ECLI:NL:RBNHO:2021:4979

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
19 juni 2021
Zaaknummer
15/860099-17 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vals geschrift en witwassen met teruggave van in beslag genomen goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het gebruik van valse geschriften en witwassen. De verdachte, geboren in 1984, werd verweten dat zij tussen 15 februari 2016 en 2 januari 2017 opzettelijk gebruik had gemaakt van vervalste documenten om een hypothecaire lening te verkrijgen. De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, evenals de verbeurdverklaring van de woning van de verdachte.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een zogenaamd 'fake' dienstverband had met een bedrijf, maar er waren onvoldoende bewijsstukken om te concluderen dat de documenten vals waren. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het bedrijf daadwerkelijk bestond en dat de verdachte een salaris had ontvangen, wat de echtheid van de documenten in twijfel trok.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en gelast dat de in beslag genomen goederen, waaronder een geldbedrag van € 1.813,- en een Volkswagen Polo, aan de verdachte worden teruggegeven. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860099-17 (P)
Uitspraakdatum: 18 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 31 mei, 3 en 4 juni 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. R.J. Mesland, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode 15 februari 2016 tot en met 2 januari 2017 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vals en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door
- een werkgeversverklaring van [bedrijfsnaam] d.d. 13 september 2016;
- een werkgeversverklaring van [bedrijfsnaam] d.d. 28 september 2016;
- een arbeidsovereenkomst met [bedrijfsnaam] d.d. 15 februari 2016;
ter beschikking te stellen aan Quality 4 You en/of ABN Amro Hypotheken Groep ter verkrijging van een hypothecaire lening;
2.
zij in of omstreeks de periode 1 maart 2016 tot en met 10 mei 2017 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland, een voorwerp (te weten een geldbedrag van 24.731,65 euro) heeft verworven, voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp (te weten voornoemd geldbedrag), gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf.
2.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar en tot een taakstraf van 120 uur, bij niet verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Daarnaast heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd van de woning van verdachte aan de [adres] en teruggave van de overige onder verdachte in beslag genomen voorwerpen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van beide tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. De woning moet niet verbeurd worden verklaard.

4.Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte wordt verweten dat zij van maart 2016 tot en met april 2017 een zogenoemd ‘fake’ dienstverband met [bedrijfsnaam] (hierna: [bedrijfsnaam] ) is aangegaan, waarmee zij bijna € 25.000,- heeft witgewassen en dat zij valse documenten met betrekking tot dat dienstverband heeft gebruikt om een hypotheek voor haar woning te verkrijgen. Verdachte ontkent deze feiten en heeft verklaard dat zij daadwerkelijk gedurende ruim een jaar werkzaamheden voor [bedrijfsnaam] heeft verricht, waarvoor zij salaris heeft ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat [bedrijfsnaam] een bestaand bedrijf is met ongeveer zes werknemers, dat ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel en bekend is bij de Belastingdienst. [bedrijfsnaam] heeft voor verdachte een bedrag van € 5.228,- als brutoloon over 2016 aan de Belastingdienst opgegeven.
Verdachte heeft verklaard dat zij 14 uur per week voor [bedrijfsnaam] werkte en dat haar werkzaamheden bestonden uit het opmaken en het ‘updaten’ van huurcontracten. Deze werkzaamheden verrichtte ze voornamelijk vanuit huis. In haar woning is een voorbeeld van een huurcontract (sjabloon) aangetroffen. Verdachte heeft verder het kantoor van [bedrijfsnaam] beschreven. Deze beschrijving komt overeen met de beschrijving die verbalisanten hebben gegeven van het kantoor aan de [adres] .
Op basis van de inhoud van het dossier kunnen vraagtekens worden geplaatst bij het bestaan van een dienstverband van verdachte bij [bedrijfsnaam] en daarmee bij de echtheid van de in de tenlastelegging vermelde documenten waarvan verdachte heeft verklaard deze te hebben gebruikt voor het verkrijgen van een hypotheek. Daarbij wijst de rechtbank op het feit dat het aantal uren dat verdachte volgens de arbeidsovereenkomst per week voor [bedrijfsnaam] werkte (14 of 16 uur) en de hoogte van het loon niet in verhouding lijken te staan tot de aard en omvang van de door haar uit te voeren werkzaamheden. Ook is ter zitting niet geheel duidelijk geworden wat het invullen en/of updaten van huurcontracten nu precies inhield, en is er door [bedrijfsnaam] een onjuiste opgave van het door verdachte in 2016 genoten bruto loon bij de Belastingdienst gedaan. Tot slot hebben andere werknemers van [bedrijfsnaam] verklaard dat zij [verdachte] niet kennen, waarbij overigens niet valt uit te sluiten zij haar niet kenden omdat ze veelal thuis werkte. Al deze aanknopingspunten zijn echter, ook in onderling verband en samenhang bezien, niet voldoende om daaraan het wettig bewijs te kunnen ontlenen dat er geen sprake is geweest van een
echtdienstverband en dat het dus niet anders kan dan dat de daarmee verband houdende, in de tenlastelegging vermelde stukken vals zijn. Verdachte zal daarom van feit 1 worden vrijgesproken.
Nu niet bewezen kan worden verklaard dat geen sprake is geweest van een
echtdienstverband kan evenmin bewezen worden verklaard dat sprake is geweest van het witwassen van het door verdachte uit hoofde van dat dienstverband verkregen salaris. Dit betekent dat verdachte ook van feit 2 zal worden vrijgesproken.
Gelet op de vrijspraak voor alle tenlastegelegde feiten is verbeurdverklaring van de woning van verdachte, zoals gevorderd door de officier van justitie niet aan de orde.

5.Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van € 1.813,- en een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, dienen te worden teruggegeven aan verdachte.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- Geld € 1.813,-
- 1.00 STK Personenauto VW Polo, kenteken [kenteken] (71415).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. A. Buiskool, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2021.