ECLI:NL:RBNHO:2021:5233

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
14-810429-08
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege

Op 29 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van de betrokkene. De betrokkene, die eerder ter beschikking was gesteld wegens afpersing met zwaar lichamelijk letsel, had een eerdere termijn van terbeschikkingstelling die begon op 26 juni 2012. Deze termijn was laatstelijk verlengd op 16 juni 2020. De officier van justitie heeft op 12 mei 2021 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, wat op 15 juni 2021 in een openbare zitting werd behandeld. De rechtbank heeft de betrokkene en getuigen gehoord, waaronder een reclasseringswerker en een psychiater, die beiden adviseerden om de maatregel te verlengen. De reclassering wees op de verslavingsproblematiek van de betrokkene en het risico van recidive, terwijl de psychiater de noodzaak van begeleiding benadrukte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, met inachtneming van de adviezen, en de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de voorwaarden van de dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat het recidivegevaar nog aanwezig is en dat de veiligheid van anderen dit vereist. Het verzoek van de raadsvrouw om het onderzoek te heropenen werd afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat de benodigde ondersteuning niet binnen drie maanden gerealiseerd kon worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14-810429-08
Uitspraakdatum: 29 juni 2021
Beslissing ex artikel 6:6:10, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv)op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van de betrokkene:
[de betrokkene],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
verblijvende [adres] ,
met één jaar.

1.Procedure

Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 maart 2011 is aan de betrokkene onder andere de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, wegens, zakelijk weergegeven, afpersing, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, welk arrest bij arrest van de Hoge Raad van 26 juni 2012 is bevestigd.
De termijn van de terbeschikkingstelling nam een aanvang op 26 juni 2012.
De termijn is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 16 juni 2020 met één jaar, onder de gelijktijdige verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
De onderhavige vordering is op 12 mei 2021 bij de rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
  • een verlengingsadvies terbeschikkingstelling, als bedoeld in artikel 6:6:12, tweede lid, Sv, van 12 mei 2021, opgemaakt door [getuige] , reclasseringswerker en toezichthouder bij GGZ Fivoor Reclassering, TBS Noord;
  • een advies van een onafhankelijke gedragsdeskundige, als bedoeld in artikel 6:6:12, tweede lid, Sv, van 3 mei 2021, opgemaakt door [..] , psychiater;
  • officiële waarschuwingen voor het overtreden van voorwaarden van 31 december 2020 en 19 mei 2021.
Op 15 juni 2021 is de vordering op een openbare zitting behandeld. De betrokkene is gehoord, alsmede de getuige, [getuige] , reclasseringswerker en toezichthouder. Ook waren aanwezig de officier van justitie, mr. M.E. Grijsen, en de raadsvrouw van de betrokkene, mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam.

2.Adviezen

2.1.
Advies van de reclassering
Het advies van de reclassering houdt, voor zover relevant, zakelijk weergegeven, het volgende in.
Op 26 juni 2012 is de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van de betrokkene gestart. Vijf jaren later is de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd. Tijdens zijn terbeschikkingstelling heeft de betrokkene meerdere overtredingen van de voorwaarden begaan, hebben diverse time-outplaatsingen plaatsgevonden en is meerdere malen geprobeerd de voorwaardelijke beëindiging om te zetten naar hervatting van de dwangverpleging. Daarbij was de moeizame samenwerking in de behandeling en begeleiding van de betrokkene een terugkerend patroon. In juni 2019 is, na een opeenstapeling van risicosignalen, overtredingen en vermoedens van een zedendelict, besloten een resocialisatiepoging vanuit de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) in [..] stop te zetten, omdat het recidive- en gevaarsrisico te hoog werd geacht en de veiligheid van personen niet meer was te waarborgen. De betrokkene is vervolgens tijdelijk geplaatst in de Penitentiaire Inrichting [..] , waar hij tot december 2019 heeft verbleven. In december 2019 is de betrokkene overgeplaatst naar een FPA van GGZ Noord-Holland Noord in [..] , waar het behandelteam, ondanks de beperkte behandelmotivatie van de betrokkene, nog mogelijkheden voor een klinische behandeling zag. In juni 2020 is deze klinische behandeling gestopt en is de betrokkene gaan wonen bij zijn zus en een opleiding gestart. De betrokkene heeft sindsdien - op terugvallen in middelengebruik na - de afspraken goed nageleefd. Recent heeft hij een woning gevonden in [woonplaats] ( [provincie Groningen] ).
Nu de betrokkene verhuist naar een nieuwe woning, is het voor de reclassering niet in te schatten of zijn sociaal maatschappelijke situatie stabiel blijft. Recente terugvallen in middelengebruik en problemen met financiën laten zien dat de betrokkene nog een back-up uit de hulpverlening nodig heeft, wat op verzoek van de betrokkene, vanwege zijn opleiding in Noord-Holland, nog niet is opgestart in [provincie Groningen] . De reclassering meent dat factoren in de geschiedenis van de betrokkene en dynamische risicofactoren - als financiën, middelengebruik, (beperkt) netwerk, familie, werk en opleiding, en ook omgaan met boosheid en autoriteit - maken dat sprake is van een matig tot hoog-gemiddeld recidiverisico. Middelengebruik lijkt het grootste gevaar en zal onderwerp van gesprek en controle blijven. De betrokkene houdt zich de laatste maanden aan afspraken met de reclassering, maar in het laatste jaar heeft hij ook een waarschuwing ontvangen, omdat hij niet eerlijk was over terugvallen in middelengebruik en zijn verblijfplaats, en ook was een time-out nodig om een terugval in cocaïnegebruik te kunnen stoppen. De reclassering acht het daarom van belang dat de maatregel met één jaar wordt verlengd, zo nodig met een lagere contactfrequentie. In dit jaar kan de betrokkene laten zien dat hij zelfstandig een huishouden kan voeren en abstinent kan blijven van middelen. Hij zal een gestructureerde dagbesteding in [provincie Groningen] moeten vinden en zijn sociale netwerk in de nieuwe woonomgeving moeten opstarten. Ook zal de financiële situatie van de betrokkene weer stabiel moeten worden en zal in de nieuwe woonomgeving van de betrokkene een ambulante, ondersteunende behandeling bij de forensische GGZ moeten worden opgestart. Mocht blijken dat de betrokkene het niet redt of de risicofactoren toenemen, dan kan adequaat ingegrepen worden binnen de mogelijkheden van de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De getuige heeft dit advies op de zitting gehandhaafd. Hij heeft toegelicht dat de betrokkene zijn opleiding inmiddels succesvol heeft afgerond en zijn financiën weer op orde heeft. De betrokkene houdt zich op dit moment vooral bezig met het opknappen van zijn nieuwe huurwoning, wat nu zijn hoofdverblijf is. De reclassering ziet in de verslavingsgevoeligheid en -problematiek van de betrokkene en zijn terugvallen in middelengebruik, de recente verhuizing naar [woonplaats] en de daar nog ontbrekende beschermende factoren de noodzaak voor de verdere monitoring van de betrokkene voor de duur van een jaar. Een kortere periode van, zoals door de raadsvrouw genoemd, drie maanden acht de getuige onvoldoende voor voldoende inbedding en sociale integratie in de nieuwe woonomgeving.
2.2.
Advies van de psychiater
Het advies van de psychiater houdt, voor zover relevant, zakelijk weergegeven, het volgende in.
De betrokkene is bekend met een ziekelijke stoornis in de vorm van verslavingsproblematiek. De antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken, verweven met deze problematiek, zijn nu, na individuele verslavingsbehandeling, in veel mildere vorm aanwezig, zodat in de huidige setting, waarbij de betrokkene relatief veel autonomie en vrijheid ervaart, deze niet evident naar voren komen. De laatste jaren zijn diverse resocialisatiepogingen afgebroken door regelovertredend gedrag van de betrokkene of een terugval in middelengebruik. Bij de laatste verlengingszitting is de betrokkene het vertrouwen gegeven in een ambulante setting de maatregel voort te zetten. Daarna is de betrokkene echter vrij snel teruggevallen in harddrugsgebruik. Hij kreeg door zijn gebruik onenigheid met zijn zus en raakte daardoor zijn huisvesting kwijt. Hij kwam vervolgens afspraken bij zowel de reclassering als zijn werk niet na, zodat besloten werd hem voor een time-outopname terug te plaatsen naar de kliniek.
Het recidiverisico op een geweldsdelict laat zich niet eenduidig inschatten. De betrokkene heeft geen patroon van gewelddadig gedrag, maar is wel bekend met antisociaal gedrag, zoals verwervingscriminaliteit en verbaal ageren bij het ervaren van onrecht en autoritaire bejegening. Vooral historische, onveranderbare risicofactoren op recidive scoren hoog. De risicofactoren in het heden en de toekomst scoren laag tot matig. Het door de betrokkene begane misdrijf vloeit voort uit zijn verslavingsproblematiek, waarbij zucht naar cocaïne de motor was bij zijn grensoverschrijdende gedrag. Cocaïnegebruik lijkt de belangrijkste risicofactor, nu dit een cascade aan gedragingen teweeg kan brengen, zoals financiële problemen, verblijf in een pro-crimineel milieu, noodzaak tot bewapening en het inzetten van dreiging met geweld om financiële middelen te verkrijgen. De verslavingsgevoeligheid van de betrokkene is ernstig, zoals ook blijkt uit terugvallen in gebruik de afgelopen periode, terwijl hem vertrouwen was gegeven door hem meer vrijheid en autonomie te gunnen. De betrokkene lijkt zijn draagkracht overschat te hebben en onderschat te hebben wat het met hem zou doen om na jarenlang klinisch verblijf plots in het gezin van zijn zus opgenomen te worden met alle verwachtingen van dien. Niet zozeer zijn terugval in harddrugsgebruik, wat de betrokkene ook uitbreidde met heroïnegebruik, vindt de psychiater zorgelijk, maar het meest nog het feit dat het geen eenmalige terugval was, maar weken doorging, evenals het feit dat de druk van zijn familie geen effect sorteerde, maar ingrijpen door de reclassering noodzakelijk was om hem aan te zetten zijn gebruik te stoppen. Ook zorgelijk is dat de betrokkene in die periode geen hulp zocht of openheid gaf en het maar op zijn beloop liet. Het recidiverisico wordt als laag tot matig beschouwd op de langere termijn, als sprake is van ernstig middelengebruik en maatschappelijk afglijden. Het houden van zicht op abstinentie en de triggers tot het gebruik van harddrugs, met name cocaïne, is nodig, waarbij met name een balans tussen draagkracht en draaglast van belang is, gezien de laatste terugval in gebruik. Hieraan ondersteunend zijn gezonde financiën, eigen huisvesting, passende dagbesteding en een pro-sociaal netwerk.
De betrokkene zit momenteel in een moeilijke overgangsfase. Hij heeft ver van zijn netwerk een nieuwe woning, zodat eenzaamheid op de loer ligt. Er is nog geen passende dagbesteding of vrijetijdsbesteding geregeld, alsook geen ondersteuning bij zijn verslavingsgevoeligheid. Dit zijn allen beschermende factoren. Gezien de recente ernstige terugval in middelengebruik en het feit dat deze zaken nog onvoldoende duidelijk zijn, adviseert de psychiater de maatregel te verlengen met een jaar, onder de gelijktijdige verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, om de betrokkene te laten landen in zijn nieuwe woonplaats en in ruimere zin in de maatschappij na een jarenlang klinisch verblijf.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, gelet op de adviezen en de toelichting van de getuige, gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar, onder de gelijktijdige verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.

4.Standpunt van de betrokkene

De betrokkene is het niet eens met de vordering van de officier van justitie en heeft verzocht deze af te wijzen. De raadsvrouw heeft namens de betrokkene primair bepleit de vordering af te wijzen, nu het actuele recidivegevaar onvoldoende is onderbouwd en zodoende niet langer wordt voldaan aan het gevaarscriterium voor verlenging van de terbeschikkingstelling. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht (zo begrijpt de rechtbank) het onderzoek te heropenen en de behandeling aan te houden voor de duur van drie maanden. In dat geval kan de noodzaak tot verlening worden getoetst nadat betrokkene in de tussenliggende maanden de kans heeft gekregen zijn leven verder op orde te krijgen en de aan hem gestelde doelen (inbedding en resocialisatie in [woonplaats] ) te behalen.

5.Beoordeling

De rechtbank kan zich verenigen met de hiervoor vermelde conclusies en adviezen en zal deze overnemen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Bij de beoordeling van de verlengingsvordering staat het gevaarscriterium als bedoeld in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht centraal. Naarmate de duur van de maatregel van terbeschikkingstelling in lengte toeneemt, worden zwaardere eisen gesteld aan de inschatting rond toekomstig recidivegevaar, nu het begane misdrijf minder redengevend wordt voor de verlenging. De rechtbank zal een afweging moeten maken tussen de belangen van de betrokkene enerzijds en de maatschappij anderzijds, waarbij geldt dat naarmate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt, het belang van de betrokkene steeds zwaarder gaat wegen. Bij deze afweging worden niet alleen het tijdsverloop, in relatie tot de ernst van het begane misdrijf, maar ook de aard van de stoornis en het actuele recidivegevaar in aanmerking genomen. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, is de rechtbank echter van oordeel dat in dit geval aan het gevaarscriterium is voldaan en het recidivegevaar nog aanwezig is. Daarbij houdt de rechtbank onder andere rekening met de volgende feiten en omstandigheden.
Uit de adviezen en de toelichting van de getuige daarop blijkt dat, hoewel hij de voorwaarden en afspraken met de reclassering het afgelopen jaar over het algemeen goed heeft nageleefd en zijn leven enigszins op orde heeft gebracht, de betrokkene de afgelopen periode is teruggevallen in middelengebruik, wat onder andere heeft geresulteerd in een time-outplaatsing. Uit de recente risicotaxatie blijkt dat grensoverschrijdend, gewelddadig gedrag van de betrokkene, zoals bij het begane misdrijf, voortkomt uit zijn verslavingsproblematiek. Dat die verslaving in meer of mindere mate nog steeds aanwezig is, zoals ook blijkt uit het feit dat het de betrokkene niet is gelukt om abstinent te blijven van harddrugs in het voor hem zo cruciale jaar om van het juk van de maatregel af te komen, is zorgelijk en lijkt de grootste risicofactor op nieuw delictgedrag. In dat verband kent de rechtbank ook betekenis toe aan de verklaring van de betrokkene op de zitting dat hij nog steeds af en toe harddrugs gebruikt, waarover hij niet open is geweest naar de reclassering en hulpverlening en wat zich pas bij urinecontroles heeft geopenbaard. Tegelijkertijd bevindt de betrokkene zich op dit moment, na de recente verhuizing naar [woonplaats] , in een overgangsfase van zijn resocialisatie, waarbij beschermende factoren, als inbedding in een sociaal netwerk, een passende dagbesteding of vrijheidsbesteding en ondersteuning bij zijn verslavingsgevoeligheid vanuit de forensische GGZ of een soortgelijke hulpverlening, ontbreken. Dat kan bij tegenslagen een negatieve spiraal en nieuwe terugvallen in middelengebruik veroorzaken.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, en rekening houdend met wat verder beschreven staat in de adviezen, acht de rechtbank het recidivegevaar aanwezig en acht zij het in het belang van de betrokkene en een succesvol verloop van zijn resocialisatie, dat de verdere resocialisatie van de betrokkene voorlopig nog plaatsvindt onder begeleiding van de reclassering in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling.
De rechtbank is, gelet op de stukken en het verhandelde op de zitting, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van de betrokkene vereist en wel met één jaar, onder de gelijktijdige verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het door de raadsvrouw gedane verzoek tot het heropening en aanhouding van het onderzoek wordt afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de adviezen en de toelichting van de getuige op de zitting, niet te verwachten dat het opstarten in de nieuwe woonomgeving van de betrokkene van ondersteunende hulpverlening vanuit de forensische GGZ, alsmede de inbedding en sociale integratie van de betrokkene en het vinden van een passende dagbesteding, binnen een periode van drie maanden zijn gerealiseerd. De rechtbank volgt de adviezen dat voor de monitoring van die fase een jaar de tijd moet worden genomen, waarbij de rechtbank betrekt dat het toezicht en de contactmomenten bij een positief verloop onder een lagere contactfrequentie kunnen plaatsvinden.

6.Beslissing

De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe.
Verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van de betrokkene met
één jaar, met instandhouding van de bij beslissing van deze rechtbank van 16 juni 2020 gestelde voorwaarden.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.H. Boersma, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021.