ECLI:NL:RBNHO:2021:528

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
8864105
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en afwijzing van verzoek tot vernietiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in een arbeidszaak waarbij de verzoeker, een projectbegeleider, op staande voet is ontslagen door zijn werkgever, een besloten vennootschap. De verzoeker heeft verzocht om vernietiging van het ontslag en om doorbetaling van zijn loon, terwijl de werkgever zich verweert met de stelling dat er sprake was van dringende redenen voor het ontslag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige schendingen van zijn verplichtingen als werknemer, waaronder het opzettelijk indienen van valse facturen en het verbergen van persoonlijke belangen. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven en dat er geen recht bestaat op een transitievergoeding. De verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat zijn handelwijze onderdeel was van een gedoogde bedrijfscultuur. De proceskosten zijn voor rekening van de verzoeker, die ongelijk heeft gekregen in zijn verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 8864105 \ AO VERZ 20-51
Uitspraakdatum: 18 januari 2021
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M. Bosma
tegen
de besloten vennootschap
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. M.M. van Til

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan, onder andere om een ontslag op staande voet te vernietigen. [verweerster] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 21 december 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] en [verweerster] hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [verzoeker] bij brief van 14 december 2020 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] is een onderneming die onderhoudswerkzaamheden doet voor met name woning-corporaties.
2.2.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 september 2019 in dienst bij [verweerster] . De functie van [verzoeker] is projectbegeleider met een salaris van € 4.800,00 bruto per vier weken. [verzoeker] is in die functie verantwoordelijk voor het inschakelen van onderaannemers voor het verrichten van onderhoudswerkzaamheden in opdracht van [verweerster] .
2.3.
Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) heeft op verzoek van [verweerster] onderzoek gedaan naar mogelijke samenspanning tussen werknemers van [verweerster] en onderaannemers.
2.4.
Hoffmann heeft op 4 september 2020 een gesprek gevoerd met [verzoeker] . Daarvan is een verslag gemaakt dat door [verzoeker] voor akkoord is getekend.
2.5.
Op 10 september 2020 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In een brief van [verweerster] van diezelfde datum staat daarover het volgende:
“ [verweerster] grootste opdrachtgever is [XX] . (...) Aan het eind van uw gesprek met Hoffmann Bedrijfsrecherche bent u geschorst, omdat vast is komen te staan dat:
1. [XX] , althans een opdrachtgever van [verweerster] , door uw toedoen en/of betrokkenheid en/of met uw medewerking facturen, althans een factuur, heeft ontvangen en/of betaald voor werkzaamheden en/of diensten die niet uitgevoerd zijn en/of voor een meerdere goederen die niet geleverd zijn, terwijl u wist, althans had behoren te weten, dat die facturen onjuist waren /die factuur onjuist was;
2. u [XX] , althans een opdrachtgever van [verweerster] , voor uw eigen financieel en/of persoonlijk gewin, althans voor financieel en/of persoonlijk gewin voor een of meer van uw familieleden, althans van derden, financieel benadeeld hebt, althans hebt willen benadelen, althans daarbij betrokken bent geweest;
3. u voor de vader van (...), althans voor een derde, een schemerschakelaar, althans een of meerdere goederen, hebt besteld, terwijl u de kosten van die schakelaar, althans van het betreffende goed/de betreffende goederen ten onrechte voor rekening van [verweerster] hebt laten komen, althans niet voor rekening van de juiste persoon/partij, althans dat u betrokken bent bij deze dan wel een dergelijke onrechtmatigheid;
4. een of meerdere onderaannemers en/of relaties van [verweerster] de voetbalclub waar u bijzit sponsoren, althans hebben gesponsord, terwijl u [verweerster] daarover voor uw gesprek met de medewerkers van Hoffmann Bedrijfsrecherche nooit over hebt geïnformeerd, terwijl u wist, althans had behoren te weten dat u dat wel had dienen te doen;
5. u [naam] Techniek, althans een of meerdere onderaannemers en/of relaties van [verweerster] , zwart hebt betaald voor het vervangen voor een radiator in de kamer van uw zoon, althans voor werkzaamheden die voor u privé zijn uitgevoerd;
6. u zich in de uitoefening van uw functie schuldig hebt gemaakt aan fraude en/of valsheid in geschrifte, althans aan een of meerdere strafbare feiten, althans aan niet integer handelen;
7. u grovelijk uw plichten hebt veronachtzaamd die op u als medewerker rusten, in het bijzonder door hetgeen u zelf aan de medewerkers van Hoffmann Bedrijfsrecherche hebt verklaard, althans door de hierboven cursief weergegeven voorvallen, althans door een of meer van hierboven cursief weergegeven voorvallen;
8. [verweerster] door de geconstateerde onregelmatigheden in de uitoefening in van uw werkzaamheden als werknemer financiële schade en/of reputatieschade lijdt en/of heeft geleden of zal lijden.
Inmiddels hebben wij advies ingewonnen en ik kan u berichten dat wij u met onmiddellijke ingang op staande voet ontslaan.”

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en [verweerster] te veroordelen tot doorbetaling van loon. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat er geen dringende reden is voor het ontslag op staande voet. [verzoeker] betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan fraude en ontkent dat hij zijn verplichtingen ernstig heeft veronachtzaamd. [verzoeker] stelt dat zijn handelwijze, die door [verweerster] is aangevoerd als dringende reden voor ontslag, onderdeel was van een algemene praktijk bij [verweerster] en onderdeel van een bedrijfscultuur, en dat die handelwijze ook steeds is gedoogd.
3.2.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en is van mening dat [verzoeker] terecht op staande voet is ontslagen. [verweerster] stelt dat uit de stukken blijkt dat [verzoeker] voor persoonlijk gewin en ten nadele van [verweerster] op grote schaal heeft gefraudeerd, waarbij hij heeft samengespannen met een collega en onderaannemers. Dat rechtvaardigt in de visie van [verweerster] een ontslag op staande voet. Als tegenverzoek wordt onder meer (voorwaardelijk) verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

4.De beoordeling

het verzoek
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of [verweerster] moet worden veroordeeld tot betaling van loon.
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet terecht gegeven. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
4.3.
De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in het Burgerlijk Wetboek (hier-na: BW). Volgens die regels is zo’n ontslag alleen geldig als daarvoor een dringende reden bestaat (artikel 7:677 lid 1 BW). De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen.
4.4.
[verzoeker] heeft erkend dat hij de verklaringen heeft gedaan die in het gespreksverslag van 4 september 2020 staan. Hij heeft dat verslag ook ondertekend. Daarmee staat voor de kantonrechter vast dat die verklaringen feitelijk juist zijn. [verzoeker] heeft nog gesteld dat geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden en dat zijn verklaringen moeten worden gezien in het licht van de door hem gestelde bedrijfscultuur bij [verweerster] . Maar die stelling doet niets af aan de verklaring zelf.
4.5.
Uit de verklaring van [verzoeker] blijkt dat hij erkent dat hij samen met een collega werkzaamheden in rekening heeft gebracht bij woningbouwcorporaties, terwijl hij wist dat die werkzaamheden niet waren uitgevoerd. Volgens de verklaring van [verzoeker] deed hij dat om zijn omzet en marge
“op te krikken”, zodat hij niet negatief zou worden beoordeeld.
4.6.
[verzoeker] heeft ook verklaard dat hij een schemerschakelaar heeft besteld voor de vader van eerdergenoemde collega, maar dat hij [verweerster] daarvoor heeft laten betalen en dit verborgen heeft gehouden voor [verweerster] .
4.7.
Verder staat in de verklaring van [verzoeker] dat hij verschillende onderaannemers heeft gevraagd om sponsoring van de voetbalclub waar hij lid van is en dat hij die sponsoring ook heeft gekregen. [verzoeker] verklaart ook dat hij dit niet heeft overlegd met de directie van [verweerster] . Uit een rapport van Hoffmann van 13 november 2020 blijkt dat de sponsoring voor de voetbalclub van [verzoeker] een bedrag omvat van ongeveer € 20.000,00.
4.8.
Daarnaast staat in het rapport van Hoffmann van 13 november 2020 dat één van de onderaannemers waar [verzoeker] mee heeft gewerkt, verklaart dat hij voor [verzoeker] en zijn collega iPhones en een Apple Watch heeft
“geregeld”ter waarde van ongeveer € 3.000,00. In dat rapport verklaart de onderaannemer dat de helft van deze kosten is
“verrekend op diverse projecten”van [verweerster] voor woningcorporaties.
4.9.
In het rapport van Hoffmann worden verschillende WhatsApp-gesprekken tussen [verzoeker] en zijn collega vermeld, waaruit naar voren komt dat beiden spreken en overleggen over
“romen”en
“afromen”. Daarmee wordt bedoeld dat [verzoeker] en zijn collega de rekening voor de woningbouwcorporatie opzettelijk verhogen zonder dat daar daadwerkelijke werkzaamheden of kosten tegenover staan.
4.10.
Het is voor de kantonrechter duidelijk dat [verzoeker] door zijn handelwijze zijn verplichtingen als werknemer op een zeer ernstige manier heeft geschonden. [verzoeker] heeft immers opzettelijk en bewust valse facturen opgesteld voor woningcorporaties en klanten van [verweerster] , om op die manier zijn omzet en marge te verhogen en een negatieve beoordeling te voorkomen. Verder heeft [verzoeker] ten behoeve van een collega een product besteld, waarvoor hij [verweerster] heeft laten betalen en wat hij verborgen heeft gehouden voor [verweerster] . Ook heeft [verzoeker] blijkens de verklaring in het rapport van Hoffmann gratis producten van onderaannemers verkregen, waarvan de kosten in ieder geval deels in rekening zijn gebracht bij [verweerster] of woningbouwcorporaties.
4.11.
Daarnaast moet als vaststaand worden aangenomen dat [verzoeker] zijn voetbalclub op grote schaal heeft laten sponsoren door onderaannemers. Anders dan [verzoeker] stelt, is ook dit aan te merken als een schending van zijn verplichtingen. [verzoeker] behoorde te weten dat een sponsoring van een dergelijke omvang op zijn minst de schijn wekt van belangenverstrengeling en dat hij dit dus had moeten nalaten en in ieder geval had moeten melden bij [verweerster] . Via die sponsoring verkrijgt [verzoeker] immers betalingen van onderaannemers ten behoeve van activiteiten in zijn privésfeer, die afbreuk doen of kunnen doen aan de onafhankelijke, zakelijke en kritische houding die hij vanuit zijn functie bij [verweerster] juist moet innemen ten opzichte van die onderaannemers.
4.12.
De hiervoor genoemde handelwijze en gedragingen van [verzoeker] leveren tezamen en in onderling verband een dringende reden op die een ontslag op staande voet rechtvaardigt.
4.13.
De kantonrechter kan in het midden laten of ook de andere door [verweerster] aan het ontslag ten grondslag gelegde feiten dat ontslag rechtvaardigen. Bovengenoemde handelwijze en gedragingen zijn daarvoor al genoeg. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [verweerster] in de ontslagbrief van 10 september 2020 al heeft gesteld dat ieder van de in die brief genoemde feiten het ontslag op staande voet zelfstandig kunnen dragen.
4.14.
De overige omstandigheden, waaronder de gevolgen van het ontslag voor [verzoeker] , zijn geen reden om te oordelen dat ontslag op staande voet onjuist is. Die omstandigheden leggen daarvoor tegenover de aard en ernst van de dringende reden onvoldoende gewicht in de schaal.
4.15.
De stelling van [verzoeker] dat zijn handelwijze altijd is gedoogd en onderdeel was van een algemene praktijk en de bedrijfscultuur bij [verweerster] , kan niet worden gevolgd. Voor die stelling is geen steun te vinden in de stukken. Gegevens waaruit blijkt dat de leiding van [verweerster] bekend was met de handelwijze van [verzoeker] en deze toestond of gedoogde, zijn er niet. Dat een aanzienlijk deel van de werknemers eenzelfde handelwijze had als [verzoeker] , zoals hij stelt, betekent nog niet dat sprake is van een bedrijfscultuur bij [verweerster] als onderneming. Overigens is ook niet geloofwaardig dat [verweerster] zou gedogen of toestaan dat haar werknemers handelen op de wijze en op een schaal zoals [verzoeker] dat heeft gedaan.
4.16.
De door [verzoeker] overgelegde verklaring van een collega kan geen steun opleveren voor zijn stelling dat sprake was van een bedrijfscultuur. In die verklaring worden onvoldoende duidelijke en concrete feiten en omstandigheden genoemd waaruit kan volgen dat de leiding van [verweerster] opdroeg of toestond dat opzettelijk en bewust valse facturen werden opgesteld voor woningcorporaties en klanten van [verweerster] .
4.17.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven en rechtsgeldig is, zal het verzoek om vernietiging van dat ontslag worden afgewezen. Dat geldt dus ook voor de vordering tot loonbetaling en het verzoek om een voorlopige voorziening.
4.18.
De kantonrechter begrijpt dat [verzoeker] verder een verzoek doet om [verweerster] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, ook voor het geval het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Dat verzoek wordt afgewezen. Hiervoor is geoordeeld dat sprake is van feiten en omstandigheden die een dringende reden opleveren voor ontslag op staande voet. Diezelfde feiten en omstandigheden brengen ook mee dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van [verzoeker] dat als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is.
4.19.
Het verzoek om [verweerster] te veroordelen tot het opmaken van een eindafrekening en tot betaling van wat [verzoeker] op grond daarvan nog toekomt, wordt afgewezen. [verzoeker] heeft niet gesteld, gemotiveerd of onderbouwd waarop die eindafrekening ziet en wat hem dan nog zou toekomen. Overigens kan [verweerster] worden gevolgd in haar beroep op verrekening, omdat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een vordering heeft op [verzoeker] en bevoegd is tot het afdwingen van de betaling daarvan. Vast staat dat [verweerster] een vordering heeft ingediend bij de rechtbank Noord-Holland om [verzoeker] onder meer te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding van ruim € [YY] .
4.20.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij ongelijk krijgt. Het gaat daarbij om een bedrag van € 720,00 aan kosten voor de gemachtigde van [verweerster] . De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 120,00, en voor zover deze daadwerkelijk worden gemaakt.
het tegenverzoek
4.21.
Het verzoek van [verweerster] om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden, is voorwaardelijk gedaan. Namelijk voor het geval het verzoek om vernietiging van het ontslag op staande voet wordt toegewezen. Hiervoor is geoordeeld dat het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van het ontslag wordt afgewezen. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder [verweerster] het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, niet is vervuld. Het verzoek hoeft daarom niet te worden beoordeeld en er hoeft ook niet op te worden beslist.
4.22.
Voor het verzoek van [verweerster] ten aanzien van de transitievergoeding en verrekening geldt hetzelfde. Die verzoeken zijn immers gedaan onder de voorwaarde dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt of oordeelt dat [verzoeker] recht heeft op een transitievergoeding of loon. Die voorwaarden worden ook niet vervuld.
4.23.
Omdat er geen beslissing nodig is ten aanzien van het tegenverzoek, is er ook geen reden om te beslissen over de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerster] vaststelt op € 720,00 aan kosten voor de gemachtigde van [verweerster] en € 120,00 aan nakosten, voor zover deze nakosten daadwerkelijk worden gemaakt;
5.3.
verklaart de veroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 18 januari 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter