Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 maart 2020;
- de akte overlegging producties met producties 1-18 en beslagstukken;
- de conclusie van antwoord met producties 1-23;
- het tussenvonnis van 29 juli 2020;
- het bericht van 6 april 2021 met producties 19-30 aan de zijde van de curator;
- het bericht van 8 april 2021 met productie 24 aan de zijde van [gedaagden] ;
- het bericht van 19 april 2021 met productie 25 aan de zijde van [gedaagden] ;
- de mondelinge behandeling op 21 april 2021, waar de curator, vergezeld van mr. Janssen, en [gedaagde] voor zichzelf en namens Livingstone, vergezeld van mr. Van Ruitenbeek-Kossen, zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mrs. Janssen en Van Ruitenbeek-Kossen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn van de processtukken.
2.Feiten
[gedaagde] is enig bestuurder van deze vennootschap.
3.Het geschil
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding (de rechtbank begrijpt: het boedeltekort als bedoeld in artikel 2:248 lid 1 en lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW)), nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van het tekort dat door de dividenduitkering is ontstaan, nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze hoofdsom vanaf de vijftiende dag na de dag van de uitspraak tot aan de dag der algehele voldoening;
[gedaagde] heeft zich bevoordeeld en stelselmatig zijn eigen belangen (via Livingstone) verkozen boven de belangen van de vennootschap en haar schuldeisers. Het handelen of nalaten van [gedaagde] is zodanig onzorgvuldig, dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. [5] Geen redelijk denkend bestuurder zou onder dezelfde omstandigheden aldus gehandeld hebben.
De financiële situatie van de Slijterij van Alkmaar stond het dividend en de verrekening met de openstaande rekening-courantverhouding toe en maakte deze niet onverantwoord. Ten tijde van het nemen van het dividendbesluit was er geen faillissement aanstaande. Er was juist zicht op het behalen van winst. Er was namelijk de concrete verwachting dat de slijterij van [naam 1] zou worden overgenomen. Die zou extern worden gefinancierd en tot een vergroting van de omzet en de marges van de Slijterij van Alkmaar leiden. Op basis van de opgestelde cijfermatige onderbouwing c.q. de liquiditeitsprognose mocht [gedaagde] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de resultaten substantieel zouden verbeteren. [gedaagde] , althans Livingstone, heeft vanwege het vertrouwen in de toekomst na de dividenduitkering zelf ook nog grote kapitaalinjecties in de onderneming gedaan. Dat de prognoses over de continuïteit van de Slijterij van Alkmaar in mei 2018 te optimistisch zijn gebleken, doordat de resultaten van de overgenomen slijterij van [naam 1] erg tegenvielen, was niet te voorzien op het moment van uitkering en besluitvorming (31 december 2016 respectievelijk 18 juli 2017). Er is dus geen grond voor aansprakelijkheid op basis van artikel 2:216 BW.
4.De beoordeling
kennelijkonbehoorlijk heeft bestuurd (in die zin dat geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zo gehandeld zou hebben). Of dit het geval is, laat de rechtbank hier in het midden.
Indien het handelen van [gedaagde] al als kennelijk onbehoorlijk bestuur kan worden aangemerkt, is daarmee nog niet aannemelijk geworden dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is. De curator heeft zijn stellingen in dat opzicht, dus wat betreft het causaal verband tussen de onbehoorlijke taakvervulling en het faillissement, onvoldoende gemotiveerd.
Gelet op het voorgaande zullen de primaire vorderingen onder I en II vanwege het ontbreken van een deugdelijke juridische grondslag worden afgewezen.
Er was al met al ten tijde van het dividendbesluit geen enkel perspectief op verbetering op korte termijn.
In de liquiditeitsprognose is er evenmin rekening mee gehouden dat de overname van [naam 1] niet extern gefinancierd kon worden, dat er geen eigen middelen waren (behalve teruglopende voorraden veelal onder eigendomsvoorbehoud) en dat de verliezen van de Slijterij van Alkmaar verder opliepen. De Slijterij van Alkmaar had in 2017 een netto omzet van ruim € 1.9 miljoen euro, terwijl het balanstotaal slechts € 165.671,00 bedroeg.
De vennootschap schreef rode cijfers en had schulden, zonder dat concreet zicht op verbetering bestond.
Daarbij komt dat hier gaat om goedkeuring van een uitkering indirect aan zichzelf, van een bedrag van € 485.234,00 dat precies overeenkomt met de openstaande schuld van zijn eenpersoonsvennootschap. Daaruit kan worden afgeleid dat het dividendbesluit vooral was ingegeven door de wens om de rekening-courantvordering van de Slijterij van Alkmaar op Livingstone te laten vervallen.
Begroting van het tekort dat door de dividenduitkering is ontstaan (voor Livingstone maximaal het bedrag van de dividenduitkering) is in dit geding, bij gebreke van voldoende concrete aanknopingspunten daarvoor, niet mogelijk. Het tekort is niet zonder meer gelijk te stellen aan het bedrag van de dividenduitkering. Immers, de dividenduitkering is verrekend met de vordering op Livingstone, waardoor die vordering teniet is gegaan. Er zal moeten worden vastgesteld welk nadeel de Slijterij van Alkmaar feitelijk heeft geleden door de dividenduitkering en de verrekening. De rechtbank zal de zaak daarvoor naar de schadestaatprocedure verwijzen.
De door de curator gevorderde hoofdelijkheid is niet onderbouwd en daarom niet toewijsbaar.
beslagrekest)
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)