ECLI:NL:RBNHO:2021:5856

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
8859032 \ CV EXPL 20-5958
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij ondeugdelijke uitvoering van aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een aannemingsovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. van der Veen, vorderde schadevergoeding van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.D.J. Zaalberg, wegens ondeugdelijke uitvoering van werkzaamheden aan zijn woning. De overeenkomst, gesloten op 28 januari 2019, betrof een aanneemsom van € 60.000,00 voor diverse werkzaamheden. Na het constateren van gebreken in de uitvoering, heeft de eiser de gedaagde in gebreke gesteld, maar de gedaagde heeft geen verdere werkzaamheden verricht en heeft de gebreken betwist.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een aannemingsovereenkomst en dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De rechter heeft de gebreken aan de dakbedekking, de isolatie van de betonvloer, de constructie van de doorgang, de haardombouw en de onvoldoende isolatie van de cv-leidingen beoordeeld. De eiser heeft recht op schadevergoeding voor de gebreken, die in totaal is vastgesteld op € 18.783,23. Na verrekening van openstaande facturen van de gedaagde, moet deze een bedrag van € 12.844,72 aan de eiser betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn expertisekosten, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan de eiser.

In reconventie heeft de gedaagde een vordering ingesteld voor openstaande facturen, maar deze is afgewezen omdat de openstaande bedragen al verrekend zijn. De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie, maar deze zijn begroot op nihil. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8859032 \ CV EXPL 20-5958
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
en
[eiseres]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: [eiser] (enkelvoud)
gemachtigde: mr. M. van der Veen
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. G.D.J. Zaalberg

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 november 2020 met producties
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermeerdering eis, met productie
  • de mondelinge behandeling van 14 juni 2021, waarbij namens [gedaagde] spreekaantekeningen zijn overgelegd
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Op 28 januari 2019 sluiten [eiser] en [gedaagde] een schriftelijke overeenkomst voor een aantal door [gedaagde] uit te voeren werkzaamheden aan de woning van [eiser] . De totale aanneemsom bedraagt € 60.000,00.
2.2.
In de daaropvolgende maanden verricht [gedaagde] werkzaamheden aan de woning van [eiser] .
2.3.
[eiser] informeert [gedaagde] op 26 september 2019 dat een aantal gebreken in de werkzaamheden aan het licht zijn gekomen, met het verzoek aan [gedaagde] om de gebreken binnen 4 weken te herstellen. Het gaat, samengevat, om de volgende gebreken:
  • Dakbedekking van het platte dak - diverse gebreken
  • Betonvloer/rand niet geïsoleerd
  • Ontbreken constructiebalk bij doorgang woning/aanbouw
  • Brandveiligheid en haarscheurvorming in stucwerk van de haard
  • Onvoldoende isolatie ondergrondse cv-leidingen
  • Onvoldoende capaciteit vloerverwarming aanbouw
  • Ontbreken mechanische ventilator in kelder
2.4.
[gedaagde] reageert op 15 oktober 2019. Hij betwist de gebreken en verzoekt [eiser] om de openstaande facturen van in totaal € 5.938,51 te betalen. [gedaagde] verricht geen verdere werkzaamheden meer aan de woning.
2.5.
[eiser] informeert [gedaagde] op 25 oktober 2019 dat hij betaling van de openstaande facturen heeft opgeschort.
2.6.
Op 22 november 2019 vindt op initiatief van [eiser] een onderzoek plaats naar de geconstateerde gebreken door bouwkundig adviesbureau EXPre. Het onderzoeksrapport van EXPre behoort tot de gedingstukken.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
  • € 19.666,71 aan herstelkosten (of € 25.314,82 indien geen verrekening mogelijk is met openstaande facturen), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 oktober 2019
  • € 1.177,65 aan buitengerechtelijke incassokosten
  • € 3.122,45 aan expertisekosten
  • Proceskosten, nakosten en wettelijke rente daarover vanaf twee weken na betekening van dit vonnis.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat hij recht heeft op vergoeding van de schade die het gevolg is van het tekortschieten door [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met [eiser] .
3.3.
[gedaagde] betwist de gestelde gebreken, met uitzondering van de gebreken aan de haard. Hij vordert in reconventie betaling van de openstaande facturen van € 5.938,51 met aftrek van € 3.194,40 als schadevergoeding voor de haard, wat neerkomt op € 2.744,11.

4.Beoordeling

in conventie
Aannemingsovereenkomst
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] en [gedaagde] een aannemingsovereenkomst hebben gesloten. Partijen hebben immers een offerte ondertekend met daarin een opsomming van uit te voeren werkzaamheden en een bijbehorende aanneemsom. [gedaagde] stelt weliswaar dat de overeenkomst een ander karakter heeft, waarbij [eiser] de regie en verantwoordelijkheid zou hebben over de technische uitvoering van de werkzaamheden, maar heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd.
4.2.
Op grond van de aannemingsovereenkomst mag [eiser] van [gedaagde] verwachten dat hij de opgesomde werkzaamheden tijdig en deugdelijk uitvoert. [gedaagde] op zijn beurt mag verwachten dat [eiser] de aanneemsom voldoet.
Gebreken?
4.3.
De kantonrechter zal hierna per post beoordelen of sprake is van een gebrek. Als sprake is van een gebrek, staat vast dat [gedaagde] per 15 oktober 2019 voor dat gebrek in verzuim is. Op die dag heeft [gedaagde] immers [eiser] laten weten, in reactie op de ingebrekestelling door [eiser] , dat hij het niet eens is met de gestelde gebreken, dat hij ‘goed en mooi werk heeft geleverd’. [eiser] heeft uit deze bewoordingen mogen afleiden dat [gedaagde] niet van plan was om iets te herstellen, zodat [gedaagde] per 15 oktober 2019 in verzuim is, voor zover een gebrek komt vast te staan.
(1)
Dakbedekking platte dak
4.4.
De bouwkundige van EXPre constateert de volgende gebreken aan het platte dak:
Dakbedekking met mastiekschroot en daktrim zit los in rechterhoek
Kitvoeg is niet vol aangebracht
Ongeoorloofde plakrand aangebracht ter plaatse van dakrand aan balkonzijde
Naden van dakbanen zijn niet vol aangebracht
Plasvorming, en door plasvorming aangetaste dakrand
Dakbedekking los aangebracht
4.5.
[gedaagde] betwist het loszitten van de dakbedekking (a) niet, maar verweert zich met de stelling dat dit veroorzaakt moet zijn door het met grote kracht lostrekken van de dakrand. [gedaagde] heeft dit echter niet onderbouwd, zodat de kantonrechter aan dit verweer voorbijgaat.
4.6.
De gebreken ten aanzien van de kitvoeg (b), de plakrand (c) de naden (d) en de loszittende dakbedekking (f) worden door [gedaagde] niet betwist. [gedaagde] reageert slechts met de stelling dat het dak niet lekt, maar dat helpt hem niet. Het enkele feit dat het dak niet lekt wil nog niet zeggen dat de dakbedekking goed is aangelegd. [eiser] stelt overigens ook niet dat het dak lekt.
4.7.
[gedaagde] betwist de plasvorming en de daardoor aangetaste dakrand (e) op het dak niet. Partijen zijn het eens over de oorzaak van de plasvorming: een minimale afschot. [gedaagde] zegt dat het minimale afschot het gevolg is van een keuze van [eiser] (het willen behouden van het balkon), en dat [eiser] dus ook voor de gevolgen heeft in te staan. De kantonrechter gaat hier niet in mee. Als het al een keuze van [eiser] was die het minimale afschot tot gevolg had, dan had [gedaagde] op grond van zijn professionele waarschuwingsplicht [eiser] moeten informeren over de nadelige gevolgen van die keuze. [eiser] betwist dat [gedaagde] die informatie heeft gegeven, en [gedaagde] heeft onvoldoende aangetoond dat hij dit wel heeft gedaan.
4.8.
De kantonrechter concludeert dat dak gebrekkig is aangelegd, dat dit een tekortkoming is van [gedaagde] en dat [gedaagde] de schade die [eiser] hierdoor lijdt moet vergoeden. [eiser] begroot de schade op € 3.488,43 incl. btw en baseert dit op een offerte van een installatiebedrijf. [gedaagde] betwist het schadebedrag niet, althans niet gemotiveerd. De kantonrechter zal het bedrag toewijzen.
(2)
Isolatie betonvloer/rand
4.9.
De bouwkundige van EXPre stelt dat gevelbekleding van de wanden van de aanbouw niet doorlopen tot aan de grond, en dat de onbedekte opstaande rand van de betonvloer geïsoleerd moet worden om een koudebrug te voorkomen. De bouwkundige van EXPre stelt vervolgens dat op basis van de tabel ‘Berekening gevelisolatie’ er een minimale dikte nodig is van 80-90 mm aan isolatiemateriaal. Onweersproken is dat de door [gedaagde] aangebrachte isolatie een dikte heeft van 20-30 mm. [gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat een dikte van 80-90 mm is vereist.
4.10.
De kantonrechter concludeert dat het gebrek aan de betonvloer is komen vast te staan, dat dit een tekortkoming is van [gedaagde] en dat [gedaagde] de schade die [eiser] hierdoor lijdt moet vergoeden. [eiser] begroot de schade op € 5.914,34 incl. btw en baseert dit op een offerte van een installatiebedrijf. [gedaagde] betwist het schadebedrag niet, althans niet gemotiveerd. De kantonrechter zal het bedrag toewijzen.
(3)
Ontbreken constructiebalk bij doorgang van woning naar aanbouw
4.11.
De aannemingsovereenkomst voorziet in levering en plaatsing van een latei of constructiebalk boven de doorgang van de woning naar de aanbouw. Uit eerdere offertes blijkt dat dit een post is van € 2.191,00 excl. btw. [gedaagde] heeft de latei niet geplaatst. De bouwkundige van EXPre stelt vast dat plaatsing van een latei voor de constructie niet nodig is, omdat het bovenliggende balkon daarvoor voldoende stevigheid biedt. Wel acht de bouwkundige het voor een veilige ondersteuning noodzakelijk om de twee lagen metselwerk onder het balkon te verstevigen met lintvoegbewapening.
4.12.
[gedaagde] betwist de noodzaak van lintvoegbewapening, stelt bij monde van zijn raadsman dat lintvoegbewapening de specie zelfs zal verzwakken, maar geeft daarvoor geen onderbouwing.
4.13.
De kantonrechter concludeert dat een gebrek in de constructie van de doorgang van de woning naar de aanbouw is komen vast te staan. Weliswaar blijkt een latei niet nodig voor een veilige constructie, maar daar staat tegenover dat lintvoegbewapening daar wel voor is vereist, en die ontbreekt. Partijen hebben bij overeenkomst voor de doorgang een veilige constructie beoogd, en [eiser] heeft daarvoor betaald. [gedaagde] heeft de veilige constructie echter niet geleverd, en schiet daarmee tekort in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] moet de schade die [eiser] hierdoor lijdt te vergoeden. [eiser] begroot de schade op € 4.254,20 incl. BTW en baseert dit op een offerte van een installatiebedrijf. [gedaagde] betwist het schadebedrag niet, althans niet gemotiveerd. De kantonrechter zal het bedrag toewijzen.
4.14.
Anders dan [eiser] meent, heeft hij niet daarnaast ook nog recht op restitutie van het bedrag van € 2.191,00 excl. btw omdat [gedaagde] de latei niet heeft geplaats, terwijl deze wel in de overeenkomst was opgenomen en [eiser] ervoor heeft betaald. Als gezegd hebben partijen bij overeenkomst een veilige constructie beoogd door middel van een latei. Nu later blijkt dat een latei niet nodig was, maar wel lintvoegbewapening, is het voldoende dat [eiser] een vergoeding ontvangt voor de kosten van het aanbrengen van lintbewapening. Op die manier krijgt [eiser] immers wat hij heeft beoogd en waar hij voor heeft betaald: een constructief veilige doorgang van de woning naar de aanbouw.
(4)
Brandveiligheid en haarscheurvorming in stucwerk van de haard
4.15.
Niet in geschil is dat [gedaagde] een onveilige en dus gebrekkige haardombouw heeft geleverd, en dat [gedaagde] de door [eiser] geleden schade moet vergoeden. Partijen zijn het echter niet eens over de hoogte van de schadevergoeding. [eiser] vindt dat hij recht heeft op vergoeding van de volledige herstelkosten, door haardspecialist Krull Alltech begroot op
€ 5.126,26 incl. btw. [gedaagde] vindt dat hij ten hoogste het bedrag hoeft te vergoeden zoals opgenomen in de offerte voor het maken van de haardombouw, en dat is een bedrag van
€ 2.640,00 excl. btw. In de beleving van [gedaagde] heeft [eiser] voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten, en gaat hij er nu toch, ten koste van [gedaagde] , met de hoofdprijs van door.
4.16.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] recht heeft op de volledige herstelkosten van € 5.126,26 incl. btw. [eiser] mocht bij het aangaan van de overeenkomst verwachten dat [gedaagde] een veilige haardombouw zou leveren. Hierin is [gedaagde] tekortgeschoten, en dus zal hij moeten vergoeden wat nodig is om [eiser] alsnog de veilige ombouw te bezorgen.
4.17.
[eiser] heeft bij akte nog zijn eis ten aanzien van de haardombouw vermeerderd met
€ 363,00 incl. btw. Uit de bijgevoegde factuur blijkt echter niet dat er een verhoging is opgetreden van € 363,00 incl. btw, zodat de kantonrechter dit niet zal toewijzen.
(5)
Onvoldoende isolatie ondergrondse cv-leidingen
4.18.
De bouwkundige van EXPre constateert dat de cv-leidingen op 30 cm diepte onder het terras lopen, en dat de leidingen zonder extra isolatie zijn gelegd. Omdat de leidingen niet onder het vorstniveau liggen, zal dit leiden tot warmteverlies in koude periodes. Om dit te herstellen, moeten de leidingen alsnog worden geïsoleerd. De kosten daarvan worden begroot op € 1.536,70 incl. BTW.
4.19.
[gedaagde] betwist dat de leidingen onvoldoende zijn geïsoleerd. Wellicht is het mogelijk om hogere isolatiewaarden te bereiken, maar daar zijn dan ook hogere kosten aan verbonden, aldus [gedaagde] .
4.20.
De kantonrechter stelt vast dat er geen specifieke isolatiewaarde tussen partijen is overeengekomen. Dit betekent dat [eiser] zich niet op een specifieke isolatiewaarde kan beroepen. Wel mag [eiser] verwachten dat de verwarming veilig en deugdelijk wordt aangelegd, en natuurlijk dat de verwarming in staat is om de aanbouw voldoende te verwarmen.
4.21.
De bouwkundige van EXPre heeft op 22 november 2019 metingen verricht in de aanbouw en geconstateerd dat overal een temperatuur van 24℃ gehaald kon worden. Zoals ter zitting besproken was dat een koude maand. Naar het oordeel van de kantonrechter staat daarmee vast dat de door [gedaagde] aangelegde verwarming voldoende in staat is om de aanbouw te verwarmen, en [gedaagde] dus niet is tekort geschoten op dit onderdeel.
(6)
Onvoldoende capaciteit vloerverwarming aanbouw
4.22.
[eiser] stelt dat de vloerverwarming onvoldoende capaciteit heeft om de aanbouw deugdelijk te verwarmen. Hij onderbouwt dit met een transmissieberekening van installatiebedrijf Wesselingh. Volgens deze berekening kan de aanbouw bij een buitentemperatuur van minder dan 10℃ niet verder verwarmd worden dan tot 20℃.
4.23.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Immers, de metingen van de bouwkundige van EXPre laten zien dat eind november binnen een temperatuur van 24℃ kan worden gehaald. Niet is aangetoond dat in de praktijk bij lage buitentemperaturen het kwik niet boven de 20℃ uitkomt. De kantonrechter geeft in dit geval meer gewicht aan metingen dan aan berekeningen.
(7)
Ontbreken mechanische ventilator in kelder
4.24.
[eiser] stelt dat er een afspraak is met [gedaagde] dat hij een mechanische ventilatie in de kelder zal plaatsen, en dat hij dat niet heeft gedaan. [eiser] vordert de kosten van het alsnog plaatsen van een mechanische ventilatie voor een bedrag van € 1.097,47 incl. BTW. [gedaagde] betwist deze afspraak.
4.25.
Zoals ter zitting besproken, is deze afspraak niet in de offerte of de op schrift gestelde aannemingsovereenkomst terug te vinden. Andere omstandigheden waaruit deze afspraak blijkt, zijn niet gesteld. De kantonrechter oordeelt dan ook dat een dergelijke afspraak niet is vast komen te staan. Er is geen tekortkoming en geen recht op schadevergoeding op dit onderdeel.
Bewijsaanbod schadebedragen
4.26.
[gedaagde] heeft op de valreep, op de mondelinge behandeling na afloop van de schikkingsonderhandelingen, nog verzocht om toegelaten te worden tot bewijslevering van de onjuistheid van de door [eiser] gevorderde schadebedragen.
4.27.
De kantonrechter wijst het verzoek af om redenen die zich het best laten samenvatten als ‘too little too late’. De schadebedragen waren al bij dagvaarding bekend. [gedaagde] heeft dus bij conclusie van antwoord én op de mondelinge behandeling gelegenheid gehad om tegen de gevorderde schadebedragen verweer te voeren en daar stukken voor in het geding te brengen. Daarnaast is de aangeboden bewijslevering onvoldoende concreet en specifiek.
Conclusie schadevergoeding
4.28.
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] recht heeft op de volgende schadebedragen:
Dakbedekking: € 3.488,43
Isolatie betonvloer/rand € 5.914,34
Constructie doorgang € 4.254,20
Haardombouw € 5.126,26
Totaal € 18.783,23
4.29.
[eiser] stelt voor om de niet betaalde facturen van [gedaagde] ten bedrage van € 5.938,51 te verrekenen met het door [gedaagde] te betalen schadebedrag. De kantonrechter is van oordeel dat aan alle vereisten is voldaan om een geslaagd beroep op verrekening te doen. Immers, (1) partijen zijn elkaars schuldenaar, (2) [eiser] is bevoegd de schuld aan [gedaagde] te betalen, (3) [eiser] is bevoegd om betaling van zijn vordering af te dwingen en (4) de vordering van [eiser] staat vast. Dit betekent dat [gedaagde] een bedrag van € 12.844,72 moet betalen aan herstelkosten.
4.30.
[eiser] vordert wettelijke rente over het te vergoeden schadebedrag per 15 oktober 2019. De kantonrechter heeft hierboven al vastgesteld dat [gedaagde] , voor zover gebreken vast komen te staan, per 15 oktober 2019 in verzuim is. De kantonrechter zal de wettelijke rente over € 12.844,72 per 15 oktober 2019 toewijzen.
Expertisekosten
4.31.
[eiser] vordert vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om duidelijkheid te krijgen over de aard en de omvang van de gebreken en de schade. Het gaat om kosten gemaakt door bouwkundig adviesbureau EXPre (€ 1.745,45 incl. BTW), door haardspecialist Krull Alltech (€ 980,00 incl. BTW) en door installatiebedrijf Wesselingh (€ 397,00 incl. BTW).
4.32.
[gedaagde] heeft de grondslag en de bedragen niet betwist. De wet geeft recht op vergoeding van de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De kantonrechter zal de gevorderde expertisekosten toewijzen, met uitzondering van de kosten van Wesselingh. Die kosten zien immers op de capaciteitsberekeningen van de vloerverwarming, die door de metingen van EXPre worden tegengesproken, en verder buiten beschouwing blijven.
4.33.
De kantonrechter wijst een bedrag van € 2.725,45 toe aan expertisekosten.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.34.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, en dat [gedaagde] op de juiste wijze nog een kans is geboden om de openstaande bedragen te voldoen zonder verhoging met de buitengerechtelijke kosten. Uitgaande van het aan [eiser] in deze procedure toegewezen bedrag stelt de kantonrechter, in overeenstemming met de geldende forfaitaire tarieven, het te door [gedaagde] te vergoeden bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vast op € 1090,08.
Proceskosten
4.35.
De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de proceskosten van [eiser] . Deze worden als volgt begroot:
Dagvaarding € 110,67 (maximaal éénmaal brp informatie ad € 1,71)
Griffierecht € 507,00
Salaris gemachtigde € 996,00 (2 punten x € 498,00)
Totaal € 1.613,67
4.36.
Tot slot wijst de kantonrechter de gevorderde nakosten toe ten bedrage van € 100,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 weken na betekening van dit vonnis.
in reconventie
4.37.
[gedaagde] vordert in reconventie betaling van de openstaande facturen van € 5.938,51 met aftrek van € 3.194,40 als schadevergoeding voor de haard, wat neerkomt op € 2.744,11.
4.38.
Omdat de openstaande facturen al verrekend zijn met het in conventie toegewezen schadebedrag heeft [gedaagde] geen belang meer bij zijn vordering in reconventie, en de kantonrechter zal deze dan ook afwijzen.
4.39.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie. Gezien de samenhang tussen conventie en reconventie begroot de kantonrechter de kosten op nihil.

5.Beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van:
5.1.
herstelkosten ten bedrage van € 12.844,72, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2019 tot aan de dag van volledige voldoening,
5.2.
expertisekosten ten bedrage van € 2.725,45,
5.3.
buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.090,08,
5.4.
proceskosten ten bedrage van € 1.613,67,
5.5.
nakosten ten bedrage van € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 weken na betekening van dit vonnis,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie:
5.7.
wijst de vordering af,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de proceskosten, begroot op nihil,
in conventie en reconventie:
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. Straathof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter