ECLI:NL:RBNHO:2021:5205

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
15/002932-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval met bedreiging van slachtoffers en veroordeling tot jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende woningoverval. De overval vond plaats op 17 december 2020 in Schoorl, waar de verdachte samen met een medeverdachte de woning binnendrong. Tijdens de overval werden de partner van de eigenaar en haar twee minderjarige dochters bedreigd met een revolver. De verdachte heeft de vrouw met het vuurwapen tegen haar mond geslagen en eiste geld en goederen van haar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplicht contact met de reclassering en ambulante behandeling. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/002932-21 (P)
Uitspraakdatum: 1 juli 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juni 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
thans gedetineerd in Rijks Justitiële Jeugdinrichting [RJJ] ,
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J.A. Colijn en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. V.E. de Haas, advocaat te Schagen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na een nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 17 december 2020 te Schoorl, gemeente Bergen (NH),
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, geld en/of
goederen (waaronder een mobiele telefoon), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [benadeelde partij 1] en/of haar twee minderjarige kinderen, gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door
geweld en/of bedreiging met geweld, [benadeelde partij 1] en/of haar twee minderjarige
kinderen, heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of goederen (waaronder een
mobiele telefoon), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [benadeelde partij 1]
en/of haar twee minderjarige kinderen met een (op een) vuurwapen (gelijkend
voorwerp) zijn bedreigd en die [benadeelde partij 1] met dat (op een) vuurwapen (gelijkend
voorwerp) tegen haar gezicht/mond is geslagen;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode 17 december 2020 tot en met 14 februari 2021 te Schoorl, gemeente Bergen (NH) en/of te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk [merk] ), zijnde een vuurwapen, en/of de bijbehorende munitie (100 stuks Flobert-patronen) voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om verdachte partieel vrij te spreken voor het onder feit 1 ten laste gelegde, voor zover dit feit betrekking heeft op afpersing, het wegnemen van geld en/of goederen van [benadeelde partij 2] en het gebruiken van geweld of het dreigen met geweld jegens de kinderen van slachtoffer [benadeelde partij 1] . De verdediging heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Partiële vrijspraak feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd voor zover dit feit betrekking heeft op afpersing. Daarnaast is niet komen vast te staan dat er geld of goederen die toebehoren aan [benadeelde partij 2] zijn weggenomen. Verdachte moet in zoverre van feit 1 worden vrijgesproken.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 18 december 2020 (dossierpagina’s 180 tot en met 183);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde partij 1] van 20 januari 2021 (dossierpagina’s 432 tot en met 435);
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 15 februari 2021 (dossierpagina’s 332 en 333);
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 22 februari 2021 (dossierpagina’s 348 en 349) met als bijlage het tapgesprek voorzien van sessienummer 20 (dossierpagina’s 365 tot en met 368);
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 2 februari 2021 (dossierpagina’s 72 tot en met 77);
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] van 14 februari 2021 (dossierpagina’s 164 tot en met 171).
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit
of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 17 december 2020 te Schoorl, gemeente Bergen (NH),
tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [benadeelde partij 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] en haar twee minderjarige kinderen, gepleegd met het oogmerk
om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [benadeelde partij 1]
en haar twee minderjarige kinderen met een vuurwapen zijn bedreigd en die [benadeelde partij 1] met dat vuurwapen tegen haar mond is geslagen;
Feit 2:
hij in de periode 17 december 2020 tot en met 14 februari 2021 te Schoorl, gemeente Bergen (NH), en/of te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk [merk] ), zijnde een vuurwapen, en de bijbehorende munitie (92 stuks Flobert-patronen) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met toepassing van het adolescentenstrafrecht zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 20 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling/begeleiding (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatiegebod met elektronisch toezicht, een locatieverbod met elektronisch toezicht, een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en het meewerken aan controles op middelengebruik.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om verdachte met toepassing van het adolescentenstrafrecht te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 356 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden heeft de verdediging bepleit dat verdachte ambulant dient te worden begeleid door een instelling die bekend is met autisme en dat het zo nodig innemen van medicatie te ver voert als bijzondere voorwaarde. Tot slot heeft de verdediging bepleit om niet als bijzondere voorwaarden op te leggen een locatiegebod, een locatieverbod of een contactverbod, omdat de nadruk dient te liggen op behandeling en begeleiding.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het plegen van een gewapende overval in een woning waarvan medeverdachte de eigenaar al jaren kende en zelfs langere tijd werkzaamheden aan deze woning heeft verricht. Medeverdachte heeft hiertoe het initiatief genomen door verdachte met het plan te benaderen om in deze woning in te breken. Medeverdachte verzekerde verdachte ervan dat hij ervoor kon zorgen dat zij toegang konden verkrijgen tot de woning en dat er genoeg te halen viel. Verdachte en medeverdachte hebben toegeslagen op een moment waarvan medeverdachte wist dat de eigenaar van de woning niet thuis zou zijn. Verdachte en medeverdachte zijn de woning binnengetreden, voorzien van bivakmutsen, handschoenen en onopvallende kleding. Toen zij op de eerste verdieping waren aangekomen, kwamen zij er echter achter dat er personen in de woning aanwezig waren. In plaats van de keuze te maken om weg te gaan, heeft verdachte de keuze gemaakt om zijn revolver in de hand te nemen, de slaapkamer van slachtoffer [benadeelde partij 1] te betreden, de revolver op haar te richten en geld van haar te eisen. Tegelijkertijd doorzocht medeverdachte de rest van de woning. De medeverdachte heeft voorts de twee minderjarige kinderen van slachtoffer [benadeelde partij 1] in de richting van haar slaapkamer geleid. De rechtbank acht het bijzonder kwalijk en gewetenloos dat verdachte zijn revolver niet alleen op slachtoffer [benadeelde partij 1] heeft gericht, maar ook op haar twee minderjarige kinderen, van wie de jongste op dat moment slechts acht jaar oud was. Verdachte heeft slachtoffer [benadeelde partij 1] in de directe nabijheid van haar kinderen vervolgens tegen de mond geslagen met deze revolver om op die manier de telefoon van [benadeelde partij 1] te kunnen wegnemen.
Door zo te handelen hebben verdachte en medeverdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffer [benadeelde partij 1] en haar twee minderjarige kinderen. Slachtoffer [benadeelde partij 1] heeft nog dagelijks te kampen met de uitval van sensorische zenuwen in de linkerkant van haar gezicht. Daarnaast zijn drie tanden van slachtoffer [benadeelde partij 1] verkleurd waardoor in de toekomst mogelijk nog implantaten geplaatst moeten worden. De gebeurtenissen op 17 december 2020 hebben verder gezorgd voor hevige angstgevoelens bij de slachtoffers. Deze gevoelens zijn dermate ernstig dat bij zowel de kinderen als bij [benadeelde partij 1] inmiddels PTSS is vastgesteld. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verklaard dat slachtoffer [benadeelde partij 1] recentelijk een paniekaanval heeft gehad, waaruit kan worden afgeleid welke impact 17 december 2020 nog altijd op dit gezin heeft. Kennelijk hebben verdachte en medeverdachte slechts oog gehad voor financieel gewin.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende twee maanden schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver inclusief voor dat vuurwapen geschikte munitie. Verdachte heeft deze revolver namelijk niet alleen gebruikt tijdens de woningoverval, maar vervolgens ook ondergebracht bij een bekende van hem zodat hij op die wijze nog steeds over deze revolver kon beschikken tot deze bij het politiebureau te Alkmaar werd ingeleverd door een onbekend gebleven persoon. Met het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen met bijpassende munitie veroorzaakte verdachte een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
22 februari 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het psychologisch onderzoek Pro Justitia van [orthopedagoog-generalist] , orthopedagoog-generalist van 3 maart 2021. Dit onderzoek houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Binnen dit onderzoek wordt een autismespectrumstoornis (hierna: ASS), een stoornis in cannabisgebruik, zwakbegaafdheid en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling vastgesteld. Dit was aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en beïnvloedde op dat moment de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte.
Omdat verdachte niet over al het tenlastegelegde wil verklaren, is er geen volledig zicht gekomen op een delictscenario. Gezien de ASS-problematiek heeft verdachte weinig voeling met de belevingswereld van anderen, waardoor hij snel gericht is op zijn eigen behoeftebevrediging. Hij kan gefocust zijn op iets en daarvan niet afwijken. Deze problematiek speelt door tijdens het tenlastegelegde: ondanks het feit dat verdachte wist dat er tijdens de overval iemand in huis aanwezig was, heeft hij de overval toch doorgezet, ook toen hij oog in oog kwam te staan met de vrouw en kinderen. Verdachte zegt hierover dat hij voor één ding kwam en dat was geld halen. Door het functioneren op zwakbegaafd niveau heeft verdachte moeite om overzicht te houden en oorzaak en gevolg te begrijpen. Ook dit heeft zeer waarschijnlijk doorgespeeld. De situatie werd mogelijk onoverzichtelijk omdat verdachte werd geconfronteerd met zowel een vrouw als twee kinderen. Hierop anticiperen en het overzien van de gevolgen is ingewikkeld voor verdachte, waardoor hij verminderd in staat is geweest om zijn gedrag en keuzes op dat moment aan te passen. Ook is verdachte bekend met ernstig middelengebruik. Verdachte vertelt dat hij de afgelopen drie jaar continu onder invloed is geweest van wiet en dat hij al sinds jonge leeftijd blowt. Het voorgaande leidt tot het advies het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Gelet op de risicofactoren kan gesproken worden van een matige kans op toekomstig gewelddadig gedrag als verdachte niet de juiste behandeling en begeleiding krijgt. Geadviseerd wordt om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De indicaties om dit toe te passen zijn:
verdachte functioneert op verstandelijk beperkt niveau;
verdachte kan de risico’s van eigen handelen onvoldoende inschatten;
verdachte kan zijn eigen gedrag moeilijk organiseren;
verdachte handelt zonder nadenken.
Een pedagogische aanpak binnen de justitiële jeugdinrichting heeft een positief effect op verdachte. Buiten de justitiële jeugdinrichting is verdachte gebaat bij pedagogische en praktische sturing en ondersteuning om zijn verdere ontwikkeling positief te beïnvloeden.
Het advies is om verdachte intensieve hulpverlening en begeleiding aan te bieden om recidive te voorkomen en zijn ontwikkeling positief te beïnvloeden. Er is sprake van complexe en veelvoudige problematiek waarbij het middelengebruik en de ASS-problematiek op de voorgrond lijken te staan. Verdachte is beïnvloedbaar voor een negatief netwerk en is gericht op geld. Het is dan ook van groot belang dat de begeleiding expertise heeft in ASS-problematiek om aan te sluiten bij verdachte. Het risico bestaat dat de frustratie bij verdachte snel zal oplopen bij teleurstelling of faalervaringen met als gevolg acting-out gedrag en middelengebruik om zijn geladen kant te onderdrukken. Dit dient zoveel mogelijk te worden voorkomen door de juiste begeleiding en hulpverlening met de juiste expertise.
Mogelijk heeft verdachte last van posttraumatische stressklachten. Het is van belang dat hiervoor aandacht is, omdat deze klachten van negatieve invloed kunnen zijn op zijn mogelijkheden om stabiel te functioneren. Hulpverlening gericht op het vergroten van zijn vaardigheden om agressie en emoties te reguleren wordt sterk aanbevolen. De hulpverlening dient taken als financiën met verdachte op te pakken, omdat dit onrust kan brengen in de relatie met zijn ouders. Om de kans van slagen te vergroten en een terugval in oud gedrag zoveel mogelijk te voorkomen, is het van belang dat de hulpverlening de woon- en werksituatie van verdachte goed organiseert voordat hij uit detentie komt. Onduidelijkheid en onrust zijn niet in verdachtes belang. Privacy is belangrijk voor verdachte, omdat afstemmen met anderen zonder zeer duidelijke structuur mogelijk te veel van verdachte vraagt. Een woongroep lijkt dan ook niet geïndiceerd, maar een intensief begeleide woonvorm is wel noodzakelijk. Geadviseerd wordt om deze ondersteuning en behandeling vanuit een reclasseringsmaatregel op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
Met de conclusies van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 14 juni 2021 van [reclasseringwerker] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor [plaats] (hierna: Fivoor). Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Fivoor adviseert – met toepassing van het adolescentenstrafrecht – een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en begeleiding (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatiegebod met elektronisch toezicht, een locatieverbod met elektronisch toezicht, een contactverbod en meewerken aan controle op middelengebruik. De begeleiding dient te worden uitgevoerd door de volwassenreclassering.
Fivoor meent dat een woonvorm met 24-uurs zorg passend is bij de problematiek van verdachte. Verdachte heeft nadrukkelijk aangegeven niet te zullen meewerken indien hij op een groep moet wonen. Na detentie kan verdachte naar een individuele woning van [instelling] . Omdat deze woning gerenoveerd dient te worden, is er geen zicht op een concrete datum waarop verdachte de woning kan betrekken, maar de verwachting is dat dit eind september 2021 zal zijn.
Na detentie kan verdachte terugkeren naar zijn voormalig werkgever en zijn werkzaamheden als pakketbezorger weer oppakken. Gelet op de financiële problematiek zal worden bekeken of een aanmelding bij Materieel Juridische Dienstverlening noodzakelijk is. Na detentie zal verder bij aanvang dagelijks sprake zijn van een contactmoment met de begeleiding van [instelling] . Fivoor meldt verdachte aan bij het Forensisch ACT van de GGZ voor behandeling gericht op psychische problematiek, copingvaardigheden, probleeminzicht, middelengebruik en delictgedrag. De behandeling kan naar verwachting starten zodra verdachte in vrijheid wordt gesteld. Elektronische monitoring is noodzakelijk gelet op de ernst van de verdenking en om het slachtoffer te beschermen. Gelet op de omvangrijke problematiek en de pro-criminele houding van verdachte schat Fivoor de kans op recidive in als gemiddeld tot hoog, waarbij tevens een risico op letselschade bestaat. De kans op onttrekking aan de voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Een outreachende houding vanuit de reclassering en hulpverlening is noodzakelijk.
[reclasseringwerker] heeft voornoemd advies ter terechtzitting onderschreven en aangevuld dat de termijn van elektronisch toezicht nog niet in te schatten is, omdat dit mede afhangt van hoe verdachte omgaat met vrijheden. Ongeveer elke drie maanden zal het elektronisch toezicht worden geëvalueerd. Verder dienen de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard. De volwassenreclassering is de instantie die toezicht dient te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden, omdat verdachte niet meer bij zijn ouders woont en hij zichzelf verder wil ontwikkelen. Nu de begeleiding meer gericht zal zijn op verdachte zelf dan op zijn gezin, is de volwassenreclassering passend. Fivoor adviseert toepassing van het adolescentenstrafrecht met name omdat verdachte goed functioneert in een justitiële jeugdinrichting. Na detentie kan verdachte structuur worden geboden in de zin van een fulltime baan, een enkelband en dagelijks contact met de begeleiding van zijn woning, de reclassering en de GGZ. Indien verdachte wat later in vrijheid wordt gesteld dan de beoogde woning wordt opgeleverd, brengt dat nog niet met zich mee dat de woning niet meer beschikbaar is, maar dat hangt af van de termijn tussen de invrijheidsstelling en de oplevering van de woning. Fivoor adviseert ambulante behandeling door het Forensisch ACT, omdat niet-forensische zorg vaak het gedeelte delictgedrag over het hoofd ziet, terwijl het juist belangrijk is dat dit wordt meegenomen in de begeleiding gelet op de pro-criminele houding van verdachte.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte grond om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht (artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht), gelet op de bevindingen in het Pro Justitia rapport en het advies van de reclassering. Verdachte was ten tijde van het plegen van de woningoverval weliswaar 20 jaar oud, maar op basis van voornoemde adviezen is gebleken dat verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau en daarnaast is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis. Bovendien lijkt de ontwikkeling van verdachte baat te hebben bij de structuur van een justitiële jeugdinrichting. Deze omstandigheden maken dat toepassing van het adolescentenstrafrecht passend is bij de ontwikkelingsfase waarin verdachte verkeerde ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de jeugdige leeftijd en de vastgestelde complexe problematiek van verdachte, waarbij de rechtbank het bewezenverklaarde hem in verminderde mate zal toerekenen. Het is positief dat verdachte na zijn invrijheidsstelling direct weer fulltime aan de slag kan gaan als pakketbezorger. Daartegenover staat dat verdachte beschikt over een zorgelijk netwerk en een pro-criminele houding heeft. Bovendien acht de rechtbank het kwalijk voor de slachtoffers dat verdachte lang zijn betrokkenheid bij de woningoverval heeft ontkend.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte komt de rechtbank tot een lagere strafduur dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank wil hiermee niets afdoen aan de ernst van de feiten en de hevige impact daarvan op de slachtoffers.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, groot drie maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank noodzakelijk: verplicht contact met de reclassering, ambulante behandeling en begeleiding (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatiegebod op het toekomstige huisadres van verdachte met elektronisch toezicht voor de duur van maximaal drie maanden en een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 1] en de slachtoffers. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Een locatieverbod acht de rechtbank niet noodzakelijk. Verdachte heeft geen persoonlijke relatie (gehad) met de slachtoffers, zodat niet te verwachten is dat verdachte zich zonder noodzaak in de buurt van de woning(en) van de slachtoffers zal begeven.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten [benadeelde partij 1] en haar twee minderjarige dochters. Vanwege de pro-criminele houding van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.853,88 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit tandartskosten.
7.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het grootste gedeelte van de gevorderde materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat dit door de verzekeringsmaatschappij betaald lijkt. Daarnaast heeft de verdediging bepleit om de gevorderde immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 1.500,-.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: een diefstal met geweld in vereniging en het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
7.2.
[benadeelde partij 3]
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft wettelijk vertegenwoordiger [benadeelde partij 1] een vordering tot schadevergoeding van € 3.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
7.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 750,-.
7.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt vergoeding van de schade billijk voor tot een bedrag van € 2.000,-, gelet op de onderbouwing van de vordering, het verhandelde ter terechtzitting en hetgeen in soortgelijke gevallen pleegt te worden toegewezen. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: een diefstal met geweld in vereniging en het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
7.3.
[benadeelde partij 4]
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft wettelijk vertegenwoordiger [benadeelde partij 1] een vordering tot schadevergoeding van € 3.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
7.3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 750,-.
7.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt vergoeding van de schade billijk voor tot een bedrag van € 2.000,-, gelet op de onderbouwing van de vordering, het verhandelde ter terechtzitting en hetgeen in soortgelijke gevallen pleegt te worden toegewezen. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: een diefstal met geweld in vereniging en het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 77c, 77g, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
twaalf (12) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot drie (3) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich meldt bij de reclassering, gevestigd te [adres] , zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde meewerkt aan behandeling en begeleiding door GGZ Noord-Holland-Noord en/of Materieel Juridische Dienstverlening of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken in een zorginstelling voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverleners geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten een begeleide/beschermde woonvorm van [instelling] of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
  • de veroordeelde op vooraf vastgestelde en in overleg met de reclassering te bepalen tijdstippen aanwezig zal zijn op zijn verblijfadres, waarbij de veroordeelde zich voor de duur van maximaal drie maanden onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van voornoemd locatiegebod.
  • de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht:
o [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , wonende te [adres] .
Ten aanzien van de hieronder genoemde personen kan contact slechts plaatsvinden met toestemming van het Openbaar Ministerie of met uitdrukkelijke instemming van de personen zelf, te verifiëren door de reclassering, bijvoorbeeld in het kader van een mediationtraject:
o [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (NH);
o [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] ;
o [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum] ;
o [benadeelde partij 4] , geboren op [geboortedatum] .
- de veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van verdovende middelen, zo frequent als de reclassering nodig acht.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.853,88 (vierduizend achthonderddrieënvijftig euro en achtentachtig eurocent), bestaande uit € 853,88 (achthonderddrieënvijftig euro en achtentachtig eurocent) voor de materiële en € 4.000,- (vierduizend euro) voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.853,88 (vierduizend achthonderddrieënvijftig euro en achtentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.M. van Weely, tevens kinderrechter en mr. C. Maat, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C. Sinnige,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2021.
mr. Maat is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.