In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het gebruik van valse geschriften en witwassen. De verdachte, geboren in 1984, werd verweten dat zij tussen 15 februari 2016 en 2 januari 2017 opzettelijk gebruik had gemaakt van vervalste documenten om een hypothecaire lening te verkrijgen. De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, evenals de verbeurdverklaring van de woning van de verdachte.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een zogenaamd 'fake' dienstverband had met een bedrijf, maar er waren onvoldoende bewijsstukken om te concluderen dat de documenten vals waren. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het bedrijf daadwerkelijk bestond en dat de verdachte een salaris had ontvangen, wat de echtheid van de documenten in twijfel trok.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en gelast dat de in beslag genomen goederen, waaronder een geldbedrag van € 1.813,- en een Volkswagen Polo, aan de verdachte worden teruggegeven. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.