ECLI:NL:RBNHO:2021:5866

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
8980062
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie arbeidsovereenkomst en vergoeding voor verrichte werkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en de besloten vennootschap Profix Benelux B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. De werknemer heeft gedurende verschillende periodes werkzaamheden verricht voor Profix zonder dat er concrete afspraken zijn gemaakt over de arbeidsrelatie. Tevens ontving de werknemer een WW-uitkering en had hij een onbetaalde proefplaatsing bij de werkgever. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst tussen partijen niet kan worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst, omdat niet voldaan is aan het gezagscriterium. Desondanks heeft de werknemer recht op een vergoeding voor de verrichte werkzaamheden en de reiskosten, maar de kantonrechter kan het verschuldigde loon niet vaststellen, omdat de WW-uitkering in mindering moet strekken op de vergoeding en de benodigde gegevens ontbreken. De kantonrechter concludeert dat de vordering van de werknemer niet is verjaard en wijst de vordering tot betaling van loon af, maar kent wel een vergoeding van € 300,00 voor reiskosten toe, met wettelijke rente vanaf 20 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8980062 / CV EXPL 21-362 SJ / IL
Uitspraakdatum: 14 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.F. Overes
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Profix Benelux B.V.
statutair gevestigd te Kootwijkerbroek, kantoorhoudend te Heerhugowaard
gedaagde
verder te noemen: Profix
gemachtigde: mr. M.F.J. Küthe
De zaak in het kort
Deze zaak gaat om de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft verschillende periodes voor de werkgever gewerkt zonder daarover concrete afspraken te maken. De werknemer heeft daarnaast een WW-uitkering ontvangen en een onbetaalde proefplaatsing bij de werkgever geregeld met behoud van zijn uitkering. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst die tussen partijen is ontstaan, niet kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft nog wel recht op een vergoeding van zijn werkzaamheden en de reiskosten. Maar de kantonrechter kan het verschuldigde loon niet vaststellen, omdat de WW-uitkering in mindering moet strekken op de beloning en de daarvoor benodigde gegevens ontbreken. Daarom moet de werkgever alleen de reiskosten betalen. De kantonrechter oordeelt verder dat de vordering van de werknemer niet is verjaard.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 13 januari 2021 een vordering tegen Profix ingesteld. Profix heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 22 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.Feiten

2.1.
Op 16 januari 2015 heeft de directeur van Profix (Saïd Darkaoui, hierna: Darkaoui) aan [eiser] gevraagd of hij bij Profix wilde werken, omdat een werknemer wegens ziekte was uitgevallen.
2.2.
[eiser] heeft vanaf 16 februari 2015 werkzaamheden voor Profix verricht.
2.3.
Op 1 april 2016 hebben partijen een schriftelijke arbeidsovereenkomst getekend. Daarin staat dat Profix [eiser] in dienst neemt als productiemedewerker met ingang van 1 april 2016 voor onbepaalde tijd en voor 40 uur per week in dagdienst tegen een brutoloon van € 2.686,67 exclusief 8% vakantietoeslag. De collectieve arbeidsovereenkomst Grafimedia is op de arbeidsovereenkomst van toepassing.
2.4.
[eiser] heeft op 13 juli 2016 en 27 augustus 2016 een overzicht aan Profix gestuurd van door hem in de periode van 16 februari 2015 tot en met 31 maart 2016 gewerkte uren.
2.5.
Op 19 februari 2018 heeft [eiser] aan Profix gemaild dat hij zijn gewerkte uren van 2015 tot en met 2016 wil ontvangen en graag wil weten wanneer hij de gewerkte uren zal ontvangen.
2.6.
Profix heeft op 5 oktober 2020 een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen (werkvermindering) aangevraagd bij het UWV voor onder andere [eiser] . Deze vergunning is geweigerd, omdat (kort gezegd) Profix het personeel niet voldoende heeft geïnformeerd over de voorgenomen ontslagmaatregel of het voornemen om een aantal arbeidsplaatsen te laten vervallen.
2.7.
Op 19 oktober 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] aan Profix bericht dat hij aanspraak maakt op betaling van achterstallig loon.
2.8.
[eiser] heeft zich op 10 november 2020 ziekgemeld.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan met ingang van 16 februari 2015. [eiser] vordert ook betaling door Profix van achterstallig loon (€ 32.108,40 bruto minus € 4.400,00 netto vermeerderd met de wettelijke verhoging) en reiskosten (€ 300,00 netto).
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat sinds 16 februari 2015 sprake is van een mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [eiser] heeft van 16 februari 2015 tot en met 31 maart 2016 in totaal 1.615,75 uren gewerkt en daarvoor geen loon ontvangen met uitzondering van drie voorschotten van in totaal € 4.400,00. Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op loon voor de gewerkte uren in januari en februari 2016 (183,11 uur per maand) en de reiskosten voor die maanden (€ 300,00 netto).

4.Het verweer

4.1.
Profix betwist de vordering gedeeltelijk. Profix voert aan – samengevat – dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar van het verrichten van werkzaamheden op projectbasis. Daarnaast heeft [eiser] voor de maanden januari en februari 2016 geen aanspraak op loon, omdat hij toen op basis van de onbetaalde proefplaatsing bij Profix werkte. Partijen hebben niets afgesproken over de reiskosten over die maanden. Profix heeft € 5.900,00 aan [eiser] betaald en moet hooguit nog € 5.000,00 betalen. Profix voert ook aan dat de vordering die ziet op de periode vóór 19 oktober 2015, is verjaard.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter moet de vraag beantwoorden of [eiser] voor onbepaalde tijd bij Profix in dienst is getreden per 16 februari 2015 (in plaats van 1 april 2016) en of Profix hem alsnog het loon voor de periode van 16 februari 2015 tot en met 31 maart 2016 moet betalen.
Is de vordering van [eiser] gedeeltelijk verjaard?
5.2.
De kantonrechter moet eerst beoordelen of de vordering van het loon over de periode van 16 februari 2015 tot 19 oktober 2015 is verjaard. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is en licht dat als volgt toe.
5.3.
[eiser] mailt op 19 februari 2018 aan Profix dat hij graag zijn gewerkte uren van 2015 tot en met 2016 wil ontvangen en wil weten waar hij aan toe is en wanneer hij de gewerkte uren zal ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat uit deze e-mail voldoende duidelijk blijkt dat [eiser] aanspraak maakt op loon over de door hem gewerkte uren in 2015 tot en met 2016 en daarmee zijn recht op dat niet betaalde loon ondubbelzinnig heeft voorbehouden. Het was Profix kenbaar welke vordering [eiser] in zijn e-mail bedoelt en waartegen zij zich eventueel kan verweren. [eiser] heeft namelijk al eerder (op 13 juli 2016 en 27 augustus 2016) zijn urenoverzicht aan Profix gemaild en Profix heeft met dat overzicht ingestemd.
5.4.
De kantonrechter merkt de e-mail van 19 februari 2018 daarom aan als een stuitingshandeling. Door die handeling is de lopende verjaringstermijn van vijf jaar afgebroken. De vordering van [eiser] van het loon vanaf 16 februari 2015 is dus niet verjaard.
Is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd vanaf 16 februari 2015?
5.5.
De kantonrechter moet beoordelen of de samenwerking tussen partijen kan worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. Daarbij is het niet van belang of partijen daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Waar het om gaat is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst als er gedurende zekere tijd arbeid wordt verricht waarvoor loon wordt betaald en sprake is van een gezagsverhouding.
5.6.
Het staat vast dat [eiser] arbeid heeft verricht voor Profix in de periode van 16 februari 2015 tot en met 31 maart 2016. Partijen zijn het eens over het aantal gewerkte uren. Zij gaan allebei uit van het urenoverzicht van [eiser] dat door Profix is gecorrigeerd (dagvaarding, productie 16). Uit dat urenoverzicht blijkt dat [eiser] eerst 1,5 maand voor Profix heeft gewerkt (half februari/maart), vervolgens twee maanden niet (april/mei) en daarna weer wel (vanaf juni gemiddeld ongeveer 40 uur per week tot 1 april 2016).
5.7.
Het staat ook vast dat [eiser] voor zijn werkzaamheden is betaald. Partijen zijn het erover eens dat Profix (ten minste) drie keer een bedrag aan [eiser] heeft overgemaakt: op 31 augustus 2015 € 2.000,00 onder vermelding van ‘voorschot Profix’, op 5 januari 2016 € 1.200,00 onder vermelding van ‘vscht’ en op 9 december 2016 € 1.200,00 onder vermelding van ‘onkosten verrekenen’.
5.8.
De kantonrechter kan echter niet vaststellen dat voldaan is aan het gezagscriterium. [eiser] stelt daarover niets en uit het dossier kan niet worden afgeleid dat sprake is van een gezagsverhouding. Het is bijvoorbeeld onduidelijk wat is besproken of afgesproken over de vakantiedagen, het opnemen van vrije dagen en de regels in geval van ziekte en hoe partijen daarnaar hebben gehandeld in de praktijk. Uit het dossier blijkt ook niet dat [eiser] (eerder dan bij dagvaarding) aanspraak heeft gemaakt op vakantiedagen of zich heeft ziekgemeld. Verder is gesteld noch gebleken dat Profix een loonheffing of sociale premies voor [eiser] heeft afgedragen. Er zijn ook geen maandelijkse loonstroken opgemaakt. Volgens Profix was [eiser] niet via haar verzekerd. [eiser] heeft dat alles niet weersproken.
5.9.
Daarnaast zijn er een paar contra-indicaties voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
5.10.
De eerste contra-indicatie is dat [eiser] een WW-uitkering heeft ontvangen terwijl hij de werkzaamheden voor Profix verrichtte. [eiser] was in de periode tot 1 september 2015 in dienst was bij een ander bedrijf ( [xxx] ). [eiser] is door [xxx] ontslagen om bedrijfseconomische redenen. Hij heeft daarom rond die periode een WW-uitkering aangevraagd bij het UWV. [eiser] stelt dat hij vervolgens vanaf oktober 2015 gedurende zes maanden een WW-uitkering heeft ontvangen. Dat is dus tot en met maart 2016. Het staat vast dat [eiser] niet aan het UWV heeft gemeld dat hij ondertussen bij Profix werkte. De kantonrechter is het met Profix eens dat een en ander niet strookt met de stelling van [eiser] dat hij gedurende die zes maanden fulltime in dienst was bij Profix. Het impliceert juist dat er geen arbeidsrelatie met Profix bestond. De omstandigheid dat [eiser] vier maanden door het UWV zou zijn gekort op de WW-uitkering omdat hij niet solliciteerde, zoals hij stelt, maakt dat niet anders en het blijkt ook nergens uit.
5.11.
De tweede contra-indicatie is dat [eiser] (op 16 december 2015) een onbetaalde proefplaatsing heeft aangevraagd bij het UWV en vervolgens op basis van die proefplaatsing twee maanden bij Profix heeft gewerkt, zonder aan het UWV te melden dat hij al werkzaamheden voor Profix verrichtte. Het aanvraagformulier is door [eiser] en Profix ondertekend. In het formulier staat wat de voorwaarden zijn voor een proefplaatsing. Een van die voorwaarden is dat de werknemer niet eerder gewerkt heeft bij deze werkgever en – als de werknemer wel al eerder bij deze werkgever gewerkt heeft – hij alleen een proefplaatsing kan aanvragen als er iets is veranderd in zijn mogelijkheden om te werken. Een andere voorwaarde is dat – als de werknemer een WW-uitkering ontvangt – hij al minimaal drie maanden werkloos moet zijn. Het UWV heeft op 23 december 2015 op de aanvraag gereageerd. In zijn brief aan [eiser] staat dat het UWV hem toestemming geeft om in de periode van 1 januari 2016 tot en met 29 februari 2016 voor 40 uur per week op een onbetaalde proefplaats bij Profix te gaan werken. In de brief staat ook dat het UWV ondertussen de WW-uitkering gewoon doorbetaalt en dat - als [eiser] toch betaald krijgt voor het werken op de proefplaats - er geen sprake is van onbetaald werk en het UWV zijn uitkering moet aanpassen. [eiser] heeft niet aan het UWV gemeld dat hij een loonvordering op Profix heeft, althans meent te hebben, ook niet achteraf. De gemachtigde van [eiser] heeft naar aanleiding van de vragen van de kantonrechter op de zitting gezegd dat [eiser] tijdens de proefplaatsing geen uitkering heeft ontvangen. Maar dat is in strijd met zijn stellingen in de dagvaarding en pleitnota dat de werknemer tijdens de proefplaatsing het recht op WW-uitkering behoudt. En met de stelling van [eiser] zelf dat hij vanaf oktober 2015 zes maanden lang een uitkering heeft ontvangen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Profix, was het aan [eiser] om de ter zitting ingenomen andersluidende stelling van zijn gemachtigde te onderbouwen. Dat heeft hij nagelaten. De kantonrechter neemt daarom aan dat [eiser] ook tijdens de onbetaalde proefplaatsing een WW-uitkering heeft ontvangen. Dit alles duidt erop dat er geen arbeidsrelatie met Profix bestaat.
5.12.
[eiser] stelt dat de proefplaatsing ‘een farce was om zodoende salarisbetaling door Profix te vermijden’ en dat de proefplaatsing nergens op sloeg omdat hij in die maanden gewoon heeft doorgewerkt. Maar daarbij vergeet [eiser] dat hij degene is die de proefplaatsing heeft aangevraagd zonder te melden dat hij al voor Profix werkte. De kantonrechter vindt dit - net als Profix - geen ‘farce’, integendeel. Kennelijk had [eiser] bepaalde redenen om de proefplaatsing aan te vragen, net als Profix die de aanvraag net zo goed heeft ondertekend. [eiser] stelt dat Darkaoui hem wees op deze mogelijkheid en dat hij, als ongeschoold persoon, zich door hem gedwongen voelde om de proefplaatsing aan te vragen. Maar hoe een en ander feitelijk is gegaan of dat er sprake is van dwang of ongeoorloofde druk van Profix, heeft hij niet concreet gemaakt en blijkt nergens uit. Profix betwist dat ook. Volgens Profix had [eiser] juist belang bij behoud van zijn uitkering.
5.13.
Verder weegt de kantonrechter mee dat [eiser] zich pas ruim vijf jaar na dato op het standpunt heeft gesteld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd per 16 februari 2015. Op de zitting heeft [eiser] gezegd dat hij zijn vordering heeft ingesteld omdat hij in 2020 door Profix werd ontslagen. Maar uit het dossier komt het beeld naar voren dat [eiser] tot die tijd instemde met de gang van zaken. In zijn e-mail van 19 februari 2018 zegt hij: “Hoe ik het zie, is dat er mensen komen werken die officieel niet in dienst zijn en dat zij worden uitbetaald voor de verrichte werkzaamheden.” Dat is een keuze die niet alleen Profix, maar ook [eiser] heeft gemaakt. En die keuze verdraagt zich niet met zijn huidige standpunt. Daarbij heeft [eiser] zijn stelling dat Profix misbruik van hem heeft gemaakt, niet geconcretiseerd en onderbouwd. Dat had hij tegenover het verweer van Profix wel moeten doen.
5.14.
[eiser] stelt nog dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan, omdat Profix heeft nagelaten hem te informeren over de tijdsduur van de arbeidsovereenkomst. Dat standpunt is niet juist. De werkgever moet de werknemer informeren over de wezenlijke kenmerken van de overeenkomst, ook als er sprake is van bijvoorbeeld een voorovereenkomst of oproepovereenkomst. Maar daar is geen bewijsrechtelijke consequentie aan verbonden. Voor de vraag wat partijen zijn overeengekomen gelden de algemene regels van de stelplicht en bewijslast. En die liggen bij [eiser] . Dat betekent dat [eiser] voldoende moet stellen en onderbouwen welke rechten en verplichtingen zijn overeengekomen of wat hij (op basis waarvan) mocht verwachten. Dat doet hij niet voldoende. Zijn stelling in de dagvaarding dat Darkaoui hem op 16 januari 2015 opbelde met de vraag om te komen werken om een zieke werknemer te vervangen, impliceert bijvoorbeeld dat het - aanvankelijk - ging om tijdelijke werkzaamheden; door Profix ‘een klus’ genoemd. [eiser] heeft op de zitting gezegd dat Profix wilde dat hij voor het Nigeria-project kwam werken. Ook dat ondersteunt het standpunt van Profix dat het tijdelijke werkzaamheden op projectbasis betreft. Volgens Profix heeft Darkaoui met [eiser] besproken dat hij haar zou komen helpen en contant betaald zou krijgen. [eiser] betwist dat niet en stelt ook niet wat er dan wel is besproken. Verder blijkt uit de e-mail van de heer [yyy] van Profix van 23 december 2020 niet (anders dan [eiser] meent) dat hij begin 2015 in dienst is getreden. [yyy] schrijft alleen maar [eiser] met zijn werkgever tot een vergelijk moet komen over de volgens hem niet betaalde uren. Kortom, [eiser] heeft te weinig gesteld om aan te nemen dat er sinds 16 februari 2015 sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
5.15.
[eiser] beroept zich ook nog op de loonstrook van september 2015. In die loonstrook staat bij datum in dienst: 01-09-2015. Dit bewijst niet dat er met ingang van 16 februari 2015 een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat. Profix stelt dat deze loonstrook op verzoek van [eiser] pro forma is opgemaakt, om hem een indicatie van zijn salaris te geven als hij officieel bij haar in dienst zou treden en omdat hij hetzelfde wilde verdienen als bij [xxx] . De kantonrechter acht dit verweer niet - zonder meer - ongeloofwaardig. Per 1 september 2015 was [eiser] namelijk niet meer in dienst bij [xxx] . Verder komen de uren op de loonstrook (176 uur) niet overeen met de door [eiser] gestelde gewerkte uren (163,25) in die periode. Daarbij komt dat voor de andere maanden geen loonstroken zijn opgemaakt en uit het dossier niet blijkt dat [eiser] daar om heeft gevraagd. [eiser] heeft zijn standpunt tegenover het verweer van Profix op dit punt eveneens onvoldoende onderbouwd.
5.16.
De kantonrechter concludeert dat de samenwerking tussen partijen vanaf 16 februari 2015 (tot 1 april 2016) niet kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.
Moet Profix [eiser] nog betalen voor de werkzaamheden in de periode van 16 februari 2015 tot en met 31 maart 2016?
5.17.
Aan het voorgaande doet niet af dat [eiser] op zich wel recht heeft op betaling van de door hem verrichte werkzaamheden.
5.18.
Uit het urenoverzicht blijkt dat [eiser] in de periode van 16 februari 2015 tot en met 31 maart 2016 in totaal 1.615,75 uren (exclusief de uren van de onbetaalde proefplaatsing) heeft gewerkt. Profix betwist niet dat kan worden uitgegaan van € 15,00 per uur en 8% vakantietoeslag, dus de kantonrechter gaat daarvan uit. Profix voert ook geen verweer tegen de gevorderde bruto betaling. Dat betekent dat [eiser] op zich recht heeft op € 26.175,15 bruto (1.615,75 x € 15,00 + 8%).
5.19.
[eiser] vordert een bedrag voor de uren van de proefplaatsing in januari en februari 2016. Hij stelt deze uren vast op 183,11 uur per maand. De kantonrechter heeft hierboven al geoordeeld dat het gaat om een onbetaalde proefplaatsing, [eiser] in die maanden een WW-uitkering heeft ontvangen en hij niet aan het UWV heeft gemeld dat hij aanspraak maakt op loon. De kantonrechter is het daarom met Profix eens dat [eiser] ten onrechte aanspraak maakt op een vergoeding voor die maanden. Dit deel van zijn vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.20.
Partijen zijn het erover eens dat Profix € 4.400,00 (netto) aan [eiser] heeft betaald. Profix stelt dat zij in totaal € 5.900,00 aan [eiser] heeft betaald, namelijk contant nog € 600,00 in 2015 en € 900,00 in 2016. [eiser] erkent dat hij deze bedragen ontvangen heeft, maar voert aan dat dit losstaat van de werkzaamheden waarvan hij betaling vordert. Volgens [eiser] ziet de € 600,00 op het regelen van apparatuur voor een drukkerij in Marokko en de € 900,00 (omgerekend vanuit 10.000 Marokkaanse Dirham) op het instellen van de apparatuur in Marokko. Profix heeft deze stelling niet weersproken noch haar verweer nader toegelicht of onderbouwd. Dat had zij tegenover de ontkenning van [eiser] wel moeten doen. Profix heeft verder haar stelling dat [eiser] hooguit nog € 5.000,00 tegoed heeft, niet gespecificeerd en onderbouwd. De kantonrechter neemt daarom aan dat Profix in totaal € 4.400,00 aan [eiser] heeft betaald.
5.21.
Dat betekent dat Profix op zich nog € 26.175,15 bruto minus € 4.400,00 (netto) aan [eiser] moet betalen voor de door hem verrichte werkzaamheden in de periode van 16 februari 2015 tot en met maart 2016. [eiser] heeft in die periode een WW-uitkering ontvangen. Deze uitkering moet in mindering worden gebracht op de beloning. [eiser] stelt dat hij zes maanden lang, van oktober 2015 tot en met maart 2016, een WW-uitkering heeft ontvangen, maar hij zegt niet precies welk bedrag hij heeft ontvangen. Ondanks vragen van de kantonrechter heeft hij zijn vordering hier ook niet op toegespitst. Dat betekent dat de kantonrechter niet kan vaststellen op welk bedrag [eiser] in feite nog recht heeft. De kantonrechter zal zijn loonvordering daarom, als onvoldoende concreet en onderbouwd, afwijzen. Dit heeft tot gevolg dat de vordering van de wettelijke verhoging over het loon ook zal worden afgewezen.
Moet Profix nog reiskosten aan [eiser] betalen voor januari en februari 2016?
5.22.
[eiser] stelt dat Profix hem heeft beloofd om de reiskosten tijdens de proefplaatsing in januari en februari 2016 te vergoeden. Profix betwist dat met klem, maar de kantonrechter acht die ontkenning zonder nadere onderbouwing onvoldoende. Uit het dossier blijkt namelijk dat [eiser] op zich aanspraak heeft op een reiskostenvergoeding van € 150,00 per maand voor zijn woon-werkverkeer. Profix licht onvoldoende toe dat of waarom [eiser] daar gedurende de proefperiode geen aanspraak op had. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] van de reiskosten daarom toewijzen (€ 300,00).
5.23.
De gevorderde wettelijke rente over de reiskosten is verschuldigd vanaf de datum van verzuim. Ondanks het verweer van Profix stelt [eiser] niet welke datum dat is of wat partijen over de (uiterlijke) betaling van de reiskosten hebben afgesproken. De kantonrechter volgt daarom het standpunt van Profix dat er pas sprake is van verzuim na ontvangst van de brief van de gemachtigde van [eiser] van 19 oktober 2020. De kantonrechter zal de wettelijke rente over de reiskosten dan ook toewijzen vanaf 20 oktober 2020.
Conclusie
5.24.
De conclusie is dat de kantonrechter de gevorderde verklaring voor recht dat er sinds 16 februari 2015 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat en de loonvordering met de wettelijke verhoging daarover zal afwijzen. De kantonrechter zal de vergoeding van de reiskosten toewijzen tot € 300,00 met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2020 tot aan de dag van betaling.
5.25.
Omdat partijen over en weer op belangrijke punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Profix tot betaling aan [eiser] van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 oktober 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter