6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met de destijds achtjarige [slachtoffer]. Hij heeft hem onzedelijk betast terwijl [slachtoffer] in een restaurant tegen hem aan zat. Verdachte heeft daarmee de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige [slachtoffer] geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke feit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers, zeker als het gaat om kinderen in de leeftijd van [slachtoffer]. Dergelijke handelingen kunnen ook een verstoring van de seksuele ontwikkeling van de jeugdige slachtoffers tot gevolg hebben.
De rechtbank neemt het verdachte daarbij kwalijk dat hij het vertrouwen van [slachtoffer] en zijn ouders in ernstige mate heeft geschonden. Verdachte werd beschouwd als een vriend van de familie; zij hebben zelfs tweemaal samen hun zomervakantie doorgebracht.
Voorts neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij geen enkel inzicht heeft getoond in de schade die hij met zijn gedrag heeft veroorzaakt en dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 november 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder ter zake van een soortgelijk delict is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 30 juni 2020 van [naam 4], als reclasseringswerker verbonden aan RN Advies & Toezichtunit 1 Noord-
West. Daarin wordt geadviseerd een straf op te leggen zonder voorwaarden, nu de reclassering gelet op de ontkennende houding van verdachte geen mogelijkheden ziet met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Gelet op de ernst van het feit, kan daarop slechts worden gereageerd met een gevangenisstraf van enige duur en kan niet worden volstaan met een taakstraf, zoals de raadsman heeft bepleit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, met de bedoeling dat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gelet op de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd, komt de rechtbank tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel een contactverbod verbinden met het slachtoffer, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), zijn ouders (moeder [naam 5] en vader [naam 6]) en zijn zusje ([naam 7]).
Daarnaast acht de rechtbank een locatieverbod voor [plaats] noodzakelijk. Een dergelijk verbod zal ook als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Een ruimer locatieverbod, zoals aanvankelijk door de benadeelde partij gevraagd, acht de rechtbank buitenproportioneel.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten enkele kledingstukken van het slachtoffer, dienen te worden teruggegeven aan zijn moeder, aangezien zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.