ECLI:NL:RBNHO:2021:5026

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
8525150 BZ VERZ 20-3935
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bewindvoerder voor immateriële schade en schadevergoeding wegens slecht bewind

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een betrokkene en zijn voormalige bewindvoerder, Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. (OBIN). De huidige bewindvoerder heeft OBIN aansprakelijk gesteld voor schade die de betrokkene heeft geleden als gevolg van tekortkomingen in de uitvoering van het bewind. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder de eindrekening van OBIN en klachten van de huidige bewindvoerder. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat OBIN in haar taak als bewindvoerder ernstig tekort is geschoten. Dit blijkt uit het niet tijdig betalen van de scooterverzekering, het niet voldoen van de zorgverzekering, en het veroorzaken van incassokosten. Daarnaast heeft de huidige bewindvoerder extra kosten gemaakt voor meerwerk en is er immateriële schade geleden door de betrokkene, die in een psychose is geraakt door de handelwijze van OBIN. De kantonrechter heeft OBIN veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.650,80 aan de betrokkene, bestaande uit verschillende schadeposten, waaronder immateriële schade van € 750,00.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de gevolgen van nalatigheid in hun taken. De kantonrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat OBIN het bedrag uiterlijk op 21 juli 2021 moet voldoen aan de betrokkene. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummers: 8525150 BZ VERZ 20-3935 MVH
Uitspraakdatum: 22 juni 2021
Beschikking van de kantonrechter
op verzoek van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] op [datum],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene,
vertegenwoordigd door zijn nieuwe bewindvoerder:
[huidige bewindvoerder]
gevestigd te [vestigingsplaats]
hierna te noemen: huidige bewindvoerder
(tezamen verzoekers)
tegen de voormalig bewindvoerder:
Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. (OBIN)
gevestigd te Culemborg,
hierna ook te noemen: OBIN

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de eindrekening en verantwoording van OBIN, ingekomen op 19 mei 2020;
  • de klacht met een verzoek tot aansprakelijkheidsstelling ontvangen van de huidige bewindvoerder, ingekomen op 8 september 2020;
  • de reactie van de bewindvoerder, ingekomen op 26 oktober 2020;
  • de brief van de huidige bewindvoerder, ingekomen op 24 december 2020;
  • de brief van de bewindvoerder, ingekomen op 26 januari 2021;
  • de reactie daarop van de huidige bewindvoerder, ingekomen op 15 april 2021.
1.2.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 25 mei 2021 waarbij betrokkene,
[XX] namens de huidige bewindvoerder [huidige bewindvoerder] en
[YY] namens de bewindvoerder OBIN zijn verschenen.
Ter zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht. Thans wordt uitspraak bepaald op voormelde klacht.

2.Uitgangspunten

2.1.
Bij beschikking van de kantonrechter van 15 december 2016 is een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden. Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V., is destijds tot bewindvoerder benoemd.
2.2.
Bij beschikking van de kantonrechter van 3 maart 2020 is op verzoek van betrokkene OBIN B.V. ontslagen en is [huidige bewindvoerder] benoemd tot opvolgend bewindvoerder.

3.De standpunten van partijen

3.1.
De huidige bewindvoerder stelt namens betrokkene OBIN aansprakelijk, omdat zij in haar taak als bewindvoerder tekort is geschoten.
3.2
Tevens strekt het verzoek tot veroordeling van OBIN tot vergoeding van de schade die betrokkene door het handelen van OBIN heeft geleden. De schade heeft volgens de huidige bewindvoerder betrekking op het niet betalen van de scooterverzekering, het niet voldoen van een maand zorgverzekeringpremie, incassokosten energie Essent, bewindvoerderskosten 2019/januari 2020, meerwerk huidige bewindvoerder en op immateriële schade.
3.3.
OBIN heeft enkele stellingen niet betwist en heeft zich tegen de overige stellingen gemotiveerd verweerd op welk verweer zo nodig bij de beoordeling zal worden ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling

Juridisch kader
4.1.
Op grond van artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW) is een bewindvoerder jegens de betrokkene aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
4.2.
Op grond van artikel 1:362 BW, dat ingevolge artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind, kan de kantonrechter de schade vaststellen, die de betrokkene door slecht bewind van de voormalige bewindvoerder heeft geleden en de voormalige bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
4.3.
Met betrekking tot de diverse onderdelen van de klacht van de huidige bewindvoerder namens betrokkene overweegt de kantonrechter het volgende.
Niet betaalde scooterverzekering:
De huidige bewindvoerder stelt dat OBIN heeft nagelaten een verzekering af te sluiten voor de scooter van betrokkene, wat heeft geresulteerd in een boete met daarop enkele verhogingen, voor een bedrag van totaal € 999,00.
OBIN erkent dat zij onvoldoende adequaat heeft gehandeld om er zorg voor te dragen dat betrokkene over een lopende scooterverzekering beschikte. Nu OBIN deze schadepost niet betwist zal de kantonrechter de klacht gegrond verklaren en zal de gevorderde schade worden toegewezen.
Betaling zorgverzekering niet voldaan:
De huidige bewindvoerder stelt dat de premie voor de zorgverzekering voor de maand december 2019 door OBIN niet tijdig is voldaan, waardoor de premie van € 120,95 na meerdere betalingsherinneringen is opgelopen tot een bedrag van € 199,83. Deze verhoging van € 78,88 wordt gevorderd als schade. OBIN erkent dat zij heeft nagelaten zorg te dragen voor een sluitend budgetplan en biedt hiervoor excuses aan. De kantonrechter zal de schade toewijzen.
Incassokosten Energie Essent:
Gesteld wordt dat OBIN heeft nagelaten de jaarrekening van Essent (tijdig) te voldoen, wat heeft geresulteerd in extra incassokosten van € 60, -. Nu OBIN deze vordering niet betwist zal de kantonrechter de gevorderde schade toewijzen.
Bewindvoerderskosten 2019/januari 2020:
De huidige bewindvoerder stelt dat voor de maand januari 2020 tweemaal bewindvoerderskosten zijn overgemaakt. Op 24 februari 2020 is een bedrag van € 150,44 overgeschreven en op 24 februari een bedrag van € 147,62. De huidige bewindvoerder stelt dat dit laatste bedrag ten onrechte van de bankrekening van betrokkene is afgeschreven.
In haar verweerschrift voert OBIN aan dat in 2019 slechts 11x het bedrag van € 147,62 aan bewindvoerderskosten is betaald waardoor dit bedrag in februari 2020 alsnog is geïncasseerd. De huidige bewindvoerder is namens betrokkene van mening dat betrokkene überhaupt teveel bewindvoerderskosten heeft moeten betalen gelet op het feit dat hij van juni 2019 tot en met januari 2020 geen (vaste) bewindvoerder heeft gehad. Betrokkene vindt het daarom ook onacceptabel dat hij deze kosten dient te betalen en ziet graag dat OBIN het bedrag van € 147,62 terugstort. OBIN erkent dat er in de genoemde periode geen vaste bewindvoerder voor betrokkene was, maar dat het dossier van betrokkene door andere bewindvoerders van OBIN is waargenomen en dat alle betalingen zijn doorgelopen. OBIN is daarom van mening dat het bewind tijdens deze periode naar volledigheid is uitgevoerd.
Nu OBIN in ernstige mate is tekortgeschoten in haar taak als bewindvoerder door het niet zorgdragen voor een sluitend budget en het niet tijdig voldoen van betalingen terwijl er sprake was van een statbiel inkomen, is de kantonrechter van oordeel dat de kosten ad.
€ 147,62 niet voor een vergoeding voor OBIN in aanmerking komen. Dit bedrag zal als schade worden toegewezen.
Meerwerk huidige bewindvoerder:
De huidige bewindvoerder heeft extra tijd moeten besteden aan het dossier om uit te zoeken in hoeverre OBIN tekort is geschoten in haar taak als bewindvoerder. De huidige bewindvoerder stelt dat zij 7,5 uur extra uur heeft besteed, tegen een uurtarief van € 82,04 inclusief BTW, derhalve in totaal € 615,30. OBIN heeft hiertegen geen verweer gevoerd zodat dit bedrag zal worden toegewezen als schade.
Immateriële schade:
Ten slotte stelt de huidige bewindvoerder dat betrokkene immateriële schade heeft geleden. De gehele handelwijze, het feit dat OBIN haar werk niet naar behoren heeft verricht, de afsluitingen van de nutsvoorzieningen, het feit dat er tijdens het bewind twee keer sprake is geweest van een huisuitzetting hebben ertoe geleid dat betrokkene nadat hij het bericht over de tweede huisuitzetting hoorde onmiddellijk in een psychose terecht is gekomen en hij daarbij suïcidale neigingen kreeg. Dit brengt mee dat er volgens de huidige bewindvoerder sprake is van immateriële schade. De huidige bewindvoerder meent dan ook dat OBIN door dit handelen een bedrag van € 2.500, - aan betrokkene is verschuldigd.
In het verweerschrift geeft OBIN aan dat het voor haar onmogelijk is te beoordelen of er sprake is van een oorzakelijk verband tussen het bewind en de genoemde problemen. Voor immateriële schadevergoeding is volgens OBIN geen ruimte.
Artikel 6:106 BW regelt onder welke voorwaarden een benadeelde aanspraak kan maken op immateriële schadevergoeding. Er kan slechts aanspraak bestaan op immateriële schadevergoeding indien er een grondslag is voor aansprakelijkheid van de veroorzaker, zoals in het onderhavige geval een toerekenbare tekortkoming. Als de aansprakelijkheid vast staat, kent het Nederlandse recht slechts onder bepaalde voorwaarden een aanspraak op vergoeding voor nadeel niet zijnde vermogensschade (immateriële schadevergoeding) aan de benadeelde toe.
Op basis van artikel 6:106 BW kan iemand aanspraak maken op een dergelijke schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen,
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast of
c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende onderbouwd is dat betrokkene psychisch nadeel heeft geleden en dat hij op grond van art. 6:106 lid 2 BW op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Ondanks dat er sprake was van een stabiel inkomen is er door OBIN geen sluitend budgetplan opgesteld en zijn er aan andere betalingen dan huurbetalingen prioriteiten gegeven. Dit heeft geleid tot twee uithuiszettingen tijdens het gevoerde bewind door OBIN. Deze uithuiszettingen hadden voorkomen kunnen worden. Als niet weersproken staat vast dat toen betrokkene, in het bijzijn van anderen, voor de tweede keer hoorde dat hij uit zijn huis werd gezet, hij in een psychose schoot en zelfmoord wilde plegen. Een dergelijke psychische storing is zo ernstig dat deze een aantasting in de persoon oplevert zoals bedoeld in het hiervoor aangehaald artikel.
De hoogte van de immateriële schade stelt de kantonrechter naar billijkheid vast op € 750,-.
4.4.
De kantonrechter concludeert gezien het voorgaande dat OBIN in de zorg van een goed bewindvoerder ernstig tekort is geschoten en zal haar daarom veroordelen tot vergoeding van de schade, vast te stellen op:
- € 999,00 niet betaalde scooterverzekering
- € 78,88 betaling zorgverzekering niet voldaan
- € 60,00 incassokosten energie Essent
- € 147,62 bewindvoerderskosten januari 2020
- € 615,30 meerwerk huidige bewindvoerder
- € 750,00 immateriële schade,
in totaal € 2.650,80. Dit bedrag zal als schadebedrag aan betrokkene worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter:
 stelt vast dat Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V., in haar taak als bewindvoerder toerekenbaar is tekortgeschoten;
 stelt de schade die betrokkene hierdoor heeft geleden vast op een bedrag van € 2.650,80,-;
  • veroordeelt Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. tot betaling van een bedrag van € 2.650,80, uiterlijk te voldoen op 21 juli 2021, via [huidige bewindvoerder] aan betrokkene;
  • verklaart het meer of anders verzochte ongegrond;
 bepaalt dat met inachtneming van deze veroordeling de ontvangen eindrekening en verantwoording (zaaknr. 8525150) verder geen bemerkingen heeft opgeleverd;
 verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak (dit dient te geschieden door een advocaat).