Op 8 juli 2021 heeft de politierechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 augustus 2014, waarbij de verdachte samen met anderen hennepplanten buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Sarian, en de verdediging door mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn.
De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair handelen met betrekking tot hennepplanten. De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zitting zijn bewijsmiddelen gepresenteerd die de betrokkenheid van de verdachte en medeverdachten aantoonden. De politierechter concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De uitspraak houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, die meer dan 4,5 jaar heeft geduurd. De politierechter heeft geoordeeld dat deze overschrijding niet aan de verdachte kan worden toegerekend, wat heeft geleid tot een milder oordeel over de op te leggen sanctie.