ECLI:NL:RBNHO:2021:4889

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
15-238086-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens woninginbraken en pogingen daartoe met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 18 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee woninginbraken en twee pogingen daartoe. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en poging tot diefstal, waarbij hij zich toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De feiten vonden plaats in december 2018 in Noord-Scharwoude en Heerhugowaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de emotionele impact op de slachtoffers en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafmaat. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die voortvloeide uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan diverse bijzondere voorwaarden, waaronder het volgen van behandeling en het meewerken aan reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.238086.19 (P)
Uitspraakdatum: 18 juni 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 juni 2021 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.E. van der Plas en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 5 december 2018 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk, althans in Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , meerdere sieraden (waaronder gouden ringen en/of gouden kettingen) en/of geld en/of sleutels en/of een of meer elektrische fietsen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2
hij in of omstreeks de periode van 17 tot en met 18 december 2018 te Heerhugowaard, althans in Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] , meerdere sieraden, waaronder gouden oorbellen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 28 december 2018 te Heerhugowaard, althans in Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- het slot van de garage heeft/hebben verbroken en/of
- een ladder tegen de gevel van de woning heeft/hebben gezet en/of
- het uitzetraam van de slaapkamer heeft/hebben opengebroken en/of
- een kluis heeft/hebben klaargezet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Heerhugowaard, althans in Nederland gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- een raam op de 1e verdieping heeft/hebben opengebroken en/of
- een ladder tegen de achterzijde van de woning heeft/hebben gezet en/of
- die woning in is/zijn gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft
zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 5 december 2018 (dossierpagina 107-109);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 1] d.d. 10 december 2018 (dossierpagina 110-111);
Feit 2:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 18 december 2018 (dossierpagina 125-126);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 2] d.d. 11 januari 2019 (dossierpagina 147-148);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 januari 2019 (dossierpagina 128-130);
Feit 3 en 4:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens [benadeelde 3] d.d. 28 december 2018 (dossierpagina 53-54);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] d.d. 31 december 2018 (dossierpagina 69-70).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij in de periode van 4 tot en met 5 december 2018 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk, uit een woning gelegen aan de [adres 2] , meerdere sieraden (waaronder gouden ringen en gouden kettingen) en geld en sleutels en elektrische fietsen, toebehorende aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2
hij in de periode van 17 tot en met 18 december 2018 te Heerhugowaard, uit een woning gelegen aan de [adres 3] , meerdere sieraden, waaronder gouden oorbellen, toebehorende aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3
hij in de periode van 27 tot en met 28 december 2018 te Heerhugowaard, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning gelegen aan de [adres 4] , ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, toebehorende aan [benadeelde 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming,
- het slot van de garage heeft verbroken en
- een ladder tegen de gevel van de woning heeft gezet en
- het uitzetraam van de slaapkamer heeft opengebroken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op 31 december 2018 te Heerhugowaard, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning gelegen aan de [adres 4] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door de verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, toebehorende aan [benadeelde 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming,
- een raam op de 1e verdieping hebben opengebroken en
- een ladder tegen de achterzijde van de woning hebben gezet en
- die woning in zijn gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Feit 3:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Feit 4:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie geëist en acht een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk meer op zijn plaats.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich binnen een maand schuldig gemaakt aan twee woninginbraken en twee pogingen daartoe, waarvan één met een mededader. Hierbij is telkens schade aan de woning veroorzaakt en een enorme ravage in de woningen aangericht. De verdachte heeft bij twee inbraken goederen weggenomen, waaronder sieraden die een emotionele waarde voor de bewoners vertegenwoordigden. Dergelijke delicten bezorgen de benadeelden naast financiële schade ook veel hinder en gevoelens van onveiligheid in hun eigen woning. De verdachte heeft met zijn handelen enkel oog gehad voor eigen financieel gewin, zonder zich te bekommeren over de nadelige gevolgen voor de bewoners. Bovendien kunnen dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving doen ontstaan dan wel versterken. De rechtbank rekent dit de verdachte aan
.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten komt enkel oplegging van een gevangenisstraf in aanmerking. Bij het bepalen van de omvang daarvan, heeft de rechtbank ook het volgende in aanmerking genomen.
Uit het op naam van de verdachte staand strafblad van 28 december 2020, blijkt dat hij reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
In het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 25 januari 2021 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, wordt beschreven dat de verdachte op dit moment onder toezicht van de reclassering staat in het kader van bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan een voorwaardelijke invrijheidstelling. De reclassering schat in dat de termijn van de voorwaardelijke invrijheidstelling, die eindigt op 24 december 2021, onvoldoende is om de verdachte te behandelen en begeleiden naar een delictvrije toekomst.
De reclassering adviseert daarom bij een deels voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • het volgen van ambulante behandeling met daarbij de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname;
  • zich inzetten voor het verkrijgen en behouden van woonruimte;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • meewerken aan middelencontrole;
  • meewerken aan dagbesteding.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een mailbericht van 2 juni 2021 van [reclasseringswerker] , verbonden aan Reclassering Nederland, overgelegd. In dit bericht wordt de actuele stand van zaken betreffende het lopende toezicht gegeven. Hieruit blijkt het volgende.
Betrokkene is aangemeld bij zowel GGZ reclassering Fivoor als bij de Forensische kliniek GGZNHN. GGZ reclassering Fivoor heeft besloten het traject af te breken omdat betrokkene gestart is bij GGZNHN en eerdere afspraken niet is nagekomen. Betrokkene is inmiddels driemaal op meldplicht afspraak geweest. Hij is eenmaal niet verschenen, omdat hij depressief was en zich niet goed voelde.
De instabiele leefomstandigheden en psychische kwetsbaarheid van betrokkene verhogen de kans op recidive. Het is van belang dat hij zich aan de meldplicht- en behandelafspraken gaat houden zodat er stappen gezet kunnen gaan worden om te stabiliseren en een meer gestructureerd leven op te bouwen. De geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn relevant en actueel, maar hebben wel de motivatie en medewerking van betrokkene nodig.
De verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard de geadviseerde voorwaarden na te leven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en begeleiding door Reclassering Nederland noodzakelijk. Tevens acht de rechtbank de oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden noodzakelijk: het volgen van ambulante behandeling en het indien nodig meewerken aan schuldhulpverlening, middelencontrole en dagbesteding. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.165,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Deze vordering bevat ook (in de vordering opgenomen onder immateriële schade) kosten voor therapie ten behoeve van de echtgenote van de benadeelde partij, [benadeelde 2] . De gestelde schade bestaat uit:
  • buitenlands geld, Canadese dollars: € 280,-;
  • oorbellen: € 200,-;
  • fietstassen, regenpak, verzekering: € 115,-;
  • meerkosten nieuwe fiets: € 300,-;
  • therapie: € 270,-.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de gevraagde vergoeding van de oorbellen van € 200,-. De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard wat betreft de gevraagde vergoeding voor de fietstassen, regenpak, verzekering en meerkosten nieuwe fiets. Er is kort na elkaar tweemaal ingebroken in de woning en deze kosten kunnen niet aan de eerste inbraak worden verbonden, nu uit de aangifte van de eerste inbraak niet blijkt dat deze goederen toen zijn weggenomen. Wat betreft de kosten van therapie stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat, omdat er tweemaal is ingebroken en de tweede inbraak niet aan de verdachte kan worden toegerekend, deze kosten dienen te worden gehalveerd.
De raadsvrouw kan zich vinden in toewijzing van de vordering zoals door de officier van justitie voorgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade tot een bedrag van € 470,- voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Dit bedrag ziet op de kosten van de weggenomen oorbellen van € 200,- en € 270,- aan kosten voor de therapie. De therapiekosten kunnen worden toegewezen, nu voldoende is onderbouwd en niet is betwist dat deze schade als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde is ontstaan. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ter zitting heeft de benadeelde partij verklaard dat er binnen een korte periode tweemaal bij haar was ingebroken en dat zij niet weet bij welke inbraak de overige goederen (geld, fietstassen, regenpak en fiets) zijn weggenomen. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen dat deze schadeposten het rechtstreeks gevolg zijn van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Dit betekent dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63 en 311 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes)
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (drie) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland, Oostvest 60 te Haarlem volgens afspraak zal melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
  • zal meewerken aan diagnostisch onderzoek en zal een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling volgen bij de forensische polikliniek van Fivoor te Haarlem, althans een soortgelijke zorginstelling nader te bepalen door de reclassering, op tijden en plaatsen als door of namens de zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. De verdachte dient zich te houden aan de aanwijzingen die in het kader van behandeling of diagnostiek door of namens de behandelaar worden gegeven. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik of ernstige zorgen over het psychisch toestandsbeeld van de verdachte kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
  • indien de reclassering dit nodig vindt, zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van een afbetalingsregeling, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
  • zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte gecontroleerd.
  • zal meewerken aan een traject gericht op dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, Sr).
Stelt dat de verdachte is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking, te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 2] geleden schade tot een bedrag van
€ 470,-(vierhonderdzeventig euro), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 470,- (vierhonderdzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter,
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2021.
Mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.