ECLI:NL:RBNHO:2021:4959

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
8646771 \ CV FORM 20-5864
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vervoersovereenkomst gesloten met Lufthansa German Airlines voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Istanbul via Frankfurt op 6 en 7 augustus 2019. De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt had een vertraging, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Istanbul misten. De passagiers hebben compensatie van de vervoerder geëist vanwege de vertraging, maar de vervoerder weigerde dit. De passagiers hebben hun verzoek gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De kern van het geschil was of de vervoerder compensatie verschuldigd was voor de vertraging van meer dan drie uur. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het intrekken van het oorspronkelijke slot door de luchtverkeersleiding vanwege slechte weersomstandigheden in Frankfurt. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden en dat de passagiers geen recht hadden op compensatie.

De kantonrechter wees het verzoek van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De beslissing werd genomen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8646771 \ CV FORM 20-5864
Uitspraakdatum: 26 mei 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4]
allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: ARAG Legal Services B.V. (Flight Claim)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Lufthansa German Airlines,
gevestigd te Keulen (Duitsland) onder andere kantoorhoudende te Schiphol
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 3 juli 2020;
  • formulier aanvullen en/of corrigeren (formulier B), ingekomen ter griffie op 21 juli 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 31 augustus 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt naar Ataturk Airport, Instanbul op 6 en 7 augustus 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt is met vertraging uitgevoerd, waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 augustus 2019;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De kern van het geschil is of de vervoerder de passagiers compensatie verschuldigd is in verband met de vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming. De vervoerder is niet verplicht compensatie te betalen, als hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
4.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
De vervoerder voert aan dat de vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt gepland stond om 17:40 uur UTC te vertrekken. De luchtverkeersleiding heeft echter, in verband met de weersomstandigheden te Frankfurt, het oorspronkelijke slot ingetrokken en een slot van 18:07 uur UTC toegewezen. Na diverse wijzigingen is uiteindelijk een slot van 18:39 uur UTC toegekend. Dit slot is gebruikt, waarna het toestel om 18:45 uur UTC is opgestegen en met een vertraging van 55 minuten, om 19:40 uur UTC, is aangekomen te Frankfurt. De bemanning van de vlucht moet gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding ongeacht waarom de luchtverkeersleiding een bepaalde instructie geeft. De passagiers hebben vervolgens de aansluitende vlucht die gepland stond om 19:30 uur UTC gemist. De passagiers zijn vervolgens omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar Istanbul.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat het intrekken en het opleggen van een later slot kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding als gevolg van de weersomstandigheden te Frankfurt een nieuw slot heeft opgelegd aan de vlucht. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vertraging is ontstaan door het intrekken van het oorspronkelijke slot en dat deze omstandigheid kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid.
4.6.
Voorts heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat de minimale overstaptijd op de luchthaven van Frankfurt voor de onderhavige vlucht 45 minuten bedraagt. Niet in geschil is dat de overstaptijd voor de vlucht 45 minuten was. Dit houdt in dat de passagiers geen buffer hadden om de aansluitende vlucht te halen, hetgeen dan ook door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd omdat in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. De passagiers hadden te Frankfurt echter een aankomstvertraging van 55 minuten zodat zij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. De vervoerder heeft de passagiers vervolgens omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met beschikbare plaatsen. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet meer van de vervoerder kon worden verwacht. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 187,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open