In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiser, die al 35 jaar in de benedenverdieping van een pand aan de [adres 1] woont, had een omgevingsvergunning aangevraagd om de bestemming van het pand te wijzigen van Gemengd-3 naar Wonen. Het college had deze aanvraag geweigerd, met als argument dat de activiteit 'wonen' niet was toegestaan volgens het bestemmingsplan 'Leidsebuurt (nieuw)'. Eiser voerde aan dat de feitelijke situatie al jarenlang een woonbestemming rechtvaardigde en dat er sprake was van gelijke gevallen in de buurt waar andere panden wel een wijziging van bestemming hadden gekregen.
De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de huidige situatie van eiser niet gelegaliseerd kon worden. De rechtbank stelde vast dat de weigering in strijd was met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om gelijke gevallen gelijk te behandelen. De rechtbank heeft de belangen van eiser, die al lange tijd in het pand woont, zwaarder laten wegen dan de toekomstige functiemenging in de Leidsebuurt.