3.3Oordeel van de rechtbank
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
Op 2 juli 2018 bezocht een Amerikaanse familie, bestaande uit aangeefster, haar dochter [slachtoffer], haar zoon en haar moeder, de molen [pleegplaats] Verdachte werkte daar als molenaar en heeft hun een rondleiding gegeven. Vervolgens is verdachte alleen met [slachtoffer] naar de top van de molen gegaan.
De aangifte houdt in dat verdachte en [slachtoffer] ongeveer tien minuten boven in de molen zijn geweest en dat [slachtoffer] die avond aan haar moeder heeft verteld dat de gids zijn hand in haar korte broek had gestoken en over haar billen had gewreven terwijl zij op een ladder stond. De volgende morgen heeft [slachtoffer] verteld dat de gids haar ook had vastgegrepen en stevig tegen zich aan had gedrukt, waarbij zij zijn penis tegen haar lijf had gevoeld. Op 31 juli 2018 heeft [slachtoffer] bij een Amerikaanse politiefunctionaris verklaard dat de gids boven in de molen zijn armen om haar heen had geslagen en haar strak tegen zich aan had getrokken, dat zij zijn penis tegen haar billen voelde en dat hij, toen zij de benedenverdieping van de molen naderden, zijn rechterhand in haar korte broek had gestoken en ongeveer dertig seconden over haar blote billen had gewreven, waarbij hij zijn vingers naar het midden van haar billen bracht.
Het betreft de verklaring van een destijds negenjarig meisje. Zij heeft haar moeder op twee momenten over verschillende ontuchtige handelingen verteld. Vier weken later heeft een Amerikaanse rechercheur haar gehoord. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen onder welke condities en op welke wijze dit verhoor is afgenomen. Dat bemoeilijkt enigszins de beoordeling van die verklaring in de sleutel van de bewijswaardering. Wel blijkt uit het dossier dat [slachtoffer] gedetailleerd heeft verklaard en dat haar uitlatingen tegenover haar moeder en de verklaring van 31 juli 2018 op hoofdlijnen en wat betreft significante details inhoudelijk overeenstemmen. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat haar verklaring onbetrouwbaar is.
Bewijsminimum
In zedenzaken is vaak naast de belastende verklaring van de aangeefster enerzijds en de ontkennende verklaring van de verdachte anderzijds weinig of geen steunbewijs voorhanden. Ingevolge artikel 342 lid 2 Sv geldt echter dat de rechter het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan aannemen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen indien de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Voornoemde bewijsminimumregel brengt mee dat de verklaring van [slachtoffer] onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Haar verklaring moet, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte, in voldoende mate steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Naast de verklaring van [slachtoffer] valt uit het dossier en hetgeen op de zitting aan de orde is geweest het volgende af te leiden:
i) blijkens de aangifte die haar moeder op 31 juli 2018 in de Verenigde Staten heeft gedaan heeft [slachtoffer] op de avond van 2 juli 2018 en de ochtend van 3 juli 2018 aan haar moeder verteld wat zich in de molen zou hebben afgespeeld tussen haar en verdachte;
ii) blijkens de processen-verbaal van verhoor van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] op respectievelijk 3 en 7 oktober 2019 heeft verdachte emotioneel gereageerd toen zij hem tijdens een schorsingsgesprek op 4 juli 2018 confronteerden met de aanklacht dat hij een Amerikaans meisje onzedelijk had betast. Hij schrok, huilde en zei “Dan ben ik de sjaak” en “Ik ben de lul en ik snap niet wat er is gebeurd.” Volgens getuige [getuige 2] heeft verdachte in dat gesprek verteld dat hij in het verleden is veroordeeld voor seksueel misbruik van zijn eigen kinderen;
iii) verdachte heeft verklaard dat hij alleen met [slachtoffer] op alle verdiepingen van de molen is geweest en dat hij bij het beklimmen en afdalen van de trappen onder haar heeft gelopen.
De onder i vermelde aangifte kan niet het vereiste steunbewijs opleveren, omdat de verklaring van aangeefster dezelfde bron heeft als de verklaring die ondersteuning behoeft, namelijk [slachtoffer]. De onder ii vermelde getuigenverhoren dateren van 15 maanden na het gesprek waarin de getuigen verdachten hebben geschorst. Dit tijdsverloop als zodanig noopt al tot enige behoedzaamheid bij de beoordeling. Het valt voorts, tegen de achtergrond van de verklaring van de verdachte, niet uit te sluiten dat de emotie die verdachte in dat gesprek heeft getoond zijn primaire reactie was op het feit dat hij werd geschorst als molenaar vanwege een beschuldiging van grensoverschrijdend gedrag. De woorden “Ik ben de lul, ik snap er niets van, hoe dan…” houden naar het oordeel van de rechtbank bij een geïsoleerde beoordeling niet zonder meer in dat er sprake is van een (impliciete) bevestiging van de verklaring van [slachtoffer]. In dit verband komt tevens betekenis toe aan de opmerking van de getuige [getuige 2] dat de verdachte heeft gezegd niets te begrijpen van de beschuldiging. Dat doet afbreuk aan de uitleg die de officier van justitie geeft aan de woorden die de verdachte in dat gesprek heeft gebruikt.
De omstandigheid dat verdachte met [slachtoffer] alleen is geweest in de molen (iii) is bij deze stand van zaken van onvoldoende gewicht om als steunbewijs voor de ten laste gelegde en door verdachte betwiste ontuchtige handelingen te kunnen dienen.
Voornoemde verklaringen kunnen naar het oordeel van de rechtbank ook in onderlinge samenhang bezien niet in voldoende mate steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer]. Nu voldoende wettig bewijs ontbreekt, moet verdachte worden vrijgesproken.