ECLI:NL:RBNHO:2021:5060

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
8245072 \ CV EXPL 19-19983
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Marseille via Zürich op 13 september 2019. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde CTOT's (Calculated Takeoff Time) die door de luchtverkeersleiding waren opgelegd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals beschreven in de Verordening. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers tijdig waren omgeboekt naar een alternatieve vlucht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om compensatie te vermijden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8245072 \ CV EXPL 19-19983
Uitspraakdatum: 16 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats] (Frankrijk)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Swiss International Air Lines A.G.
statutair gevestigd te Bazel (Zwitserland)
onder andere kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Marseille (Frankrijk) via Zürich (Zwitserland) op 13 september 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Zürich (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht gemist naar Marseille en zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Voorafgaand aan de vlucht in kwestie heeft het toestel de vlucht Zürich – Amsterdam uitgevoerd. Het toestel kreeg tijdens de uitvoering van de laatstgenoemde vlucht te maken met gewijzigde CTOT’s (Calculated Takeoff Time). Het toestel is hierdoor met vertraging in Amsterdam aangekomen. Het toestel kreeg verder tijdens de uitvoering van de vlucht in kwestie eveneens te maken met gewijzigde CTOT’s. De bemanningen van de vluchten Zürich – Amsterdam – Zürich moesten gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding en zij mochten niet eerder vertrekken dan de laatste opgelegde vertrektijd voor het toestel. De vertraagde aankomst van de vlucht Zürich – Amsterdam werkt – automatisch – door naar het missen van de vlucht in kwestie en de verlate aankomst van de passagiers in Marseille. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat er geacht wordt sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen.
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
Uit het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport van de vlucht in kwestie valt op te maken dat het de vlucht met een vertraging van 44 minuten in Zürich is aangekomen. Het vluchtrapport vermeldt twee vertragingsoorzaken, te weten vertragingscode 93 voor de duur van 22 minuten en vertragingscode 83 eveneens voor de duur van 22 minuten. Ten aanzien van de vertraging ontstaan wegens code 83, hetgeen staat voor
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, heeft de vervoerder voldoende gesteld en onderbouwd dat deze vertraging is veroorzaakt doordat de luchtverkeersleiding verschillende CTOT’s aan het toestel heeft opgelegd. Deze vertraging levert naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid op. De passagiers stellen dat deze omstandigheden niet buitengewoon zijn omdat een luchtvaartmaatschappij steeds is onderworpen aan opgelegde restricties van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter volgt de passagiers niet in deze stelling. Het gaat in dit geval immers om besluiten van de luchtverkeersleiding waarop de vervoerder geen invloed heeft en die de vervoerder dient op te volgen. De vervoerder kan en mag niet eerder vertrekken dan de laatste opgelegde slottijd voor het toestel. De passagiers stellen nog dat de vertrekvertraging van 22 minuten niet voldoende is om te kunnen spreken van een langdurige vertraging, maar ook deze stelling kan hun niet baten, omdat naar het oordeel van de kantonrechter de vertraging op de eindbestemming leidend is, zodat de vertraging van de vlucht kan worden aangemerkt als langdurig.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder middels de overgelegde “slotberichten” van de voorafgaande vlucht aan de vlucht in kwestie en het vluchtrapport van de vlucht in kwestie aangetoond dat de vertraging ontstaan wegens code 93(‘AIRCRAFT ROTATION’) is veroorzaakt doordat de luchtverkeersleiding ook tijdens de vlucht Zürich-Amsterdam verschillende CTOT’s aan het toestel heeft opgelegd. Ook aan deze CTOT’s is de vertragingscode 83 gehangen. Gelet op hetgeen hierboven is geoordeeld over de besluiten van de luchtverkeersleiding is de kantonrechter van oordeel dat ook dit deel van de vertraging een buitengewone omstandigheid is die doorwerkt op de vlucht in kwestie.
5.6.
Voorts dient te worden beoordeeld of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de langdurige vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Het toestel zou volgens de oorspronkelijke planning om 11:10 uur (lokale tijd) in Zürich arriveren en de aansluitende vlucht naar Marseille stond gepland om te vertrekken om 12:05 uur (lokale tijd). Er was in dit geval sprake van een schemaoverstaptijd van 55 minuten. Uit de bij conclusie van antwoord overgelegde productie 6 (‘minimum overstaptijden te Zürich’) valt af te leiden dat de minimum overstaptijd in Zürich 30 minuten is. Er was dus sprake van een reservetijd van 25 minuten bovenop de overstaptijd, hetgeen voldoende wordt geacht. Anders dan de passagiers is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder voldoende rekening heeft gehouden met vertragingen in het plannen van zijn vluchten. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats waarmee de passagiers de eindbestemming op dezelfde dag nog, zij het met een vertraging van drie uur en 47 minuten, hebben bereikt. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter