ECLI:NL:RBNHO:2021:5561

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
15/319589-20 (zaak A), 15/244157-18 (tul), 15/328328-20 (zaak B, ttz gev) en 15/059295-21 (zaak C, ttz gev)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal en heling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere vermogensdelicten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van drie van de tien ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan een zevental vermogensdelicten, waaronder diefstal uit een woning, diefstal met valse sleutels en zowel opzet- als schuldheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 november 2020 goederen heeft gestolen uit de schuur van een aangever en dat hij op 20 november 2020 met gestolen bankpassen heeft gepind. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verwerven van sieraden waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/319589-20 (zaak A), 15/244157-18 (tul), 15/328328-20 (zaak B, ttz gev) en 15/059295-21 (zaak C, ttz gev)
Uitspraakdatum: 2 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 juni 2021.
De rechtbank heeft de zaken die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 15/319589-20 en 15/328328-20 zijn aangebracht op de pro forma-zitting van 29 maart 2021 gevoegd. Deze zaken worden hierna respectievelijk zaak A en zaak B genoemd. Ter terechtzitting van 18 juni 2021 is de zaak die bij afzonderlijke dagvaarding onder parketnummer 15/059295-21 is aangebracht bij de zaken A en B gevoegd. Deze zaak wordt hierna zaak C genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. van Venrooij en van dat wat de verdachte en de raadsman mr. J.C. Duin, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .

2.De tenlastelegging

De verdenking houdt, na wijziging van de tenlastelegging, kort en zakelijk in dat de verdachte tien vermogensdelicten heeft gepleegd, bestaande uit (gekwalificeerde) diefstallen en heling.
De volledige tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.De voorvragen

De rechtbank stelt vast dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is van de zaken kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle in zaak A en B (primair) ten laste gelegde feiten en de in zaak C ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat zij ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5 de schuldheling bewezen acht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken van de in zaak A ten laste gelegde feiten, het in zaak B primair ten laste gelegde feit en de in zaak C onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde opzetheling. De raadsman heeft zich ten aanzien van de in zaak C onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde schuldheling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat hij heeft verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van de ten laste gelegde periode voorafgaand aan de dag van zijn aanhouding. Ten aanzien van het in zaak C onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraken
Zaak A
Feit 2 en 3
Bij de doorzoeking van een gemeenschappelijke berging, gelegen naast de door de verdachte gehuurde kamer, zijn door de politie onder meer een wasmachine, een fietsendrager en een jacuzzi aangetroffen en in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat de wasmachine en de fietsendrager uit een schuur zijn gestolen (feit 2 primair) en dat de jacuzzi is buitgemaakt bij een woninginbraak (feit 3 primair). Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte degene is geweest die deze goederen in de gemeenschappelijke berging heeft neergezet, kan hieruit niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte degene moet zijn geweest die de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde diefstallen heeft gepleegd, zoals de officier van justitie stelt. Daarvoor bevat het dossier geen bewijs.
Het dossier bevat ook geen bewijs dat de verdachte ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van deze goederen
wistdat ze van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank zal de verdachte daarom in zijn geheel vrijspreken van de feiten 2 en 3.
Zaak C
Feit 3
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit en stelt zich hierbij op het standpunt dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de in zijn woning aangetroffen goederen die aan de aangeefster toebehoren van diefstal afkomstig waren. De verdachte heeft geen uitsluitsel gegeven over de herkomst van de goederen en hij heeft niet voldaan aan de onderzoeksplicht die op hem rustte. Het aantreffen van zoveel gestolen goederen in zijn woning en berging, duidt op het tegenovergestelde.
De rechtbank overweegt dat uit de dossierstukken volgt dat de aangeefster, toen zij op 3 januari 2021 langs de door de verdachte gehuurde kamer liep en naar binnen keek, goederen zag liggen die in juli 2020 zijn gestolen uit haar schuur behorende bij de woning aan de [adres 2] te Enkhuizen. Hoewel de gestolen goederen in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat deze goederen in de ten laste gelegde periode van 3 juli 2020 tot en met 22 december 2020 ook al in de woning van de verdachte lagen. De politie heeft de betreffende ruimte vóór 3 januari 2021 tweemaal doorzocht en toen zijn deze goederen niet in beslag genomen. De verdachte zat sinds 16 december 2020 gedetineerd en het dossier bevat aanwijzingen dat nadien de toegangsdeur van zijn woning geforceerd is en dat derden toegang hadden tot de ruimte. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, zodat de rechtbank hem van de onder 3 ten laste gelegde heling zal vrijspreken.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de in zaak A onder 1 en 4 primair ten laste gelegde feiten, het in zaak B primair ten laste gelegde feit en de in zaak C onder 1 impliciet subsidiair, 2 impliciet subsidiair, 4 en 5 impliciet primair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de
bijlage IIzijn opgenomen.
4.3.3
Bewijsoverwegingen
Zaak A
Feit 1
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de goederen uit de schuur van de aangever heeft weggenomen. De herkenning van de verdachte op de stills van camerabeelden, zoals door verbalisant [verbalisant 1] beschreven, is niet betrouwbaar. De stills op basis waarvan hij de verdachte heeft herkend, zijn onvoldoende helder om uiterlijke kenmerken goed te kunnen waarnemen.
Betrouwbaarheid herkenning
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning moet allereerst worden beoordeeld of de camerabeelden, of stills daarvan, voldoende duidelijk en helder zijn om een (gezichts)herkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de mate van kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Daarmee nauw in verband staat een tweede beoordelingselement, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter iemand de verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht.
De rechtbank acht de zich in het dossier bevindende stills van de camerabeelden van [betrokkene 1] van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk om als basis voor een herkenning te dienen. Er zijn voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar op, met name de eerste twee, stills van de camerabeelden.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de verdachte herkend op voornoemde stills aan zijn kleine, tengere postuur en aan zijn opvallende gezicht met een spitse neus, kleine flaporen en sterke kaaklijnen. [verbalisant 1] heeft beschreven dat hij de verdachte redelijk goed kent, omdat hij hem vaak gedurende zijn werkzaamheden tijdens surveillance heeft gezien en hem in het verleden als verdachte heeft verhoord. [verbalisant 1] heeft aldus gedetailleerd beschreven waaraan en hoe hij de verdachte (her)kent. [verbalisant 1] is bovendien niet de enige die de verdachte op de stills van de camerabeelden van [betrokkene 1] heeft herkend. Ook verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben de verdachte op de stills herkend.
Nu er geen feiten en omstandigheden zijn die de herkenning door [verbalisant 1] zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken, acht de rechtbank zijn herkenning betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt dus verworpen.
De verdachte is degene die de diefstal heeft gepleegd
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 26 november 2020 diverse goederen, waaronder een buitenboordmotor, uit de schuur achter de woning van aangeefster [aangever 1] aan het [adres 3] zijn gestolen. Op camerabeelden van juwelier [betrokkene 2] , gelegen aan de achterzijde van de woning van aangeefster, is tussen 04:11 uur en 05:38 uur een persoon met een donkere hoodie te zien, die heen en weer loopt. Telkens als hij vanaf de linkerzijde in beeld verschijnt heeft hij diverse goederen in zijn handen. Als hij vanaf de rechterzijde opnieuw in beeld komt, heeft hij geen goederen bij zich. Op een bepaald moment is te zien dat de persoon met een kliko in beeld verschijnt, die hij neerzet en waar hij vervolgens steeds met goederen naartoe loopt. Daarna is te zien dat hij het deksel van de kliko dichtdoet. Op beelden van de camera aan de voorzijde van de juwelier is te zien dat dezelfde persoon om 4:54 uur met de kliko voorbijloopt en om 05:38 uur met een buitenboordmotor over zijn rechterschouder opnieuw langsloopt.
Ook worden in de dossierstukken camerabeelden van winkel [betrokkene 1] , gelegen in dezelfde straat als de juwelier, beschreven. Verbalisanten beschrijven dat op de beelden van de juwelier en de beelden van [betrokkene 1] dezelfde persoon zichtbaar is. Op een still van laatstgenoemde beelden, wordt de verdachte door onder andere verbalisant [verbalisant 1] herkend, zoals ook in het voorgaande is overwogen. Daarnaast wordt in de woning van de verdachte een hoodie aangetroffen, die overeenkomt met de hoodie die de persoon op de camerabeelden draagt. De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat de verdachte degene is die op de beelden van de juwelier is te zien en dus degene is geweest die de goederen uit de schuur van aangeefster [aangever 1] heeft gestolen.
Feit 4 primair
In de periode van 19 november 2020 om 18:00 uur en 20 november 2020 om 06:15 uur zijn uit de woning aan de [adres 4] verschillende goederen weggenomen, waaronder een aantal JBL boxen, diverse pinpassen op naam van [aangever 2] en een creditcard op naam van [aangever 2] . Uit de dossierstukken blijkt dat op 20 november 2020 om 08:11 uur, 08:40 uur en 08:44 uur met deze passen is gepind bij respectievelijk de Spar, de Deen en de Primera in Bovenkarspel. De verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die op die ochtend met verschillende passen heeft gepind, in elk geval bij de Spar en bij de Deen. Over de wijze waarop hij aan de passen is gekomen, heeft de verdachte verklaard dat hij deze van iemand anders heeft gekregen.
Voorts zijn op 22 december 2020 bij de doorzoeking van de woning van de verdachte onder meer verschillende JBL boxen, een JBL subwoofer, een JBL soundbar en twee Harman Kardon speakers in beslag genomen. Uit de dossierstukken blijkt dat de serienummers van deze aangetroffen goederen overeenkomen met de serienummers van de goederen die zijn weggenomen bij de inbraak aan de [adres 4] . De verdachte heeft verklaard dat hij deze apparatuur voor € 2000,- via Marktplaats heeft gekocht en dat hij niet meer weet van wie.
De omstandigheid dat de verdachte zeer kort na de diefstal uit de woning heeft gepind met de gestolen passen en dat in de kamer van de verdachte geluidsapparatuur is aangetroffen die uit diezelfde woning is weggenomen, duidt erop dat de verdachte degene is geweest die de diefstal uit de woning van de aangever heeft gepleegd. De (niet controleerbare) verklaringen die de verdachte heeft afgelegd over het voorhanden krijgen van de bankpassen en de geluidsapparatuur, acht de rechtbank niet aannemelijk. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de verdachte van dezelfde diefstal afkomstige goederen zou hebben gekregen van iemand (de passen) en via Marktplaats zou hebben gekocht van een ander persoon (de geluidsapparatuur). De rechtbank is dan ook van oordeel dat het, gelet op de bewijsmiddelen en het ontbreken van een aannemelijke verklaring van de verdachte over het voorhanden hebben van de bankpassen en de geluidsapparatuur, niet anders kan zijn dan dat de verdachte degene is geweest die de diefstal heeft gepleegd.
Zaak C
Feit 1 en 2
Op 22 december 2020 is in de woning van de verdachte ook een kistje met verschillende sieraden aangetroffen en in beslag genomen. Een deel van deze sieraden was te herleiden naar woninginbraken en is herkend door de aangevers van feit 1 en feit 2 als zijnde hun eigendom. De verdachte heeft verklaard dat hij dit kistje met sieraden van de hem bekende [betrokkene 3] heeft gekocht en dat hij niets heeft gedaan om de herkomst van de sieraden te controleren, omdat hij geen reden had om aan de herkomst van de sieraden te twijfelen.
De rechtbank is van oordeel dat op de verdachte een onderzoeksplicht naar de herkomst van de goederen rustte, omdat de verdachte – zoals hij heeft verklaard – het kistje met sieraden heeft gekocht van een man en de sieraden voornamelijk damessieraden waren. Op een armbandje was bijvoorbeeld de naam ‘Michelle’ gegraveerd. Nu de verdachte niets heeft gedaan om de herkomst van de sieraden te controleren (bijvoorbeeld door vragen te stellen aan de verkopende partij), heeft hij niet aan deze onderzoeksplicht voldaan en is hij hierin in ernstige mate tekortgeschoten. Hierdoor is sprake van de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid die maakt dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen door misdrijf zijn verkregen.
Feit 5
Op 22 december 2020 zijn in de woning van de verdachte een aluminiumkoffer met gereedschap en een verrekijker van het merk Steiner aangetroffen en in beslag genomen. Door aangever [aangever 3] is aangifte gedaan van diefstal van deze goederen uit zijn boot op 29 november 2020. De verdachte heeft (pas ter zitting) verklaard dat hij de aluminiumkoffer van iemand geleend had en dat hij meerdere verrekijkers in zijn bezit had, waaronder verrekijkers van zijn opa en verrekijkers die hij had gekocht via Marktplaats. De verrekijker van het merk Steiner zou hij al lange tijd vóór 29 november 2020 in zijn bezit hebben gehad.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte over de herkomst van de goederen niet aannemelijk, nu de onder hem aangetroffen goederen beide bij dezelfde inbraak een aantal weken daarvoor zijn weggenomen en hij de verrekijker daarom niet al eerder in zijn bezit kan hebben gehad. Gelet op het ontbreken van een aannemelijke verklaring voor het voorhanden hebben van de goederen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte
wistdat de goederen van diefstal afkomstig waren. De rechtbank acht dus bewezen dat de verdachte zich aan opzetheling van deze goederen schuldig heeft gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat:
Zaak A
Feit 1hij op 26 november 2020 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, uit een schuur behorende bij de woning gelegen aan het [adres 3] twee buitenboordmotoren en diverse elektrische gereedschappen (boormachines, compressor, acculader), die toebehoorden aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Feit 4Primairhij in de periode van 19 november 2020 tot en met 20 november 2020 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, uit een woning gelegen aan [adres 4] een rijbewijs en twee bankpassen van de ABN en een creditcard (Visa) en een luidspreker JBL (type Css 10/230) en vier luidsprekers JBL (type Cst 55) en een luidspreker JBL (type Csc 55) en een versterker (merk Harman Kardon Avv 355) en een videospeler (merk Harman Kardon Bdp 101, Blu Ray) en een computer (merk Hewlett Packard 27 inch, zilverwit, all-in-one) en een HP beeldscherm 27 inch en een computer (merk Lenovo I7) en een (spel)computer (X-box) en een JBL luidspreker (subwoofer) type Css 10/230 en een ledlamp (merk Philips Hue Fugato) en een ledlamp (merk Xera Lucide, wandlamp), die aan een ander toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak B
Primair
hij op 12 oktober 2020 te Venhuizen, gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan [adres 5] , enveloppen en een wierrookkistje, die toebehoorden aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming.
Zaak C
Feit 1hij in de periode van 24 juni 2018 tot en met 22 december 2020 in Nederland verschillende sieraden (waaronder een hanger met steen en drie paar oorbellen en een slavenarmband met steen en een ketting (merk: Esprit)), heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Feit 2hij in de periode van 22 juni 2018 tot en met 22 december 2020 in Nederland diverse sieraden (waaronder een armbandje met de naam Michelle en een ring met een groene schildpad en een dasspeld met saxofoon en een kop-en-schotel hangertje), heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Feit 4hij op 20 november 2020 te Bovenkarspel, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen toebehorende aan [aangever 2] , waarbij de verdachte die geldbedragen telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten bankpassen en een creditcard tot het gebruik waarvan de verdachte niet gerechtigd was.
Feit 5hij op 22 december 2020 te Enkhuizen een gereedschapskoffer met inhoud en verrekijker (Steiner 7155, navigator), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Als in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Zaak A
Ten aanzien van feit 1 en feit 4 primair, telkens
Diefstal.
Zaak B
Ten aanzien van het primaire feit
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Zaak C
Ten aanzien van feit 1 en feit 2, telkens
Schuldheling.
Ten aanzien van feit 4
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5
Opzetheling.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Daarom is de verdachte strafbaar.

7.De op te leggen sanctie

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de volgende omstandigheden. De verdachte staat open voor gedragsverandering, heeft daartoe initiatieven ondernomen en is nu op het goede pad. Indien hij opnieuw gedetineerd raakt, wordt hij uitgeschreven van de wachtlijst voor een woning, waardoor hij nog langer op een beschikbare woning zal moeten wachten.
Gelet hierop heeft de raadsman verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zevental vermogensdelicten, waaronder de diefstal uit een woning van waardevolle elektronische apparaten, pinpassen en een creditcard. Met deze pinpassen en creditcard heeft de verdachte vervolgens in een aantal winkels betaald. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van waardevolle goederen uit een schuur, diefstal uit een (onbewoonde) woning samen met een ander en de opzet- en schuldheling van diverse goederen, waaronder sieraden.
Door zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen. Insluiping in een woning zorgt bovendien voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners en in de samenleving in het algemeen. Door zich schuldig te maken aan opzet- en schuldheling heeft de verdachte geprofiteerd van de misdrijven van een ander waarbij de oorspronkelijke eigenaren van deze goederen zijn gedupeerd en hij heeft er hierdoor voor gezorgd dat het loont om die misdrijven te plegen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad), gedateerd 30 april 2021, waaruit blijkt dat hij in de afgelopen jaren vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten en aan hem meermalen een (al dan niet (deels) voorwaardelijke) gevangenisstraf is opgelegd. Bovendien liep de verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in een proeftijd. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De reeks van vermogensdelicten duurt daarmee voort. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 25 maart 2021, van mevrouw [reclasseringswerker] als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor Haarlem. Hierin adviseert de reclassering om geen bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen, omdat reeds sprake is van een lopend reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de rechtbank op 22 maart 2019 voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen, de proeftijd te verlengen en een aantal bijzondere voorwaarden (meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang) te verbinden aan dit voorwaardelijk strafdeel.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de bewezen verklaarde feiten en gezien het strafblad van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat alleen met het opleggen van een gevangenisstraf kan worden gereageerd en dat de duur van het al ondergane voorarrest niet volstaat. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering ten aanzien van het voorwaardelijk strafdeel van de vordering tenuitvoerlegging heeft geadviseerd. De rechtbank zal hieraan een proeftijd van drie jaren verbinden.
Deze straf is lager dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht.
Voorlopige hechtenis
De vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen, omdat de rechtbank daartoe geen aanleiding ziet.

8.De schade van de benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (zaak A, feit 4)
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert dat de verdachte wordt veroordeeld hem een schadevergoeding te betalen van in totaal € 12.380,90, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente. De schade bestaat uit de volgende posten:
- de kosten van een xbox van € 250,-;
- de kosten van een Harman Kardon versterker van € 500,-;
- de kosten van een blue ray speler van € 500,-;
- de kosten van vier JBL speakers van € 1.200,-;
- de kosten van een JBL subwoofer van € 400,-;
- de kosten van een HP all-in-one computer van € 1.000,-;
- de kosten van een Lenovo laptop van € 1.200,-;
- de waarde van zijn cryptoportefeuille waarover hij door de diefstal van zijn computer geen beschikking meer heeft, € 7.500,-;
- de kosten van het vervangen van zijn sloten van € 830,90.
Door de verzekeraar van de benadeelde partij is reeds een bedrag van € 500,- uitgekeerd.
De benadeelde partij verzoekt ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft de kosten voor de x-box en de Lenovo laptop moet worden gematigd, nu deze goederen na verloop van tijd minder waard worden. Voor het overige moet de vordering volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard. Het merendeel van de goederen is blijkens het dossier aan de verdachte teruggegeven, waardoor geen sprake is van schade. De schadeposten met betrekking tot het vervangen van de sloten en de cryptoportefeuille zijn onvoldoende onderbouwd.
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren. Een deel van de goederen is al geretourneerd waardoor geen sprake is van schade. Voor het overige is de vordering onvoldoende onderbouwd. De verdediging wijst er hierbij op dat de verzekeraar van de benadeelde partij al een deel van de geleden schade heeft vergoed en dat onduidelijk is op welke goederen deze vergoeding betrekking heeft.
De rechtbank overweegt dat uit de dossierstukken blijkt dat diverse goederen (versterker Harman Kardon, blue ray speler, vier JBL speakers, een JBL subwoofer en een HP all-in-one computer) door de politie zijn teruggegeven aan de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft dus geen schade geleden bestaande uit de waarde van die goederen, zodat dit deel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
De kosten voor het vervangen van de sloten betreft geen rechtstreekse schade, nu uit het dossier niet blijkt dat de verdachte de sloten van de woning had beschadigd of sleutels had weggenomen waardoor de benadeelde de sloten heeft moeten vervangen. Dit deel van de vordering is reeds daarom niet voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de gevorderde kosten van de x-box en de Lenovo laptop ook niet toewijzen, omdat de benadeelde partij deze schadeposten, tegenover de betwisting door de verdediging, onvoldoende heeft onderbouwd. In het geval van weggenomen goederen bestaat de schade uit de dagwaarde daarvan. De benadeelde partij heeft niet gesteld wat de dagwaarde van de betreffende goederen was en heeft onvoldoende informatie verschaft om die dagwaarde te kunnen schatten. Zo is onbekend wanneer de goederen door de benadeelde waren aangeschaft en tegen welke prijs. Daarbij komt dat de verzekeraar van de benadeelde partij een deel van de schade heeft vergoed en onduidelijk is of dat bedrag (mede) op deze goederen ziet.
Ten slotte zal de gestelde waarde van de cryptoportefeuille ook niet worden toegewezen. De verdediging heeft gemotiveerd betwist dat de benadeelde geen toegang meer had tot de portefeuille en dat de waarde daarvan € 7.500,- was. Zonder nader onderzoek daarnaar kan de rechtbank niet vaststellen of de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde daadwerkelijk geen toegang meer had tot de cryptoportefeuille en wat de waarde daarvan
was op de dag van de diefstal. Voor een dergelijk onderzoek is in deze strafzaak geen plaats, omdat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de gehele vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
8.2
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (zaak B)
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert dat de verdachte wordt veroordeeld haar een schadevergoeding te betalen van in totaal € 11.400,-, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente. De schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten ten aanzien van braakschade van € 400,-;
- opruimkosten ten aanzien van de achtergelaten ravage van € 1.000,-;
- immateriële schade, bestaande uit psychisch letsel van € 5.000,-;
- affectieschade (de rechtbank begrijpt: immateriële schade) aan de zijde van haar echtgenoot van € 5.000,-.
De benadeelde partij verzoekt ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het causaal verband tussen de gestelde schade en het ten laste gelegde feit niet is vast te stellen en dat de vordering daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De verdediging heeft eveneens verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er geen causaal verband tussen de gestelde schade en het ten laste gelegde feit is vast te stellen en de schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank overweegt dat zij niet bewezen acht dat de verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de woning hebben verschaft door middel van braak. Daarom komt de gevorderde braakschade niet voor vergoeding in aanmerking. Ook de gevorderde opruimkosten zijn niet toewijsbaar, omdat onvoldoende is onderbouwd dat deze kosten moesten worden gemaakt als gevolg van het handelen van de verdachte en zijn mededader. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat al eerder in de woning was ingebroken en dat volgens bevindingen van de politie de (onbewoonde) woning in verwaarloosde staat verkeerde en er veel afval in lag.
De benadeelde partij heeft aan het immateriële deel van haar vordering kort gezegd ten grondslag gelegd dat zij en haar echtgenoot ten gevolge van de woninginbraak veel pijn en verdriet ervaren en dat deze inbraak de negatieve, emotionele gevoelens die zijn ontstaan na een eerdere woninginbraak weer doet aanwakkeren.
Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Van bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht of bij gevoelens van angst en/of schrik.
De rechtbank overweegt dat de gevorderde immateriële schade niet voor toewijzing in aanmerking komt. Weliswaar blijkt uit de toelichting op de vordering dat de benadeelde partij als gevolg van de inbraak pijn en verdriet heeft ervaren, maar dit is onvoldoende om te kunnen spreken van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het BW. Daarbij overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij niet in de woning aanwezig was ten tijde van de inbraak en er ook al enige tijd niet meer woonde en dat bovendien niet kan worden vastgesteld in hoeverre de gestelde schade is ontstaan ten gevolge van deze inbraak.
De benadeelde partij zal gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
8.3
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (zaak C, feit 3)
[benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert dat de verdachte wordt veroordeeld haar een schadevergoeding te betalen van in totaal € 5.761,29 wegens materiële schade die zij als gevolg van het in zaak C onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voorts verzoekt de benadeelde partij de rechtbank een bedrag van € 800,- aan proceskosten toe te wijzen.
Omdat niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte in zaak C onder 3 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 22 maart 2019 in de zaak met parketnummer 15/244157-18 heeft de rechtbank te Noord-Holland de verdachte ter zake van onder andere verschillende vermogensdelicten op tegenspraak veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op drie jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 1 mei 2019 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 februari 2021 gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verzocht de vordering af te wijzen en de proeftijd te verlengen, gelet op het advies van de reclassering.
De raadsman heeft zich bij dat standpunt aangesloten.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De verdachte is op grote schaal doorgegaan met het plegen van vermogensdelicten en de rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om van het uitgangspunt – het toewijzen van een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf bij overtreding van een hieraan verbonden voorwaarde – af te wijken.

10.De toegepaste wetsartikelen

De rechtbank baseert de beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310, 311, 416, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 en 3 en het in zaak C onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 4 primair tenlastegelegde, het in zaak B primair tenlastegelegde en het in zaak C onder 1 impliciet subsidiair, 2 impliciet subsidiair, 4, en 5 impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder “De bewezenverklaring” is omschreven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
strafbaarheid feit
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Zaak A
Ten aanzien van feit 1 en feit 4 primair, telkens
Diefstal.
Zaak B
Ten aanzien van het primaire feit
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Zaak C
Ten aanzien van feit 1 en feit 2, telkens
Schuldheling.
Ten aanzien van feit 4
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5
Opzetheling.
strafbaarheid verdachte
Verklaart de verdachte strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten.
straf
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders bepaalt, en verbindt daar een proeftijd van drie jaren.
Stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Stationsplein 21, 1703 WD te Heerhugowaard. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Tevens is de verdachte verplicht zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- zich laat behandelen door GGZ Noord Holland Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik of overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
benadeelde partijen
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Verklaart
de benadeelde partij [benadeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Verklaart
de benadeelde partij [benadeelde 3]niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/244157-18 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden, opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Noord-Holland d.d. 22 maart 2019.
voorlopige hechtenis
Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. G.C. Koelman en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juli 2021.
mr. Rogmans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Zaak A
Feit 1hij in of omstreeks de periode van 25 november 2020 tot en met 26 november 2020 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, in elk geval in Nederland uit een schuur behorende bij de woning gelegen aan het [adres 3] twee, althans een buitenboordmotor(en) en/of diverse elektrische gereedschappen (onder meer boormachines, compressor, acculader), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,„verbreking,_inklimming;
Feit 2Primairhij in of omstreeks de periode van 4 december 2020 tot en met 6 december 2020 te Enkhuizen, in elk geval in Nederland, uit een schuur behorende bij de woning gelegen aan de [adres 6] , een wasmachine (merk: Zanussi) en/of een elektrische fiets en/of een fietsendrager (merk: twinny load) en/of 12 pakken melk, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 5], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Subsidiairhij in of omstreeks de periode van 4 december 2020 tot en met 16 december 2020 te Enkhuizen, in elk geval in Nederland een wasmachine van het merk Zanussi en/of een fietsendrager van het merk Twinnyload heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 3Primairhij in of omstreeks de periode van 3 december 2020 tot en met 4 december 2020 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, in elk geval in Nederland uit een woning en/of een schuur gelegen aan de [adres 7] , een opblaasbare jacuzzi en/of een stoomoven en/of een grasmaaier en/of een decoupeerzaag en/of schroefmachines en/of een alarminstallatie en/of zagen en/of een schuurmachine, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,_verbreking,_inklimming;
Subsidiairhij in of omstreeks de periode van 3 december 2020 tot en met 16 december 2020 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec en/of te Enkhuizen, in elk geval in Nederland een opblaasbare jacuzzi, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 4Primairhij in of omstreeks de periode van 19 november 2020 tot en met 20 november 2020 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, in elk geval in Nederland, uit een woning gelegen aan [adres 4] een rijbewijs en/of twee, althans een of meer bankpas(sen) van de ABN en/of een creditcard (Visa) en/of een luidspreker JBL (type Css 10/230) en/of vier, althans een of meer luidspreker(s) JBL (type Cst 55) en/of een luidspreker JBL (type Csc 55) en/of een versterker (merk Harman Kardon Avv 355) en/of een videospeler (merk Harman Kardon Bdp 101, Blu Ray) en/of een computer (merk Hewlett Packard 27 inch, zilverwit, all-in-one) en/of een HP beeldscherm 27 inch en/of een computer (merk Lenovo I7) en/of een (spel)computer (X-box) en/of een JBL luidspreker (subwoofer) type Css 10/230 en/of een ledlamp (merk Philips Hue Fugator) en/of een ledlamp (merk Xera Lucide, wandlamp), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Subsidiairhij in of omstreeks de periode van 19 november 2020 tot en met 16 december 2020 te Grootebroek, gemeente Stede Broec en/of te Enkhuizen, in elk geval in Nederland een luidspreker JBL (type Css 10/230) en/of vier, althans een of meer luidspreker(s) JBL (type Cst 55) en/of een luidsprekr JBL (type Csc 55) en/of een versterker (merk Harman Kardon Avv 355) en/of een videospeler (merk Harman Kardon Bdp 101, Blu Ray) en/of een HP beeldscherm 27 inch althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Zaak B
Primair
hij op of omstreeks 12 oktober 2020 te Venhuizen, gemeente Drechterland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning aan [adres 5] , een of meer enveloppen en/of een wierrookkistje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 oktober 2020 te Venhuizen, gemeente Drechterland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer
enveloppen en/of een wierrookkistje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming
- zich naar voornoemde woning heeft begeven en/of
- ( vervolgens) via een (kelder) raam/luik voornoemde woning heeft betreden en/of
- ( vervolgens) zoekend heeft rondgekeken in voornoemde woning en/of meerdere plaatsen/ruimtes binnen voornoemde woning heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak C
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2018 tot en met 22 december 2020 te Enkhuizen, in elk geval in Nederland verschillende sieraden (waaronder een hanger met steen en/of drie paar oorbellen en/of een slavenarmband met steen en/of een ketting (merk: Esprit)), althans enig(e) goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2018 tot en met 22 december 2020 te Enkhuizen, in elk geval in Nederland diverse sieraden (waaronder een armbandje met de naam Michelle en/of een ring met een groene schildpad en/of een dasspeld met saxofoon en/of een kop-en-schotel hangertje), althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2020 tot en met 22 december 2020 te Enkhuizen, in elk geval in Nederland, diverse goederen (waaronder een spelcomputer met accessoires en/of diverse pasjes en/of een sleutelkastje en/of computerapparatuur en/of diverse gereedschappen), althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 4
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 20 november 2020 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die/dat weg te nemen geldbedrag(en) (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten één of meer bankpas(sen) en/of creditcard(s) tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was;
Feit 5
hij in of omstreeks 29 november 2020 tot en met 22 december 2020 te Enkhuizen, in elk geval in Nederland een gereedschapskoffer met inhoud en/of een verrekijker (Steiner 7155, navigator), althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.