ECLI:NL:RBNHO:2021:5658

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
HAA 21/1462 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht en proceskosten

Op 14 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposante tegen een eerdere uitspraak van 25 mei 2021, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat opposante mogelijk de griffierechtnota niet op de juiste wijze had ontvangen. Opposante had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk op haar aanvraag van 30 augustus 2020 voor permanente woonruimte. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was voldaan, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

In de verzetzaak heeft de rechtbank uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan. Opposante voerde aan dat de gemachtigde niet had verwacht dat de rechtbank het beroep zo snel zou behandelen en dat er onduidelijkheid was over de termijnen voor het betalen van het griffierecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er mogelijk sprake was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden met betrekking tot de postbezorging van de griffierechtnota. De rechtbank concludeerde dat niet voldoende was komen vast te staan dat de griffierechtnota op de juiste wijze was aangeboden, waardoor de eerdere niet-ontvankelijkheid ten onrechte was vastgesteld.

De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek werd hervat in de stand waarin het zich bevond voordat de buiten-zitting uitspraak werd gedaan. Tevens werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk veroordeeld in de proceskosten van opposante, vastgesteld op € 374,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1462 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2021 op het verzet van

[opposante] , te [vestigingsplaats] , opposante
(gemachtigde: mr. C.F.M. van den Boogaard).

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingesteld tegen het door van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag van 30 augustus 2020, inzake mogelijkheden permanente woonruimte (22x) aan [adres] .
Bij uitspraak van 25 mei 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposante het griffierecht niet tijdig heeft voldaan.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank (samengevat) aan dat de gemachtigde niet verwachtte dat de rechtbank dit beroep zo snel in behandeling zou nemen. Daarnaast heeft de gemachtigde samen met de ontvangstbevestiging van het beroep, waarin stond vermeld dat de rechtbank het beroep versneld zal behandelen. een verzoek gekregen van de rechtbank om alsnog een uittreksel uit het Handelsregister van de kamer van Koophandel aan de rechtbank toe te sturen. De gemachtigde dacht dat dit verzoek werd gedaan omdat het voor de rechtbank niet duidelijk was of opposante als natuurlijke personen wilden optreden of als rechtspersoon. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van het griffierecht. Op 10 april 2021 heeft de gemachtigde het verzochte uittreksel naar de rechtbank opgestuurd. Hoewel de gemachtigde zich voortdurend van bewust was dat de nota griffierecht eraan zat te komen, verwachtte zij die niet zolang zij dat uittreksel van de KvK nog niet had toegestuurd. Maar die nota werd dus wel al verstuurd voordat de gemachtigde het uittreksel van de KvK aan de rechtbank had toegezonden. In de ontvangstbevestiging van 2 april 2021 is vermeld dat een aantal termijnen korter is. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat niet is aangegeven welke termijnen dan korter zijn. Verder staat er dat er een kortere termijn kan gelden voor het betalen van het griffierecht, De gemachtigde stelt dat dit in dit geval niet is gedaan. De alinea in de ontvangstbevestiging wordt afgesloten met:
als er een verkorte termijn van toepassing is, dan zal ik u daar op wijzen. Dit heeft de gemachtigde doen vermoeden dat zij in de weken daarna nog persoonlijk bij brief op de hoogte zou worden gesteld. In ieder geval had de gemachtigde niet verwacht dat de nota, met een verkorte termijn daarin, één dag later zou worden opgestuurd. In de ontvangstbevestiging wordt verwezen naar het Procesreglement bestuursrecht (niet Kei zaken) 2017. Hierdoor is de gemachtigde er achter gekomen dat de termijn van 4 weken voor betaling griffierecht verkort wordt naar 2 weken ingeval het beroep versneld wordt behandeld en dat er geen herinnering wordt gestuurd. Dit heeft de gemachtigde overigens pas gedaan nadat zij de uitspraak van de rechtbank van 25 mei 2021 had ontvangen.
Opposante stelt dat de rechtbank aannemelijk moet maken of de nota griffierecht op rechtmatige wijze is aangeboden. Opposante verwijst hiervoor naar eerder uitspraken van de Hoge Raad van 10 juli 2015 met eclinummers ECLI:NL:HR: 2015:1774 en 1775. Opposante ontkent de handelingen van de postbode niet. Er was een ongelukkige samenloop van omstandigheden, in het bijzonder dat de route van de nota griffierecht en overige zendingen aan het adres van de gemachtigde hebben gekruist. Op 5 april 2021 heeft de gemachtigde online enkele schoonmaakmiddelen besteld. Op 7 april 2021 trof de gemachtigde een briefje van PostNL aan met de tekst:
wij hebben je gemist. Op dit briefje stond niet welke zending het betrof en wie de afzender was. Omdat de waakhond niet was aangeslagen vermoedde de gemachtigde dat de postbezorger niet had aangebeld, maar alleen het briefje in de bus had gedaan. Achteraf, toen de gemachtigde over de verzendgegevens van de nota van de rechtbank beschikte, heeft zij geconstateerd dat het briefje van de postbezorger betrekking had op de nota van de rechtbank en niet op het pakket met schoonmaakmiddelen. Op 8 april 2021 is het pakket schoonmaakmiddelen bezorgd. Later op die dag trof de gemachtigde een verkreukeld briefje in de brievenbus aan dat zij een postpakket kon afhalen. Er stond weer geen afzender en geen Track and Trace nummer op. Omdat de gemachtigde verder geen bestellingen had lopen en zij er van uitging dat haar pakket reeds die ochtend was bezorgd werd haar vermoeden dat het een zooitje is bij PostNL bevestigd. Dat had de postbezorger die ochtend zelf ook al bevestigd. De gemachtigde heeft PostNL gebeld en een klacht ingediend. De medewerker had in het gesprek het constant over pakket en niet over brief. Dus bleef de gemachtigde in de veronderstelling dat het ging over haar schoonmaakpakket en niet dat er nog een brief onderweg zou zijn. Op dezelfde dag heeft de gemachtigde van opposante een klacht ingediend. zij heeft deze klacht bij het verzetschrift gevoegd. Op 9 april 2021 heeft de gemachtigde weer goederen online besteld. Die zijn op 10 april 2021 bezorgd. Op 12 april 2021 heeft de gemachtigde het gevraagde uittreksel KvK aan de rechtbank toegezonden. Op 14 mei 2021 heeft de gemachtigde de rechtbank gebeld om te vragen waar de nota bleef. De rechtbank was gesloten in verband met hemelvaart. Op 14 mei 2021 heeft de gemachtigde de 8:38 Awb brief van de rechtbank ontvangen. Zij schrok ontzettend. Ook omdat in die brief werd aangegeven dat de termijn om het griffierecht te voldoen niet opnieuw aanvangt.
Opposante betwist dat de nota op regelmatige wijze is aangeboden/uitgereikt.
De rechtbank stelt vast dat uit de door opposante overgelegde PostNL Track & Trace uitdraaien en het door de gemachtigde geschetste beeld van de postbezorging ten tijde van het aanbieden van de aangetekende brief met de nota griffierecht blijkt dat het mogelijk is dat opposante de griffierechtnota niet op de voorgeschreven manier heeft ontvangen.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op wat opposante in het verzetschrift heeft aangevoerd en door de meegestuurde bewijzen van het door haar gestelde, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat (gemachtigde van) opposante de aangetekende brief van 3 april 2021 op de juiste wijze heeft aangeboden gekregen. Dit brengt mee dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat de beroepen kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk waren en de zaken ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
De verzetrechter veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk in de door opposante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de verzetrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 374,- (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing.

De verzetrechter:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk in de proceskosten van opposante tot een bedrag van € 374.-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.