ECLI:NL:RBNHO:2021:5235

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
15-283874-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na professionele hennepteelt in een woning

Op 29 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij professionele hennepteelt. De officier van justitie had op 25 mei 2021 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 121.915,95. Deze vordering was gebaseerd op strafbare feiten waarvoor de veroordeelde op 15 juni 2021 moest verschijnen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld en de officier van justitie, mr. M.E. Grijsen, en de raadsman van de veroordeelde, mr. C.C. Polat, gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 28 augustus 2019 tot en met 23 oktober 2019 in Alkmaar 352 hennepplanten heeft geteeld en 2,1 kg hennep aanwezig heeft gehad. De officier van justitie stelde dat de hennepteelt had geleid tot wederrechtelijk verkregen voordeel en dat er aanwijzingen waren voor meerdere eerdere oogsten. De raadsman betwistte dit en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor meer dan één oogst.

De rechtbank heeft het ontnemingsrapport en andere bewijsstukken bestudeerd en kwam tot de conclusie dat de veroordeelde inderdaad voordeel had genoten van drie eerdere oogsten. De totale opbrengst van de hennepkwekerij werd geschat op € 131.086,59, met in mindering te brengen kosten van € 9.170,64, wat resulteerde in een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 121.915,95. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het geschatte voordeel, en bepaalde de duur van de gijzeling op maximaal 1.080 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-283874-20 (ontneming) (P)
Uitspraakdatum : 29 juni 2021
Tegenspraak
Dit vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrechtheeft betrekking op de vordering van de officier van justitie van 25 mei 2021 strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak tegen de veroordeelde:
[de veroordeelde],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonadres] .

1.Vordering

In de schriftelijke vordering van 25 mei 2021 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, zal vaststellen op € 121.915,95 en aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie baseert de vordering op de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is gedagvaard om op 15 juni 2021 te verschijnen voor de meervoudige strafkamer in deze rechtbank, alsmede één of meer andere strafbare feiten, waarvan het volgens de officier van justitie aannemelijk is dat die op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Volgens de officier van justitie kan worden bewezen dat feit 2 (het telen van hennep) door de veroordeelde is begaan en is het aannemelijk dat dit over een ruimere periode dan ten laste is gelegd heeft plaatsgevonden. De hennepteelt heeft er volgens de officier van justitie toe geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.

2.Procedure

De officier van justitie heeft de schriftelijke vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van de veroordeelde om te verschijnen op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juni 2021. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering op deze zitting inhoudelijk behandeld en daartoe gehoord de officier van justitie, mr. M.E. Grijsen, alsmede de veroordeelde en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de schriftelijke vordering gehandhaafd en gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt op € 121.915,95 en een betalingsverplichting voor dat bedrag oplegt, waarbij de officier van justitie voor de voordeelberekening heeft verwezen naar het zogenoemde ontnemingsrapport van 27 augustus 2020 en het proces-verbaal over de indicatoren voor eerdere oogsten van 23 september 2020.

4.Standpunt van de veroordeelde

De raadsman heeft bepleit dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat in de hennepkwekerij voor 28 augustus 2019 meer dan één succesvolle oogst is gekweekt. Het dossier bevat geen concrete aanknopingspunten dat het zou gaan om drie eerdere oogsten. Daarom heeft de raadsman bepleit het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel te beperken tot één oogst.

5.Beoordeling van de rechtbank

5.1.
Grondslag van de vordering
Bij vonnis van deze rechtbank van 29 juni 2021 is de veroordeelde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met twee jaren proeftijd, en een taakstraf van 200 uren. Daarbij is bewezen verklaard dat de veroordeelde:
feit 2
in de periode van 28 augustus 2019 tot en met 23 oktober 2019 te Alkmaar, in een pand aan [adres] , opzettelijk 352 hennepplanten heeft geteeld en opzettelijk 2,1 kg hennep aanwezig heeft gehad.
Op grond van deze veroordeling kan aan de veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van het ingevolge dat vonnis bewezen verklaarde strafbare feit of andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan.
5.2.
Ontnemingsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, in het bijzonder van het ontnemingsrapport met bijlagen, dat is opgesteld over het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. In dit rapport is verwezen naar enkele stukken uit het dossier in de onderliggende strafzaak, waaronder het proces-verbaal over de indicatoren voor eerdere oogsten in de hennepkwekerij in de verdiepte kruipruimte onder de woning aan de [adres] in Alkmaar, waarover de rechtbank de volledige beschikking heeft gehad.
5.3.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank komt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde op de zitting tot de volgende berekening van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. [1]
De veroordeelde is veroordeeld voor het opzettelijk telen van 352 hennepplanten in de periode van 28 augustus 2019 tot en met 23 oktober 2019 in de verdiepte kruipruimte van de woning aan de [adres] in Alkmaar en het opzettelijk aanwezig hebben 2,1 kilogram hennep in die woning. De hennepkwekerij in de kruipruimte was verdeeld over twee kweekruimtes, waarin 227 respectievelijk 125 hennepplanten stonden. Het dossier bevat diverse aanknopingspunten dat al voor 28 augustus 2019 hennep is geteeld in de kweekruimtes van deze hennepkwekerij.
Aan de hand van een aantal aanknopingspunten - zoals het verhoogde elektriciteitsverbruik, het verhoogde watergebruik, de productiedata van enkele gebruikte materialen in de hennepkwekerij, de gedetailleerd beschreven vervuiling van de twee kweekruimtes en de daarin gebruikte materialen en gezien de uitvoerige onderbouwing van de aan die vervuiling verbonden conclusies over het aantal eerdere oogsten, een en ander gedetailleerd vastgelegd in het ontnemingsrapport [2] en het proces-verbaal over de indicatoren voor eerdere oogsten [3] - heeft de politie de ontnemingsperiode bepaald op 29 januari 2019 tot en met 23 oktober 2019. Daarbij is uitgegaan van drie eerdere oogsten en is de tijdens de inval aangetroffen kweek, van acht weken oud, niet meegerekend. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen en verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer dat het dossier geen concrete aanknopingspunten bevat voor meer dan één eerdere oogst in de hennepkwekerij. De rechtbank gaat bij de beoordeling van de schriftelijke vordering van de officier van justitie daarom uit van de in het ontnemingsrapport genoemde ontnemingsperiode en het daarin genoemde aantal eerdere oogsten. Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van
drie eerdere geslaagde oogsten, met ieder een gemiddelde kweekcyclus van tien weken, waarover de veroordeelde voordeel heeft genoten.
Omdat aanknopingspunten voor de door de veroordeelde genoten opbrengsten en de door hem gemaakte kosten ontbreken, gaat de rechtbank bij de verdere beoordeling van de vordering uit van de standaardberekeningen en normen met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen, zoals weergegeven in het ontnemingsrapport.
De bruto geldelijke opbrengst van één oogst in de eerste kweekruimte bedraagt op basis van het rapport van het Functioneel Parket Afpakken een bedrag van € 28.178,65. [4] , [5] Uitgaande van drie oogsten in deze kweekruimte komt dat neer op een totale bruto geldelijke opbrengst van
€ 84.535,95.
De bruto geldelijke opbrengst van één oogst in de tweede, kleinere kweekruimte bedraagt op basis van het rapport van het Functioneel Parket Afpakken een bedrag van € 15.516,88. [6] , [7] Uitgaande van drie oogsten in deze kweekruimte komt dat neer op een totale bruto geldelijke opbrengst van
€ 46.550,64.
Dat brengt de totale opbrengsten voor de hennepkwekerij op een bedrag van
€ 131.086,59.
De in mindering te brengen kosten voor de eerste kweekruimte bedragen op basis van het rapport van het Functioneel Parket Afpakken een bedrag van € 1.945,63 per oogst [8] , [9] , wat neerkomt op een totaalbedrag van
€ 5.836,89bij drie oogsten.
De in mindering te brengen kosten voor de tweede kweekruimte bedragen op basis van het rapport van het Functioneel Parket Afpakken een bedrag van € 1.111,25 per oogst [10] , [11] , wat neerkomt op een totaalbedrag van
€ 3.333,75bij drie oogsten.
Dat brengt de totaal in mindering te brengen kosten voor de hennepkwekerij op een bedrag van
€ 9.170,64.
In het licht van het vorenstaande schat de rechtbank de hoogte van het door de veroordeelde genoten wederechtelijk verkregen voordeel dus op
€ 121.915,95(€ 131.086,59 minus € 9.170,64).
5.4.
Betalingsverplichting
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat aan de veroordeelde de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen. Er zijn de rechtbank ook geen andere feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan het door de veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
In het licht van het vorenstaande stelt de rechtbank de hoogte van het door de veroordeelde aan de Staat te betalen bedrag vast op
€ 121.915,95.

6.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op
€ 121.915,95.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van dat bedrag van € 121.915,95 ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling, die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd, op
1.080 (duizend tachtig) dagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2021.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e tweede lid Sr van 27 augustus 2020, p. 207 e.v., inhoudende de bevindingen van verbalisanten [..] en [..] (het ontnemingsrapport).
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2020, p. 177 e.v., inhoudende de bevindingen van verbalisanten [..] en [..] .
4.Het hiervoor genoemde ontnemingsrapport, p. 208-209.
5.Berekend op basis van 6,9235 kilogram (227 hennepplanten x 30,5 gram) met een kiloprijs van € 4.070,-.
6.Het hiervoor genoemde ontnemingsrapport, p. 210.
7.Berekend op basis van 3,8125 kilogram (125 hennepplanten x 30,5 gram) met een kiloprijs van € 4.070,-.
8.Het hiervoor genoemde ontnemingsrapport, p. 209.
9.Namelijk per oogst € 200,- aan afschrijvingskosten, € 864,87 voor de inkoop van 227 hennepstekken (van € 3,81 per stek), en € 880,76 aan variabele kosten voor 227 hennepstekken (van € 3,88 per stek).
10.Het hiervoor genoemde ontnemingsrapport, p. 210-211.
11.Namelijk per oogst € 150,- aan afschrijvingskosten, € 476,25 voor de inkoop van 125 hennepstekken (van € 3,81 per stek), en € 485,- aan variabele kosten voor 125 hennepstekken (van € 3,88 per stek).