ECLI:NL:RBNHO:2021:5336

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
15.147865.20 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en bedreiging door verdachte gedurende een periode van acht maanden met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ongeveer acht maanden meerdere slachtoffers heeft lastiggevallen. De verdachte heeft een man met wie zij een verhouding heeft gehad en een bekende van hem stelselmatig lastiggevallen. Dit omvatte het veelvuldig bellen, het achterlaten van dreigende voicemailberichten, en het plaatsen van bestellingen op naam van de slachtoffers zonder hun toestemming. Daarnaast heeft de verdachte haar ex-vriend via een voicemail met de dood bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en bedreiging, en heeft een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk opgelegd, evenals een taakstraf van 120 uren. Tevens is er een vordering van de benadeelde partij toegewezen ter hoogte van € 1.500,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de feiten als bewezen verklaard op basis van de bewijsmiddelen die tijdens de zitting zijn gepresenteerd. De verdachte heeft blijk gegeven van berouw en heeft geen eerdere veroordelingen, wat in haar voordeel is meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.147865.20 (P)
Uitspraakdatum: 29 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juni 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.C. Beun, en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na toegestane wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1zij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2019 tot en met 10 oktober 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen, Heemskerk, Beverwijk en/of Winterswijk, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [ slachtoffer 1] , door
- veelvuldig (met afgeschermd nummer) te bellen naar die voornoemde [ slachtoffer 1] en/of
- meermalen op de voicemail (spraak)berichten achter te laten, waaronder "Ik had je dood willen hebben [ slachtoffer 1] " en/of "Ik had je leven zuur willen maken maar ik stop hier en begin opnieuw, succes met de facturen van Bol.com en Wehkamp", en/of
- in naam van die [ slachtoffer 1] bestellingen te plaatsen bij bol.com, wehkamp.nl, Shoarmatent Istanbul Eethuis te Heemskerk (op 2 september 2010) en/of Spare Rib Express te Beverwijk (op 20 september 2019) en/of deze bestelling bij (de vriend van) voornoemde [ slachtoffer 1] te laten bezorgen en/of
- via Marktplaats goederen te koop aan te bieden waarbij het nummer van die [ slachtoffer 1] als contactnummer werd gebruikt en/of
- social media accounts aan te maken op naam van de naasten van die [ slachtoffer 1] en die [ slachtoffer 1] en/of haar naasten daarmee te volgen en/of verhalen te plaatsen, waaronder het (zonder toestemming van die [ slachtoffer 1] ) plaatsen van een foto van haar dochter en/of
- via Facebook Messenger een of meer berichten te sturen;
met het oogmerk die [ slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 2zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 7 januari 2020 te Winterswijk, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- veelvuldig te bellen naar die voornoemde [slachtoffer 2] en/of zijn naasten en/of daarbij een of meermalen dreigende berichten achter te laten en/of
- veelvuldig te bellen en/of te mailen naar [naam] (waar vriendin van die [slachtoffer 2] werkt) en/of
- social media accounts aan te maken, onder andere op Instagram op naam van die [slachtoffer 2] en/of [naam] , zijnde de vriendin van die [slachtoffer 2] , en/of met die accounts relaties van die [slachtoffer 2] te volgen en/of
- op sociale media een of meerdere verhalen te plaatsen en/of (zonder toestemming) een foto van de dochter van de vriendin van die [slachtoffer 2] te plaatsen,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 3:zij op of omstreeks 10 december 2019 te Winterswijk, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (via de voicemail) de dreigende woorden toe te voegen "Weet je [slachtoffer 2] , ik voel nu weer een boosheid in mij opkomen, dat ik gewoon neiging heb om er alles aan te doen om jou een mes tussen je ribben te steken. Zo boos ben ik nu, zo boos", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank mede op grond van de bekennende verklaring van verdachte tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat:
feit 1
zij in de periode van 18 augustus 2019 tot en met 10 oktober 2019 te Winterswijk, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [ slachtoffer 1] , door
- veelvuldig (met afgeschermd nummer) te bellen naar die voornoemde [ slachtoffer 1] en
- meermalen op de voicemail (spraak)berichten achter te laten, waaronder "Ik had je dood willen hebben [ slachtoffer 1] " en "Ik had je leven zuur willen maken maar ik stop hier en begin opnieuw, succes met de facturen van Bol.com en Wehkamp", en
- in naam van die [ slachtoffer 1] bestellingen te plaatsen bij bol.com, wehkamp.nl, Shoarmatent Istanbul Eethuis te Heemskerk (op 2 september 2010) en Spare Rib Express te Beverwijk (op 20 september 2019) en deze bestelling bij (de vriend van) voornoemde [ slachtoffer 1] te laten bezorgen en
- via Marktplaats goederen te koop aan te bieden waarbij het nummer van die [ slachtoffer 1] als contactnummer werd gebruikt en
- social media accounts aan te maken op naam van de naasten van die [ slachtoffer 1] en die [ slachtoffer 1] en/of haar naasten daarmee te volgen en/of verhalen te plaatsen, waaronder het zonder toestemming van die [ slachtoffer 1] plaatsen van een foto van haar dochter en
- via Facebook Messenger een of meer berichten te sturen,
met het oogmerk die [ slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 2
zij in de periode van 1 mei 2019 tot en met 7 januari 2020 te Winterswijk, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- veelvuldig te bellen naar die voornoemde [slachtoffer 2] en/of zijn naasten en daarbij een of meermalen dreigende berichten achter te laten en
- veelvuldig te bellen naar [naam] , waar vriendin van die [slachtoffer 2] werkt, en
- een social media account aan te maken op Instagram op naam van die [slachtoffer 2] en met dat account relaties van die [slachtoffer 2] te volgen en
- op sociale media verhalen te plaatsen en een foto van de dochter van de vriendin van die [slachtoffer 2] te plaatsen,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 3:
zij op 10 december 2019 te Winterswijk, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] via de voicemail de dreigende woorden toe te voegen "Weet je [slachtoffer 2] , ik voel nu weer een boosheid in mij opkomen, dat ik gewoon neiging heb om er alles aan te doen om jou een mes tussen je ribben te steken. Zo boos ben ik nu, zo boos".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Belaging;
Ten aanzien van feit 2:
Belaging;
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van twee jaren en daarnaast tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 210 uren, met aftrek van de duur van het voorarrest van verdachte.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de door de officier van justitie gevorderde taakstraf te matigen door daarvan al dan niet een gedeelte voorwaardelijk op te leggen. De raadsvrouw heeft hierbij gewezen op de omstandigheid dat voor verdachte als alleenstaande, werkende moeder een hoge taakstraf een grote uitdaging oplevert met de schaarse tijd die zij naast haar werk- en zorgtaken overhoudt en dat zij in verband met de mogelijk aan de benadeelde partij te betalen schadevergoeding ook tijd nodig heeft om dat geld te verdienen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende ongeveer acht maanden een man met wie zij een verhouding heeft gehad en een bekende van hem veelvuldig lastig gevallen. Dit heeft zij naar eigen zeggen gedaan uit gevoelens van onder meer boosheid en gekrenktheid als gevolg van de beëindiging van de relatie door de man. Verdachte heeft de slachtoffers verschillende e-mails dan wel (spraak)berichten gestuurd, heeft hen veelvuldig gebeld, heeft nieuwe accounts op naam van een van de slachtoffers aangemaakt en daarop verhalen geplaatst en heeft op naam van de slachtoffers maaltijden en pakketten besteld, die zij vervolgens bij hen liet bezorgen. Daarnaast heeft zij haar ex-vriend via een voicemail met de dood bedreigd. Belaging is een zeer hinderlijk strafbaar feit, waarmee inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Dit grijpt vaak diep in op het dagelijks leven van degenen die worden belaagd. Dit is ter terechtzitting nog eens benadrukt door de verklaring van een van de slachtoffers.
Uit het reclasseringsadvies van 8 december 2020 volgt dat de kans op herhaling van een vergelijkbaar delict aanwezig is, omdat destijds sprake was van aanhoudend, niet te corrigeren gedrag, maar dat daar tegenover staat dat over de laatste zes maanden geen meldingen bekend zijn bij de politie.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte door haar bekennende verklaring en haar houding ter terechtzitting er duidelijk blijk van heeft gegeven het laakbare van haar handelen in te zien en berouw voor haar daden te tonen aan de slachtoffers. Voorts blijkt uit het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 juni 2021, dat zij niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat op grond van de aard en de ernst van het feit – uit een oogpunt van normhandhaving en preventie – de hierna te noemen voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd, zodat verdachte ervan wordt weerhouden in de te bepalen proeftijd wederom een strafbaar feit te begaan, en dat daarnaast een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
In de door de raadsvrouw aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding wat betreft de hoogte van de taakstraf in het voordeel van verdachte af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [ slachtoffer 1] ten bedrage van € 1.500, bestaande uit immateriële schade, kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De benadeelde partij [ slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.500 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit stelt te hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal, nu het gevorderde bedrag door de verdediging bovendien niet is betwist, dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf 18 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: belaging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 285, 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twee maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
120 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[ slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.500als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [ slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [ slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter,
mr. W.J. van Andel en mr. A.M.A. Beckers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2021.
Mr. Van Yperen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.