ECLI:NL:RBNHO:2021:5064

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
8258954 \ CV EXPL 20-350
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.E. van Oosten – van Smaalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie luchtvaartclaim wegens annulering vlucht en beroep op buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines A.G., wegens compensatie na de annulering van een vlucht van Wenen naar Odessa op 21 september 2019. De passagier vorderde een bedrag van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en deed een beroep op buitengewone omstandigheden, stellende dat de annulering het gevolg was van oncontroleerbare weersomstandigheden en werkzaamheden aan de landingsbaan in Odessa.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht als zodanig moet worden beschouwd. De vervoerder diende aan te tonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van slechte weersomstandigheden, maar dat de verklaring van de piloot en het Flight Operations rapport voldoende waren om aan te nemen dat de gezagvoerder om veiligheidsredenen had besloten niet te landen. Dit werd als een buitengewone omstandigheid beschouwd.

De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen en dat de vordering van de passagier moest worden afgewezen. De proceskosten werden voor rekening van de passagier gesteld, omdat hij ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitgesproken op 16 juni 2021 door mr. C.E. van Oosten – van Smaalen, kantonrechter-plaatsvervanger.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8258954 \ CV EXPL 20-350
Uitspraakdatum: 16 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en E. Doulgeropoulos
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Austrian Airlines A.G.
gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 5 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Wenen (Oostenrijk) en van Wenen naar Odessa (Oekraïne) op 21 september 2019.
2.2.
De vlucht van Wenen naar Odessa (hierna: de vlucht) is uitgeweken naar Chisinau (Moldavië). Na landing in Chisinau is het toestel weer teruggevlogen naar Wenen. De passagier heeft te Wenen een nieuwe vlucht naar de eindbestemming geboekt.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd.
4.2.
In verband met werkzaamheden aan landingsbaan 34 op de luchthaven van Odessa, was die landingsbaan niet beschikbaar. Voor landingsbaan 16 ontving de bemanning berichten dat de wind tussen de veertien en twintig knopen was. Het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren mag niet met een rugwind van meer dan tien knopen landen. Gedurende 25 minuten heeft het toestel in een wachtcircuit doorgebracht in de hoop op weersverbetering. De rugwind werd echter sterker en daarom is besloten uit te wijken naar Chisinau. De weersomstandigheden verbeterden niet (voldoende) zodat het geen zin had om die verbetering in Chisinau af te wachten. Het toestel keerde daarom terug naar Wenen. Er was sprake van een oncontroleerbare situatie.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De passagier heeft de gang van zaken gelijkgesteld aan een annulering en deze lezing van de feiten is door de vervoerder niet betwist. Derhalve zal deze lezing door de kantonrechter worden gevolgd en zal de vlucht als geannuleerd worden beschouwd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c, sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
Ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden heeft de vervoerder een verklaring van de piloot en een Flight Operations rapport van de vlucht in kwestie overgelegd. De piloot heeft verklaard dat het toestel alleen op landingsbaan 16 kon landen, omdat er aan landingsbaan 34 werkzaamheden werden verricht en dat het toestel met een rugwind van maximaal tien knopen mag landen. Voorts heeft de piloot het volgende verklaard: “
For RWY 16 we received all the time windreading well above 10 kts (northerly between 14 and 20kts) during holding west of the field for about 25 minutes waiting for weather improvement”.En in het Flight Operations rapport staat, voor zover relevant, het volgende: “
Diversion to KIV due to tailwind above a/c limit at ODS.”De passagier stelt dat de weersomstandigheden niet extreem waren tijdens de voorziene aankomst van de vlucht kwestie en heeft daarbij het weersoverzicht van Odessa overgelegd. Volgens de passagier waren de weersomstandigheden niet verhinderend en is de uitvoering van de vlucht verhinderd door operationele factoren die het gebruik van een geschikte landingsbaan onmogelijk maakte.
5.5.
Hoewel de vervoerder niet heeft aangetoond dat er sprake was van slechte weeromstandigheden, heeft de vervoerder met de overgelegde verklaring van de piloot aannemelijk gemaakt dat de gezagvoerder omwille van (vlieg)veiligheidsoverwegingen heeft besloten dat er niet geland kon worden in Odessa. Dit levert naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid op. De gezagvoerder is immers bevoegd die maatregelen te treffen die hij nodig acht om de vliegveiligheid te waarborgen. Het besluit van de gezagvoerder om uit te wijken dient de kantonrechter daarom terughoudend en marginaal te toetsen. Het mag niet zo zijn dat luchtvaartmaatschappijen ertoe worden gebracht om voorrang te geven aan de handhaving en punctualiteit van hun vluchten boven de veiligheid van hun passagiers. De kantonrechter acht dan ook voldoende aannemelijk dat de gezagvoerder in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, terwijl de beslissing van de gezagvoerder is gebaseerd op omstandigheden die buiten de invloed- en risicosfeer van de vervoerder lagen.
5.6.
Voorts dient te worden beoordeeld of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering van de vlucht te voorkomen. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats. De passagier betwist het voorgaande, maar laat na alternatieve vluchtnummers te noemen dan wel te bewijzen dat er plek was voor de passagier op een andere vlucht. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de annulering te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten – van Smaalen, kantonrechter-plaatsvervanger, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter