ECLI:NL:RBNHO:2021:5035

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
HAA 20/3537
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor wijziging bestemming van Gemengd-3 naar Wonen in Haarlem

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiser, die al 35 jaar in de benedenverdieping van een pand aan de [adres 1] woont, had een omgevingsvergunning aangevraagd om de bestemming van het pand te wijzigen van Gemengd-3 naar Wonen. Het college had deze aanvraag geweigerd, met als argument dat de activiteit 'wonen' niet was toegestaan volgens het bestemmingsplan 'Leidsebuurt (nieuw)'. Eiser voerde aan dat de feitelijke situatie al jarenlang een woonbestemming rechtvaardigde en dat er sprake was van gelijke gevallen in de buurt waar andere panden wel een wijziging van bestemming hadden gekregen.

De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de huidige situatie van eiser niet gelegaliseerd kon worden. De rechtbank stelde vast dat de weigering in strijd was met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om gelijke gevallen gelijk te behandelen. De rechtbank heeft de belangen van eiser, die al lange tijd in het pand woont, zwaarder laten wegen dan de toekomstige functiemenging in de Leidsebuurt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3537

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. van der Velden),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, Middelen & Services, verweerder
(gemachtigden: M.C.N. Klijn en E.S. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om aan eiser een omgevingsvergunning te verlenen.
Bij besluit van 30 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.J. van Putten en mevrouw N.C Schut . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.R. Poeran.

Overwegingen

Van rechtswege verleende vergunning?
1.1
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend, omdat verweerder te laat heeft beslist op de aanvraag.
1.2
Volgens verweerder is op tijd op de aanvraag beslist, omdat eiser nog in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag aan te vullen en de aanvraag pas op 17 december 2019 compleet was.
2.1
Eiser heeft op vrijdag 22 november 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd. Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) beslist het bevoegd gezag op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
Dat betekent dat de beslistermijn is aangevangen op zaterdag 23 november 2019 en acht weken later op vrijdag 17 januari 2020 eindigt.
2.2
Bij brief van 25 november 2019 heeft verweerder op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aanvullende informatie opgevraagd bij eiser, omdat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder heeft eiser verzocht de volgende gegevens aan te leveren:
Een situatietekening bestaande en nieuwe toestand;
Een ruimtelijke motivering;
Informatie over de inrichting van parkeervoorzieningen op eigen terrein (of is voldaan aan het parapluplan parkeernormen Haarlem);
Het aanvragen van een bodemtoets.
Ingevolge artikel 4:15, eerste lid, onder a, van de Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort met ingang van de dag na die waarop het bestuursorgaan de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Dat betekent dat de beslistermijn is opgeschort met ingang van dinsdag 26 november 2019.
2.3
Op zaterdag 7 december 2019 heeft eiser zijn aanvraag aangevuld met voornoemde door verweerder opgevraagde gegevens. De rechtbank is van oordeel dat de aanvraag van eiser op dat moment compleet was. Weliswaar heeft eiser op 17 december 2019 nog een offerte van Spaarnelanden van 17 december 2019 voor het verwijderen van een inritconstructie overgelegd, maar dit document valt niet onder de reikwijdte van het verzoek van verweerder van 25 november 2019. Naar aanleiding van een telefoongesprek tussen de plantoetser en mevrouw Schut (namens eiser) heeft eiser de offerte van Spaarnelanden overgelegd, maar dat kan niet als een verzoek in de zin van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb wordt opgevat.
Dat betekent dat de opschorting van de beslistermijn is geëindigd op zaterdag 7 december 2019.
2.4
Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat ook in het geval van opschorting van de beslistermijn de Algemene termijnenwet (Atw) van toepassing is [1] . Ingevolgde artikel 1, eerste lid, van de Atw wordt een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Dat betekent dat opgeschorte termijn verlengd wordt van zaterdag 7 december 2019 naar maandag 9 december 2019.
2.5
Gelet op het voorgaande is de beslistermijn opschort geweest tussen dinsdag 26 november 2019 en maandag 9 december 2019 en behelst de opschortingstermijn 14 dagen. Zoals gezegd is de beslistermijn aangevangen op zaterdag 23 november 2019 en eindigt deze acht weken later op vrijdag 17 januari 2020. Vanwege de opschorting moeten daar nog 14 dagen bij opgeteld worden. De uiterlijke termijn dat verweerder een beslissing kon nemen was daarom vrijdag 31 januari 2020. Het primaire besluit is genomen op donderdag 30 januari 2020, wat dus binnen de termijn is. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat geen sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Weigering omgevingsvergunning
3.1
Eiser is geboren op de bovenverdieping van het pand op de [adres 1] . Zijn grootouders woonden op de tussenverdieping en op de benedenverdieping was een timmerwerkplaats van zijn grootvader. Sinds 1986 woont eiser op de benedenverdieping. Er was in die tijd woningnood en eiser mocht van zijn opa op de benedenverdieping wonen. De bovenverdieping heeft eiser een aantal jaar geleden om financiële redenen verkocht. Toen bleek bij de notaris dat er geen woonbestemming op de benedenverdieping zit. Eiser heeft in 2013 geprobeerd dit bij de gemeente te legaliseren. De gemeente heeft toen aangegeven dat hij moest wachten op de wijziging van het bestemmingsplan. Dat zou volgens de gemeente een aantal jaar duren. Eisers verzoek om een hypotheek werd twee jaar geleden door de bank afgewezen, omdat er geen woonbestemming zit op de benedenverdieping.
3.2
Eiser heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de ontheffing van het bestemmingsplan met als gevolg een woonbestemming op de benedenverdieping van het pand aan de [adres 1] . Momenteel rust hierop de bestemming Gemengd-3.
4.1
Verweerder heeft de omgevingsvergunning geweigerd, omdat deze in strijd is met het bestemmingsplan ‘Leidsebuurt (nieuw)’. De activiteit ‘wonen’ is ter plaatse niet toegestaan. De gemengde bestemming die het pand op dit moment heeft is belangrijk in relatie met de functiemenging in de Leidsebuurt en de mogelijkheid voor toekomstige starters een onderneming te vestigen in de Leidsebuurt. Omdat al lange tijd niet is gehandhaafd op het gebruik van de bestemming staat verweerder eiser wel toe hier te blijven wonen en voor toekomstig gebruik wordt de huidige bestemming gehandhaafd om zo plaats te blijven bieden voor ateliers, bedrijfsruimte en dergelijke ondernemingen.
4.2
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het meest doelmatige gebruik van het pand wonen is. De benedenwoning is nu al 35 jaar in gebruik als woning en het is niet de verwachting dat binnen de geldigheidsduur van het bestemmingsplan (10 jaar) het wonen wordt beëindigd.
Eiser doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Er zijn meerdere panden in de Leidsebuurt waar verweerder de bestemming wel heeft omgezet naar de bestemming Wonen.
5.1
De rechtbank stelt vast dat de bestemming van de benedenverdieping van het pand aan de [adres 1] Gemengd-3 is, maar dat het de feitelijke situatie is dat eiser al 35 jaar de benedenverdieping van het pand op de [adres 1] bewoont. Verweerder heeft tot nu toe niet gehandhaafd op het gebruik van de bestemming. Het staat ook vast dat verweerder, zolang eiser hier blijft wonen, niet zal gaan handhaven. Verweerder heeft immers in zijn brief van 13 januari 2020 toegezegd dat het eiser wel is toegestaan om hier te blijven wonen. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom in de concrete situatie van eiser niet gekozen is voor omzetting van de bestemming van Gemengd-3 naar Wonen. Verweerder heeft weliswaar gewezen op het belang van functiemenging in de Leidsebuurt, zodat toekomstige starters de mogelijkheid hebben om een onderneming te vestigen in deze wijk, maar heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dit toekomstige belang voor gaat op het huidige belang van eiser om de door verweerder reeds sinds hele lange tijd gedoogde situatie te legaliseren wat voor hem zoals hij ter zitting nader heeft toegelicht van groot belang is. Daarbij komt dat verweerder blijkbaar wel bij andere panden in de Leidsebuurt een wijziging van de bestemming Gemengd-3 naar de bestemming Wonen heeft toegestaan. Dit blijkt uit door eiser in beroep overgelegde informatie over het pand aan de [adres 2] , wat niet is betwist door verweerder. Het is dus niet zo dat verweerder altijd het belang van functiemenging vooropstelt. Het bestreden besluit mist derhalve een deugdelijke motivering in de zin van artikel 3:46 van de Awb.
5.2
Ook in het kader van zijn beroep op het rechtszekerheidsbeginsel heeft eiser gewezen op een drietal panden in de Leidsebuurt waar verweerder wonen middels een omgevingsvergunning heeft toegestaan, te weten de [adres 3] , de [adres 4] en de [adres 5] . Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat bij functiewijziging elk pand op zijn eigen merites moet worden bekeken en dat bij deze drie panden geen sprake is van gelijke gevallen. Gebleken is echter dat verweerder daarbij naar andere panden heeft gekeken dan waarnaar eiser in bezwaar heeft verwezen, namelijk naar de panden aan de [adres 6] , de [adres 7] en de [adres 8] . Dit wijst op een onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit en is in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Dat verweerder stelt dat bij functiewijziging elk pand op zijn eigen merites moet worden bekeken, doet daar niet aan af.
6 Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit zal worden vernietigd nu het is genomen in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank past niet een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7 Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
8 Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en
1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 534,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.068,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 juni 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.