Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster(gemachtigde: mr. A.C. Mens),
(gemachtigde: mr. R.H. Vossebeld).
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 mei 2021 uitspraak gedaan over de verzoeken om voorlopige voorziening van een verzoekster die bijstand had aangevraagd. De aanvraag om bijstand was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer afgewezen, evenals de terugvordering van een voorschot van € 800,-. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 27 mei 2021 is verzoekster verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de periode voorafgaand aan haar aanvraag om bijstand in Nederland niet beschikte over financiële middelen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verweerder verzoekster vanaf 30 april 2021 voorschotten zal verstrekken ter hoogte van 90% van de alleenstaandennorm. Tevens is het besluit van 22 april 2021, waarin de terugvordering werd aangekondigd, geschorst. Verweerder is veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.068,-.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit en is vanuit Egypte naar Nederland gekomen. De voorzieningenrechter heeft de verklaringen van verzoekster en de ingediende bewijsstukken in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat verzoekster vermogen heeft opgebouwd. De voorzieningenrechter heeft ook de plausibiliteit van verzoeksters verklaringen over haar levensonderhoud in Egypte erkend, evenals haar huursituatie in Nederland.