echtscheidingsprocedures, vooral wanneer het gaat om huurrecht en de financiële situatie van de betrokken partijen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de handelwijze van de vrouw rond de aangifte van mishandeling en het huisverbod vragen oproept, wat invloed heeft gehad op de uiteindelijke beslissing.