ECLI:NL:RBNHO:2021:5786

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
HAA 20/1866
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om handhaving tegen de gemeente Hoorn met betrekking tot een bakkerij

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van de naastgelegen woning, een verzoek om handhaving ingediend tegen de bakkerij [bakkerij], gevestigd aan [adres 1]. De rechtbank Noord-Holland heeft op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn, dat haar verzoek om handhaving op 24 oktober 2019 heeft afgewezen. Dit besluit werd later door het college bevestigd in een bestreden besluit van 14 februari 2020. Eiseres stelt dat de bakkerij in strijd is met het bestemmingsplan, geluidsoverlast veroorzaakt en illegale bouwwerken heeft. Tijdens de zitting op 1 juni 2021 zijn zowel eiseres als de vertegenwoordigers van de gemeente en de derde-partij, de bakkerij, aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bakkerij voldoet aan de geluidseisen en dat er geen overtredingen zijn van het bestemmingsplan. Eiseres heeft verschillende gronden ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1866

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres ] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.A.M. van Hoef),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Brandenburg).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
de besloten vennootschap Jobeko Vastgoed B.V., te Zuidoostbeemster (gemachtigde: mr. W. de Vis).
Als belanghebbende neemt aan het geding deel: [naam belanghebbende] , eigenaar bakkerij
[bakkerij]

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek om handhaving van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 14 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2021. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en haar vader [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren namens verweerder aanwezig E.J.M. van de Toorn toezichthouder van de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord, en
mr. D. Brouwer werkzaam bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord. Derde-partij is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en [naam 2] . Belanghebbende was ook ter zitting aanwezig.

Overwegingen

1.1
Sinds juli 2018 is de bakkerij [bakkerij] gevestigd aan [adres 1] . Derde-partij is verhuurder van het pand. In verband met het vestigen van een bakkerij in het pand zijn twee afvoerpijpen op het (platte) dak aangebracht. Een pijp voor rookgasafvoer en een pijp voor ventilatie uit de ontgeuringsinstallatie. Eiseres woont in de naastgelegen woning op het adres [adres 2] .
1.2
Bij brief van 16 augustus 2019 heeft eiseres verweerder verzocht handhavend op te treden tegen bakkerij [bakkerij] wegens strijd met onder meer het bestemmingsplan, geluidsoverlast en een volgens haar illegaal gebouwd bouwwerk rondom een rookafvoerpijp.
1.3
Bij brief van 10 oktober 2019 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat hij voornemens is haar verzoek om handhaving af te wijzen, omdat volgens hem aan de geluidseisen wordt voldaan en geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Eiseres heeft tegen dit voornemen geen zienswijze ingebracht.
1.4
Verweerder heeft vervolgens op 24 oktober 2019 het primaire besluit genomen, dat van gelijke strekking is als het voornemen. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
1.5
Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres in handen gesteld van de Commissie Bezwaarschriften (hierna: de commissie). Naar aanleiding van en op basis van het advies van de commissie van 8 februari 2020 heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Verweerder stelt zich daarin op het standpunt dat het verzoek om handhaving van eiseres voor afwijzing in aanmerking komt omdat geen sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift.
1.6
Op 23 juli 2020 is bakkerij [bakkerij] een last onder dwangsom opgelegd met betrekking tot het voorkomen dan wel tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder in aanpandige woningen en tuinen bij het bereiden van voedingsmiddelen. Op 12, 13 en 14 maart 2021 zijn er sanctiecontroles geweest. Tijdens deze controles is geconstateerd dat de geurvoorschriften niet zijn overschreden. De last onder dwangsom blijft echter onverminderd van kracht.
Ingetrokken gronden
2. De rechtbank stelt voorop dat de gemachtigde van eiseres ter zitting een drietal gronden heeft ingetrokken, te weten:
  • dat het advies van de commissie dat ten grondslag heeft gelegen aan het bestreden besluit niet aan haar is toegezonden;
  • dat de derde-partij slechts deels mag worden toegelaten in beroep; en
  • dat de opgestapelde stenen rond de ventilatiepijp een illegaal bouwwerk vormen.
Formele gronden
3.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar beroepschrift onder de noemer beroepsgronden 5, 6 en 7 gronden heeft aangevoerd die betrekking hebben op de bezwaargronden 4, 5, en 6, te weten het toepassen van bedrijfsduurcorrectie, stoorgeluidcorrectie en de geluidwerende waarde van haar eigen woning. Eiseres heeft gesteld dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet op deze bezwaargronden heeft beslist.
3.2
In het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende advies van de commissie is verwezen naar stukken van de omgevingsdienst die als bijlage van het gemeentelijke verweerschrift aan het bezwaarschriftendossier zijn toegevoegd. In het gemeentelijk verweerschrift is verwezen naar een reactie van de Omgevingsdienst van 4 december 2019. In die reactie is de Omgevingsdienst ingegaan op de door eiseres naar voren gebrachte gronden inzake bedrijfsduurcorrectie, stoorgeluidcorrectie en de geluidwerendheid van de woning van eiseres. Verder is blijkens het advies van de commissie niet uitsluitend betekenis toegekend aan wat derde-partij naar voren heeft gebracht (tijdens de hoorzitting), maar zijn ook andere omstandigheden en schriftelijke stukken bij de beoordeling betrokken. Voor eiseres haar stelling dat verweerder belang zou hebben bij het open blijven van de bakkerij zijn verder geen aanknopingspunten te vinden in de gedingstukken.
3.3
Deze beroepsgronden slagen dus niet.
Materiele gronden
Bestemmingsplan
4.1
Eiseres betoogt voorts dat de bakkerij in strijd is met het bestemmingsplan. Toegestaan is een banketbakkerij met een maximale verwerkingscapaciteit van 2500 kg meel per week. Uit verweerders besluiten blijkt niet wat de maximale verwerkingscapaciteit is van de bakkerij. Het standpunt van verweerder dat geen sprake is van een industriële bakkerij is in het geheel niet onderbouwd. Uit de geluids- en geuronderzoeken waarnaar verweerder heeft verwezen kan dat niet worden opgemaakt. Er is halfslachtig onderzoek verricht. De enkele omstandigheid dat de bakkerij een eenmanszaak is zegt niets over de grootte van het bedrijf. Uit de onderzoeken waarnaar is verwezen blijkt niet dat maar sprake is van een oven die niet continu in bedrijf is. Bovendien gaat het bij het bepalen van de maximale verwerkingscapaciteit niet alleen om ovens, maar om alle meelverwerkende machines en apparaten. Het al dan niet continu in bedrijf zijn zegt ook niets over de verwerkingscapaciteit. Uit de door derde-partij overgelegde inkoopfacturen over de periode november 2019 tot en met januari 2020 kunnen geen conclusies worden getrokken. Het gaat namelijk om tweewekelijkse facturen, onduidelijk is of dit de enige facturen zijn en of er nog andere meelleveranciers zijn. Volgens eiseres is het bestreden besluit op het punt van de meelverwerkingscapaciteit gelet op het voorgaande in strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
4.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bakkerij een capaciteit heeft van minder dan 2500 kg meel/week. Verweerder verwijst hiervoor naar de onderzoeken ter plaatse van de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord waaruit blijkt dat de bakkerij een eenmanszaak is, de verklaring van de derde-partij tijdens de hoorzitting dat [bakkerij] een bakkerij is met een meelverwerkingscapaciteit van niet meer dan 750 kg meel per week en een verklaring van een voormalig docent die in algemene zin heeft verklaard dat anno 2020 een rendabele eenmansbakkerij minimaal 750 kg meel per week verwerkt maar dat het vrijwel onmogelijk is om in die omstandigheden 2500 kg meel per week te verwerken.
4.3
Desgevraagd heeft belanghebbende ter zitting uitgelegd dat hij per dag gemiddeld 80/90 pides à 500 gr per stuk en 80/90 pizza’s à 100 gr per stuk bakt. Daarnaast bakt hij ook nog kleine stokbroodjes. Per dag staat de oven maximaal 7 uur aan. De oven gaat ’s ochtends rond 4.00 uur aan en stopt op maandag rond 10.00 uur en op zaterdag rond 12.00 uur. De andere dagen stopt de oven ergens tussen 10.00 uur en 12.00 uur. Het is volgens belanghebbende onmogelijk om in zijn eentje en met zijn beperkte apparatuur per week 2500 kg meel te verwerken.
Dan zou het gaan om ongeveer 400 kg per dag. Dat zijn per dag 17 meelzakken en ongeveer 1380 pides. Om 1 meelzak te verwerken in de oven is 45 minuten nodig. Om per dag
17 meelzakken te kunnen verwerken zou de oven minimaal 20 uur per dag aan moeten staan.
4.4
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan het standpunt van verweerder. Hetgeen eiseres hiertegen heeft aangevoerd is onvoldoende onderbouwd. Daarbij acht de rechtbank nog van belang dat niet in geschil is dat [bakkerij] een eenmanszaak is, de overgelegde plattegrond van [bakkerij] met de daarop ter zitting gegeven nadere toelichting, dat het standpunt van verweerder wordt bevestigd door de door derde-partij overgelegde tweewekelijkse facturen en de verklaring ter zitting van verweerder dat hij de noodzakelijke verhuizing van bakkerij [bakkerij] van [adres 3] naar [adres 1] nooit had toegestaan als sprake zou zijn geweest van een industriële bakkerij.
4.5
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Geluid
5.1
Eiseres betoogt voorts dat het onderzoek naar door haar gestelde geluidsoverlast niet juist is uitgevoerd. Ten onrechte zijn geluidsmetingen verricht op de achtergevel van de woning aan [adres 4] in plaats van op de gevel van haar woning. De geluidsnormen van het Activiteitenbesluit gelden op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen. In een geval van een verzoek om handhaving is dat de gevel van de woning van degene die om handhaving heeft verzocht. Het Activiteitenbesluit en de Handleiding zijn dan ook niet juist toegepast. Uit een meting die op 28 juli 2019 op de gevel van de woning van eiseres is verricht bleek een overschrijding van de geluidsnormen in de dagperiode. Er was des te meer reden de meting op de gevel van de woning van eiseres te verrichten omdat haar woning een lagere geluidwerende waarde heeft.
5.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bakkerij voldoet aan de geluidseisen uit het Activiteitenbesluit. Uit de door de Omgevingsdienst verrichte geluids- en geuronderzoeken lijkt dat er voldaan wordt aan de daarvoor geldende milieuwet- en regelgeving. Door eiseres is niet onderbouwd dat die onderzoeken onjuist zijn of een onvolledig beeld geven.
5.3
Uit artikel 2.17, eerste lid, tabel 2.17a, van het Activiteitenbesluit volgt dat de geluidsniveaus gelden op de gevel van gevoelige gebouwen. Op grond van artikel 1 van het Activiteitenbesluit worden onder gevoelige gebouwen woningen verstaan. Blijkens het advies geluid van 6 september 2019 dat aan het gehandhaafde primaire besluit ten grondslag ligt, is gemeten op de achtergevel van de dichtstbij gelegen woning aan [adres 4] en niet op de gevel van de woning van eiseres, omdat de woning aan [adres 4] het gemakkelijkst te bereiken is en bij die woning de hoogste geluidsniveaus zullen optreden. Bij de woning van eiseres zullen de geluidniveaus lager zijn gelet op de grotere afstand waardoor de gevel van de woning van eiseres niet als maatgevende gevel is te beschouwen, zo is verder in het advies vermeld. De meting is onbestreden verricht overeenkomstig de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai. Uit niets volgt dat bij een verzoek om handhaving bij de woning van degene die om handhaving verzoekt dient te worden gemeten. Beoordeeld dient immers te worden of aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan en dus volstaat een meting bij het dichtstbijzijnde gevoelige object.
5.4
Deze beroepsgrond slaagt niet
6.1
Tot slot stelt eiseres dat de metingen hebben plaatsgevonden gedurende een niet-representatieve bedrijfssituatie, omdat de afzuigpijp van de ontgeuringskast
tijdens de metingen niet in werking was. Na het bestreden besluit was de afzuiging van deze pijp wel in werking, zodat het geluid daarvan ook mee gemeten had moeten worden.
6.2
Verweerder heeft zich ter zitting desgevraagd op het standpunt gesteld dat uit het verslag van de meting van 18 mei 2019 blijkt dat de afzuiging tijdens die meting in werking was en toen een verwaarloosbaar geluid maakte. Tijdens de meting van 22 juni 2019 was de afzuiging van de ontgeuringskast niet in werking, maar is er wel een opmerking over gemaakt in het verslag, namelijk dat de afzuiging de vorige meting wel is mee gemeten maar toen een verwaarloosbaar geluid maakte dat wegviel in het omgevingsgeluid én in de afzuiging van de oven. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het geluid waar eiseres op doelde is mee gemeten.
6.3
Deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
15 juli 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.