ECLI:NL:RBNHO:2021:5659
Rechtbank Noord-Holland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft opposante verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank die haar beroep niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank had eerder, op 10 juni 2021, geoordeeld dat opposante het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn had voldaan. Opposante stelde echter dat de betaling op 8 februari 2021 had plaatsgevonden, maar dat het betalingskenmerk onvolledig was door het ontbreken van de laatste vier cijfers. Ze voerde aan dat het LDCR haar de kans had moeten geven om het betalingskenmerk aan te vullen.
De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. Ze concludeerde dat, hoewel het betalingskenmerk verkeerd was, de bijschrijving van het griffierecht op tijd had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de eerdere niet-ontvankelijk verklaring onterecht was, omdat het eindoordeel niet buiten redelijke twijfel stond. Daarom werd het verzet gegrond verklaard en werd de eerdere uitspraak vernietigd.
De rechtbank besloot dat de zaak opnieuw op zitting behandeld zou worden, waarbij opposante opnieuw de gelegenheid krijgt om het griffierecht te voldoen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat de eerdere niet-ontvankelijk verklaring te wijten was aan een fout van de gemachtigde in het invullen van het betalingskenmerk. De uitspraak werd gedaan door rechter J.H.A.C. Everaerts, in aanwezigheid van griffier N. Joacim, en is openbaar uitgesproken.