ECLI:NL:RBNHO:2021:5342

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
15.011153.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een jaar schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, evenals aan voorbereidingshandelingen daartoe. De verdachte is geboren in 1993 en was op het moment van de uitspraak gedetineerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van de officier van justitie, mr. B.J.G. Leeuw, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.P. Plasman. De tenlastelegging omvat meerdere feiten, waaronder het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland en het trachten te bewegen van anderen om soortgelijke feiten te plegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de verdachte voldoende duidelijkheid had over de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in een crimineel samenwerkingsverband en de schadelijke gevolgen van de cocaïnehandel voor de volksgezondheid. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.011153.20
Uitspraakdatum: 21 juni 2021
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 juni 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. B.J.G. Leeuw en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:

1.hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18september 2019 tot en met 30 juni 2020 te Maastricht en/of Maasbrachten/of Westervoort en/of Arnhem en/of Schiphol, gemeenteHaarlemmermeer, althans in Nederland en/of Frans-Guyana en/ofSuriname en/of Frankrijk, tezamen en in vereniging met een of meerander(en), althans alleen, eenmaal of meermalen (telkens) opzettelijkbinnen het grondgebied van Nederland (al dan niet als bedoeld in artikel1 lid 4 van de Opiumwet) heeft gebracht,(de onder andere onder - de al dan niet reeds veroordeelde((drugs)koeriers)- [drugskoerier 1] (15-239951-19, zaaksdossier BI) en/of- [drugskoerier 2] (15-133457-20, zaaksdossier B3) aangetroffen)(een of meerdere) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaalbevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij deOpiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lidvan artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel alsbedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezenkrachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.
hij, in of omstreeks de periode van 2 april 2020 tot en met 13 juni 2020 te
Breda en/of en/of Westervoort en/of Arnhem, althans in Nederland
en/of Frans-Guyana en/of Suriname en/of Frankrijk tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit,
bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer
anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit (en) te plegen, te doen
plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen en/of een of meer anderen de gelegenheid en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit (en) heeft getracht te
verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes
mededader(s):
- [medeverdachte] benaderd om verdovende middelen en/of cocaïne mee te
nemen van Frans-Guyana naar Frankrijk en/of (vervolgens) naar
Nederland en/of die [medeverdachte] voorzien van voornoemde verdovende
middelen en/of cocaïne en/of
- een of meer geldbedragen van zijn, verdachtes, betaalrekening
overgeschreven naar een betaalrekening op naam van die [medeverdachte]
en/of
- een vliegticket en/of verblijf betaald en/of geboekt voor die [medeverdachte]
en/of
- contact met zijn, verdachtes, mededader(s) onderhouden, al dan niet
om aan te sturen en/of instructies en/of aanwijzingen te ontvangen
en/of te versturen en/of informatie gedeeld over de reis van en/of het
vervoer van/door die [medeverdachte] en/of
- vervoer van Frankrijk naar Nederland voor die [medeverdachte]
georganiseerd;
3.
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2020
te Westervoort en/of Arnhem, althans in Nederland en/of Frans-Guyana
en/of Suriname en/of Frankrijk tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid
van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een
(ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I voor
te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te
bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen,
uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of een of
meer anderen de gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van
dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of
(een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een of meer (drugs)koeriers benaderd om verdovende middelen en/of
cocaïne mee te nemen van Frans-Guyana naar Frankrijk en/of
(vervolgens) naar Nederland en/of die (drugs)koeriers voorzien van
voornoemde verdovende middelen en/of cocaïne en/of
- vliegtickets en/of verblijf betaald en/of geboekt voor die
(drugs) koeriers en/of
- een of meer geldbedragen van zijn, verdachtes, betaalrekening
overgeschreven op verzoek van en/of naar betaalrekening(en) van
voornoemde (drugs)koeriers en/of
- contact met zijn, verdachtes, mededader(s) onderhouden, al dan niet
om aan te sturen en/of instructies en/of aanwijzingen te ontvangen
en/of te versturen en/of informatie gedeeld over (de reizen van) die
(drugs)koeriers en/of
- afbeeldingen van de paspoorten/identiteitsbewijzen van voornoemde
(drugs)koeriers aan zijn medeverdachte(n) gestuurd en/of
- vervoer van Frankrijk naar Nederland voor die (drugs) koeriers
georganiseerd en/of
- administratie en/of notities bijgehouden over de te maken/gemaakte
kosten voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van
verdovende middelen en/of cocaïne door voornoemde (drugs)koeriers.

2.Voorvragen

Verweer: nietigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft zich ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig is. In dat verband heeft hij – zakelijk samengevat – het volgende aangevoerd. Volgens de raadsman is het onvoldoende duidelijk waartegen de verdachte zich heeft te verdedigen, Ook bezien in het licht van het strafdossier is het voor de verdediging onduidelijk op welk(e) voorval(len) de tenlastelegging ziet. Er zijn geen concrete handelingen, geen concrete namen en geen concrete reizen ten laste gelegd. Ook is niet duidelijk of het om alle namen in het dossier gaat of alleen om een selectie van personen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nietigheid. In het licht van het dossier als geheel en de daarin vervatte, de verdachte bezwarende onderzoeksbevindingen die niet op de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zien, is feit 3 voldoende bepaald en het verdachte daarin gemaakte verwijt voldoende duidelijk omschreven.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende. Bij de beoordeling van de geldigheid van de dagvaarding in de zin van artikel 261 Sv gaat het erom dat de rechter op basis van de tenlastelegging weet wat hij moet onderzoeken en dat het de verdachte voldoende duidelijk is waarvan hij wordt beschuldigd. De tenlastelegging moet daarom in voldoende precieze termen worden geformuleerd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse alsmede de omstandigheden waaronder het zou zijn begaan, opdat de verdachte daaruit kan begrijpen waarvoor hij zich moet verantwoorden, en hij zich op een adequate wijze tegen de aanklacht kan verdedigen.
In dit geval is voldoende duidelijk wat de verdachte onder feit 3 wordt verweten, namelijk meermalen medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het binnen Nederlands grondgebied brengen van een hoeveelheid cocaïne in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2020. De tekst van de tenlastelegging heeft in combinatie met het onderliggende dossier voldoende duidelijk gemaakt dat de verdachte zich hiertegen diende te verdedigen. Het enkele feit dat de tenlastelegging onder 3 – in tegenstelling tot feiten 1 en 2 – geen melding maakt van individuele personen als (beoogd) koerier, doet niet af aan het voorgaande. In de tenlastelegging is wel omschreven welke concrete gedragingen - gedurende welke periode en in welke pleegplaatsen - de verdachte worden verweten. Dat het strafdossier melding maakt van verschillende personen die mogelijk als (beoogd) koerier hiermee in verband kunnen worden gebracht, brengt niet mee dat daardoor bij de verdachte een rechtens relevant onbegrip of verwarring kan zijn ontstaan omtrent het verwijt dat hem onder feit 3 wordt gemaakt, in de zin dat de dagvaarding de toets aan artikel 261 Sv niet zou kunnen doorstaan.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat dit verweer wordt verworpen.
De dagvaarding is dus geldig. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten volledig bekent te hebben gepleegd. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman, anders dan het reeds besproken beroep op de nietigheid van de dagvaarding, geen verweer gevoerd.
4.1
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 18 september 2019 tot en met 30 juni 2020 te Arnhem en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) heeft gebracht, (de onder - de al dan niet reeds veroordeelde ((drugs)koeriers)
- [drugskoerier 1] (15-239951-19, zaaksdossier BI) en
- [drugskoerier 2] (15-133457-20, zaaksdossier B3)
aangetroffen grote hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne;
2
hij in de periode van 2 april 2020 tot en met 13 juni 2020 in Nederland, om een feit,
bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen, een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen en een ander de gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, heeft verdachte:
- [medeverdachte] benaderd om cocaïne mee te nemen van Frans-Guyana naar Frankrijk en vervolgens naar Nederland en
- een geldbedrag van zijn, verdachtes, betaalrekening overgeschreven naar een betaalrekening op naam van die [medeverdachte] en
- een vliegticket en verblijf betaald en/of geboekt voor die [medeverdachte] en
- informatie gedeeld over de reis van die [medeverdachte] ;
3
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2020 in Nederland om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en anderen de gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, heeft verdachte:
- meer drugskoeriers benaderd om cocaïne mee te nemen van Frans-Guyana naar Frankrijk en (vervolgens) naar Nederland en
- vliegtickets en/of verblijf betaald en/of geboekt voor die drugskoeriers en
- administratie en/of notities bijgehouden over de te maken/gemaakte kosten voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne door voornoemde (drugs)koeriers.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen,
en
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Feit 3:
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen,
en
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de hoofdstraf

Bij de beslissing over de hoofdstraf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich met anderen tweemaal schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Daarnaast heeft de verdachte zich (minst genomen) vijfmaal schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen teneinde de opzettelijke invoer van cocaïne mogelijk te maken. Dit alles gedurende een periode die een tijdvak van ongeveer een jaar bestrijkt.
Cocaïne is een voor de gezondheid schadelijke stof. De onderschepte ingevoerde hoeveelheden waren van dien aard dat zij bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verdachte heeft dit ook toegegeven. Cocaïnehandel bedreigt de volksgezondheid. Ook leidt het tot verschillende andere vormen van criminaliteit, zoals bijvoorbeeld de strafbare feiten die mensen plegen om met de opbrengst daarvan cocaïne te kunnen kopen of strafbare feiten in verband met conflicten tussen betrokkenen bij de handel. Om de volksgezondheid te beschermen en om bedoelde cyclus van strafbare feiten te beperken, zijn de invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen met aanzienlijke straffen bedreigd.
De uit het dossier gebleken modus operandi voor de invoer van de cocaïne in Nederland was om koeriers via Parijs naar Frans-Guyana te laten vliegen, daar per bootje de grens naar Suriname over te steken om aldaar slikkersbollen te krijgen. Daarbij is sterk naar voren gekomen dat de verdachte in dat proces een sturende, coördinerende en leidinggevende positie had. Uit de verhoren in het strafdossier met koeriers en chauffeurs van koeriers blijkt dat zij zeer terughoudend zijn om over de verdachte te verklaren. Verder komt in het dossier slechts één persoon (“Uncle”) voor tot wie de verdachte kennelijk in een lagere hiërarchische positie in de drugsketen staat en van wie hij opdrachten aanneemt en aan wie hij verantwoording aflegt. De verdachte voerde telefoongesprekken in versluierde taal, gaf opdrachten en aanwijzingen en organiseerde en faciliteerde reizen. Duidelijk is derhalve dat de verdachte een prominente, substantiële, leidinggevende positie innam in een crimineel samenwerkingsverband, dat er gedurende een lange periode op was gericht aanzienlijke hoeveelheden cocaïne Nederland binnen te brengen. Het georganiseerde karakter daarvan blijkt ook uit een afgeluisterd gesprek, waarin kennelijk wordt gesproken over het omkopen van politie in Suriname. Bij dit alles bekommerde de verdachte zich geenszins om de schadelijke gevolgen van het gebruik van deze drugs, hoewel hij daarmee naar eigen zeggen bekend was omdat de vader van de verdachte verslaafd was aan cocaïne. Verdachte heeft zich louter laten leiden door hebzucht. Illustratief hiervoor zijn de tapgesprekken met zijn vriendin over wat de consequenties van de Corona-beperkingen zullen zijn voor de continuïteit van de invoerlijn en waarin zij klagen over de door Corona-vliegbeperkingen onnodig gemaakte kosten. Ook illustratief is de snelheid waarmee de verdachte de beperking weet te omzeilen door valse gezondheidsverklaringen te (laten) regelen en zo de invoerlijn kan hervatten, of zoals verdachte aan een vriend meldt ‘I’m back’.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten past naar het oordeel van de rechtbank daarom slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Voor de zwaarte van de positie van verdachte bij de bewezenverklaarde opzettelijke invoer en voor voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet, bestaan geen direct passende LOVS oriëntatiepunten. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf van vier jaar onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de reeks feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Daarbij heeft de rechtbank ook de hoogte van de straffen die doorgaans aan drugskoeriers worden opgelegd in aanmerking genomen. Om met name recht te doen aan de rol van verdachte als cruciale spil in het door hem bedrijfsmatig gedurende langere tijd gerund drugsnetwerk, terwijl de drugskoeriers (door de verdachte ook wel aangeduid als “mieren”) grote (gezondheids)risico’s liepen, komt de rechtbank tot een fors hogere gevangenisstraf dan geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht,
2, 10, 10a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van der Veen, voorzitter,
mr. D.D.M. Hazeu, en mr. V.J.M. Goldschmeding, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Zeeman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juni 2021.
Mr. Van der Veen en mr. Goldschmeding zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.