Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 januari 2020 met producties 1 tot en met 27 van de zijde van Cobraspen en de oproeping van Copernicus van 29 januari 2020 ;
- het tegen Copernicus verleende verstek;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie met producties 1 tot en met 22 van de zijde van PWN;
- het tussenvonnis van 1 juli 2020, waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte overlegging producties met producties 28 tot en met 34 van de zijde van Cobraspen;
- de akte overlegging producties met producties 23 en 24 van de zijde van PWN;
- de akte overlegging producties met producties 25 tot en met 29 van de zijde van PWN;
- de akte overlegging productie 35 van de zijde van Cobraspen;
- de mondelinge behandeling van 17 mei 2021, waarbij door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd en waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden.
2.De feiten
Artikel 6
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
beëindiging van de activiteiten ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening”. Cobraspen stelt dat die situatie zich voordoet. PWN betwist dat zij de activiteiten ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening op het terrein heeft beëindigd en heeft zich daarbij onder meer beroepen op het vonnis van 5 november 2008 van deze rechtbank tussen PWN en Raaks Centre.
essentieelis voor de drinkwatervoorziening. Ook daarmee miskent Cobraspen echter de rechten van PWN. Zolang PWN het Reinwaterterrein gebruikt voor de drinkwatervoorziening, zoals het geval is, blijft het erfpachtrecht van kracht (behoudens opzegging om andere redenen). Bij die stand van zaken is het niet aan Cobraspen om voor PWN te bepalen of dat gebruik voldoende belangrijk of noodzakelijk is voor de drinkwatervoorziening. Die afweging berust uitsluitend bij PWN.
in welke mateof
op welke wijzePWN het terrein gebruikt voor de drinkwatervoorziening. Slechts is van belang of sprake is van bedrijfs
beëindiging, wat - op basis van een uitleg naar objectieve maatstaven - betekent dat slechts een opzeggingsbevoegdheid bestaat indien er in het geheel geen activiteit meer is ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Verder overweegt de rechtbank dat aan het tweede deel van dit betoog van Cobraspen de veronderstelling ten grondslag ligt dat op ieder van de kadastrale percelen waaruit het Reinwaterterrein bestaat, een separaat erfpachtrecht is gevestigd. Die veronderstelling vindt echter geen steun in de tekst van de vestigingsakte. Die wijst er daarentegen juist op dat één ondeelbaar recht van erfpacht is gevestigd op de verschillende kadastrale percelen. In de vestigingsakte is immers bepaald (onderstreping door de rechtbank): “
De comparanten (…) verklaarden dat de gemeente en WLZK zijn overeengekomeneen eeuwigdurend recht van erfpachtmet het recht van opstal te vestigen betreffende na te melden onroerende goederen en opstallen (…)”.Evenmin is in de vestigingsakte bepaald dat PWN verplicht is ieder afzonderlijk kadastraal perceel te gebruiken voor activiteiten ten behoeve van de drinkwatervoorziening, op straffe van verval of opzegbaarheid van het erfpachtrecht voor het betreffende kadastrale perceel. Een dergelijke uitleg is ook niet te rijmen met de omstandigheid dat (kennelijk als gevolg van het feit dat de opvolgend eigenaren de percelen zelf verder kadastraal hebben gesplitst) de aanduiding van de percelen en het aantal percelen waarop het erfpachtrecht rust, sinds de vestigingsakte steeds is gewijzigd (ten tijde van de vestiging bestond het Reinwaterterrein uit 12 kadastrale nummers, in 2016 kennelijk uit 27).
- griffierechten: € 2.042
- salaris advocaat: