De betrokkene is bekend met een ziekelijke stoornis in de vorm van verslavingsproblematiek. De antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken, verweven met deze problematiek, zijn nu, na individuele verslavingsbehandeling, in veel mildere vorm aanwezig, zodat in de huidige setting, waarbij de betrokkene relatief veel autonomie en vrijheid ervaart, deze niet evident naar voren komen. De laatste jaren zijn diverse resocialisatiepogingen afgebroken door regelovertredend gedrag van de betrokkene of een terugval in middelengebruik. Bij de laatste verlengingszitting is de betrokkene het vertrouwen gegeven in een ambulante setting de maatregel voort te zetten. Daarna is de betrokkene echter vrij snel teruggevallen in harddrugsgebruik. Hij kreeg door zijn gebruik onenigheid met zijn zus en raakte daardoor zijn huisvesting kwijt. Hij kwam vervolgens afspraken bij zowel de reclassering als zijn werk niet na, zodat besloten werd hem voor een time-outopname terug te plaatsen naar de kliniek.
Het recidiverisico op een geweldsdelict laat zich niet eenduidig inschatten. De betrokkene heeft geen patroon van gewelddadig gedrag, maar is wel bekend met antisociaal gedrag, zoals verwervingscriminaliteit en verbaal ageren bij het ervaren van onrecht en autoritaire bejegening. Vooral historische, onveranderbare risicofactoren op recidive scoren hoog. De risicofactoren in het heden en de toekomst scoren laag tot matig. Het door de betrokkene begane misdrijf vloeit voort uit zijn verslavingsproblematiek, waarbij zucht naar cocaïne de motor was bij zijn grensoverschrijdende gedrag. Cocaïnegebruik lijkt de belangrijkste risicofactor, nu dit een cascade aan gedragingen teweeg kan brengen, zoals financiële problemen, verblijf in een pro-crimineel milieu, noodzaak tot bewapening en het inzetten van dreiging met geweld om financiële middelen te verkrijgen. De verslavingsgevoeligheid van de betrokkene is ernstig, zoals ook blijkt uit terugvallen in gebruik de afgelopen periode, terwijl hem vertrouwen was gegeven door hem meer vrijheid en autonomie te gunnen. De betrokkene lijkt zijn draagkracht overschat te hebben en onderschat te hebben wat het met hem zou doen om na jarenlang klinisch verblijf plots in het gezin van zijn zus opgenomen te worden met alle verwachtingen van dien. Niet zozeer zijn terugval in harddrugsgebruik, wat de betrokkene ook uitbreidde met heroïnegebruik, vindt de psychiater zorgelijk, maar het meest nog het feit dat het geen eenmalige terugval was, maar weken doorging, evenals het feit dat de druk van zijn familie geen effect sorteerde, maar ingrijpen door de reclassering noodzakelijk was om hem aan te zetten zijn gebruik te stoppen. Ook zorgelijk is dat de betrokkene in die periode geen hulp zocht of openheid gaf en het maar op zijn beloop liet. Het recidiverisico wordt als laag tot matig beschouwd op de langere termijn, als sprake is van ernstig middelengebruik en maatschappelijk afglijden. Het houden van zicht op abstinentie en de triggers tot het gebruik van harddrugs, met name cocaïne, is nodig, waarbij met name een balans tussen draagkracht en draaglast van belang is, gezien de laatste terugval in gebruik. Hieraan ondersteunend zijn gezonde financiën, eigen huisvesting, passende dagbesteding en een pro-sociaal netwerk.
De betrokkene zit momenteel in een moeilijke overgangsfase. Hij heeft ver van zijn netwerk een nieuwe woning, zodat eenzaamheid op de loer ligt. Er is nog geen passende dagbesteding of vrijetijdsbesteding geregeld, alsook geen ondersteuning bij zijn verslavingsgevoeligheid. Dit zijn allen beschermende factoren. Gezien de recente ernstige terugval in middelengebruik en het feit dat deze zaken nog onvoldoende duidelijk zijn, adviseert de psychiater de maatregel te verlengen met een jaar, onder de gelijktijdige verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, om de betrokkene te laten landen in zijn nieuwe woonplaats en in ruimere zin in de maatschappij na een jarenlang klinisch verblijf.