ECLI:NL:RBNHO:2021:5065

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
8244899 \ CV EXPL 19-19979
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens vluchtvertraging en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar San Francisco via Frankfurt op 12 september 2018. De passagiers claimen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden een bedrag van € 1.200,00 plus bijkomende kosten.

De vervoerder, Deutsche Lufthansa, betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, stellende dat de vertraging het gevolg was van instructies van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een wijziging in de vertrektijd door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers een redelijke alternatieve vlucht hebben gekregen. De vordering van de passagiers wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 16 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8244899 \ CV EXPL 19-19979
Uitspraakdatum: 16 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats] (België)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar San Francisco (Verenigde Staten) via Frankfurt (Duitsland) op 12 september 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar San Francisco gemist en zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Voorafgaand aan de vlucht in kwestie heeft het toestel de vlucht Frankfurt-Amsterdam uitgevoerd. Het toestel is tijdens de uitvoering van deze vlucht met vertraging in Amsterdam gearriveerd, doordat de bemanning van de vlucht gevolg moest geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding. Vervolgens kreeg het toestel tijdens de uitvoering van de vlucht in kwestie ook te maken met instructies van de luchtverkeersleiding. Uiteindelijk is het toestel met een vertraging van 71 minuten om 15:06 UTC in Frankfurt aangekomen. De passagiers hebben daardoor de aansluitende vlucht naar San Francisco met een schemavertrek van 15:25 UTC gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar San Francisco.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat er geacht wordt sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen.
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de voorgaande vlucht overgelegd. De voorgaande vlucht stond gepland om te vertrekken om 10:40 UTC. Uit de ‘slot history’ van de voorgaande vlucht volgt dat de luchtverkeersleiding reeds twee uur vóór de schemavertrektijd, de oorspronkelijke CTOT van 10:40 UTC introk en deze verving door de CTOT van 11:56 UTC met als reden code 84. Deze code staat voor
‘ATFM due to WEATHER AT DESTINATION’.De passagiers stellen dat een deel van deze vertraging niet is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, omdat de deuren van het toestel pas om 11:05 UTC zijn gesloten terwijl de geplande vertrektijd 10:40 UTC was. De vervoerder heeft echter gemotiveerd weerlegd dat de luchtverkeersleiding reeds om 08:40 UTC een “slot” van 11:56 UTC aan het toestel heeft opgelegd. Het toestel heeft de slottijd van 11:56 UTC ook gebruikt, zodat het feit dat de deuren om 11:06 UTC werden gesloten het voorgaande niet anders maakt. De vertraging ontstaan door de opgelegde restrictie kan naar het oordeel van de kantonrechter als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. De vervoerder had immers niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken doordat de luchtverkeersleiding een gewijzigde vertrektijd aan het toestel heeft toegekend. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een CTOT op te volgen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw CTOT heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De passagiers stellen nog dat de vertraging ontstaan door de gewijzigde “slots” niet kan worden aangemerkt als een “langdurige vertraging” in de zin van de Verordening, maar deze stelling kan hun niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is, zodat de vertraging van de vlucht als langdurig kan worden aangemerkt.
5.5.
Voldoende is gebleken dat deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht. De vertrekvertraging van de vlucht is voor 40 minuten het gevolg geweest van de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht. Uit het vluchtrapport van de vlucht blijkt immers dat een vertrekvertraging van 40 minuten is ontstaan wegens ‘
Aircraft Rotation, late Arrival of Aircraft From Another Flight or Previous Sector’(vertragingscode 93).
5.6.
De geplande aankomsttijd van de vlucht was om 13:55 UTC, maar de vlucht is uiteindelijk om 15:06 UTC in Frankfurt aangekomen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het midden blijven de vraag of de overige vertragingsdelen een buitengewone omstandigheid opleveren. De passagiers zouden immers zonder de vertraging die reeds als buitengewoon is aangemerkt om 14:26 UTC in Frankfurt zijn gearriveerd en dus, gelet op de geldende minimum overstaptijd van 45 minuten, de aansluitende vlucht hebben gehaald nu deze vlucht een schemavertrektijd van 15:25 UTC had. De uiteindelijke vertraging van de passagiers, van meer dan drie uur op de eindbestemming, is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht, en daarmee ook het gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De passagiers hebben hierdoor immers de aansluitende vlucht naar San Francisco gemist.
5.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de langdurige vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder ruim van tevoren wist van de slot-vertragingen waardoor hij de passagiers reeds op dat moment had moeten omboeken naar een alternatieve vlucht. De vervoerder heeft het voorgaande gemotiveerd betwist en daartoe aangevoerd dat het enkele feit dat de vlucht een slot-vertraging zou hebben niet per direct betekent dat de passagiers de overstap zouden hebben gemist. Voorts stellen de passagiers dat de vervoerder een reservetoestel, al dan niet één van de andere leden van de Star Alliance, had moeten inzetten om doorwerking van de vertraging naar de vlucht te voorkomen. De vervoerder brengt daar echter voldoende gemotiveerd tegen in dat niet van de vervoerder kan worden verwacht dat zij op alle buitenstations een reservetoestel heeft staan. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met twee plaatsen omgeboekt, waarmee de passagiers de eindbestemming zeventien uur later dan gepland hebben bereikt. De kantonrechter is met de vervoerder van oordeel dat dit, ook in het licht van het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19), als een redelijke maatregel te gelden heeft. In het onderhavig geval gaat het immers om een vlucht van een lange afstand, Frankfurt – San Francisco, en het beperkt aantal dagelijkse vluchten op dat traject. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder de passagiers geen redelijk alternatief heeft geboden.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter