Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
- €400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.Het verweer
5.De beoordeling
“het feit dat de passagier een ticket heeft of een ander bewijs dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator.”De kantonrechter overweegt dat in de ‘Electronic Ticket Receipt’ ticketnummer [nummer] is opgenomen. In het onderhavige geval acht de kantonrechter dit voldoende om aan te nemen dat een ticket is uitgeschreven en dat de boeking is aanvaard door de vervoerder. Hiermee is voldaan aan het eerste vereiste van artikel 3 lid 2 onder a van de Verordening.
aan passagiers van een vlucht met drie uur of meer vertraging bij aankomst die over een bevestigde boeking voor die vlucht beschikken, de compensatie uit hoofde van die verordening niet mag worden geweigerd louter op grond dat zij in het kader van hun vordering tot compensatie niet hebben aangetoond, met name door middel van de instapkaart, dat zij voor de betrokken vlucht aanwezig waren bij de incheckbalie, tenzij wordt aangetoond dat deze passagiers niet met de vertraagde vlucht in kwestie zijn vervoerd, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan.’. In het onderhavige geval lag het op de weg van de vervoerder om aan te tonen dat de passagier, nu dat de passagier over een bevestigde boeking beschikt, niet door de vervoerder met de vlucht is vervoerd. De vervoerder heeft in dit verband geen stukken overgelegd waar dit uit kan blijken zodat voldoende aannemelijk is geworden dat de passagier wel met de vlucht is vervoerd en zich aldus (tijdig) bij de incheckbalie heeft gemeld. Hiermee is tevens voldaan aan het tweede vereiste van artikel 3 lid 2 onder a van de Verordening.