ECLI:NL:RBNHO:2021:4875

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
15/156547-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor poging tot overvallen met geweld en bedreiging

Op 17 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee pogingen tot overvallen op een nagelstudio en een snackbar, waarbij hij en zijn medeverdachte gewapend waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 november 2019 in Heerhugowaard samen met een ander heeft geprobeerd om met geweld geld te stelen van de aanwezige personen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 450 dagen, waarvan 253 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapporten die wijzen op een autismespectrumstoornis en een licht verstandelijke beperking van de verdachte. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder opname in een zorginstelling en een contactverbod met de slachtoffers. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/156547-20 (P)
Uitspraakdatum: 17 juni 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 juni 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. de Vries en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. K. Renssen, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 23 november 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met bivakmuts(en) en/of donkere/zwarte kleding nagelstudio [benadeelde 3] is/zijn binnengegaan, om geld heeft/hebben geroepen/gevraagd en/of een mes en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de richting van/op die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft/hebben gehouden/gericht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op of omstreeks 23 november 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of de andere in [benadeelde 8] aanwezige personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of de andere in [benadeelde 8] aanwezige personen te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met bivakmuts(en) en/of donkere/zwarte kleding [benadeelde 8] is/zijn binnengegaan, om geld heeft/hebben geroepen/gevraagd en/of een mes en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de richting van/op die [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of de andere in [benadeelde 8] aanwezige personen heeft/hebben gehouden/gericht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 23 november 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld, toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
en/of
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [benadeelde 1],
met bivakmutsen en donkere kleding nagelstudio [benadeelde 3] zijn binnengegaan, om geld hebben geroepen en een mes en een vuurwapen in de richting van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2hij op 23 november 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld, toebehorende aan [benadeelde 4] en [benadeelde 5], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of de andere in [benadeelde 8] aanwezige personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
en/of
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld, [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of andere in [benadeelde 8] aanwezige personen te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [benadeelde 4] en [benadeelde 5],
met bivakmutsen en donkere kleding [benadeelde 8] zijn binnengegaan, om geld hebben geroepen/gevraagd en een mes en een vuurwapen in de richting van die [benadeelde 6] en [benadeelde 7] en andere in [benadeelde 8] aanwezige personen hebben gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2
Poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld volgens het adolescentenstrafrecht. Zij heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 450 dagen, waarvan 253 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijke deel van de straf naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 31 mei 2021. Tot slot heeft zij de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2
Standpunt van de verdediging
Met de officier van justitie heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. Daarnaast heeft de raadsman van de verdachte aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Adolescentenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van het feit achttien jaar en dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat op een jongvolwassene, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, het volwassenstrafrecht wordt toegepast. De rechtbank kan echter op grond van artikel 77c Wetboek van Strafrecht het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar, indien zij daartoe grond vindt in de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
Psycholoog [deskundige] heeft ter terechtzitting en in het psychologisch rapport, opgemaakt op 23 december 2020, geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Hij stelt dat de verdachte niet goed in staat lijkt te zijn om zijn eigen gedrag goed te organiseren en de risico’s van zijn eigen handelen goed in te schatten. Zijn autismespectrumstoornis brengt mee dat een pedagogische aanpak niet goed werkt, maar dat hij nog wel veel vaardigheden aangeleerd dient te krijgen. De verdachte is nog beperkt zelfstandig en nog afhankelijk van structuur en zorg.
Reclasseringswerkster [reclasseringswerker] heeft namens de reclassering ter terechtzitting en in haar rapport van 31 mei 2021 eveneens geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat de verdachte op licht verstandelijk beperkt niveau functioneert en de risico’s van zijn handelen slecht kan inschatten. Hij handelt impulsief, is makkelijk beïnvloedbaar en toont in sommige opzichten kinderlijker gedrag dan dat je zou kunnen verwachten qua kalenderleeftijd.
De rechtbank ziet - overeenkomstig de hiervoor genoemde adviezen - in de persoonlijkheid van de verdachte aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Motivering van de straf
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft samen met een ander geprobeerd een nagelstudio en een snackbar te overvallen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de daar aanwezige personen met een vuurwapen en mes bedreigd. Bij de poging overval op de snackbar is een worsteling ontstaan met enkele klanten en is met een mes op een vitrine geslagen. In beide gevallen verliep de overval niet zoals verdachte en zijn medeverdachte hadden gepland en zijn zij uiteindelijk zonder buit gevlucht. Ondanks dat het daarom bij twee pogingen is gebleven, hebben de verdachte en de medeverdachte voor veel angst en stress bij de slachtoffers gezorgd, waaronder jonge kinderen die op de plaats van de overvallen aanwezig waren. Verdachte heeft blijkbaar niet nagedacht over de vaak traumatische gevolgen van zo’n gebeurtenis voor de slachtoffers. Bovendien geldt voor de samenleving in het algemeen dat dit soort feiten als zeer bedreigend worden ervaren en gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de feiten, in beginsel – slechts – worden gereageerd met de oplegging van (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank slaat daarbij acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS waarin voor een voltooide overval op een winkel vier maanden onvoorwaardelijke jeugddetentie als uitgangspunt wordt gehanteerd. In dit geval is sprake van twee mislukte overvallen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf weegt de rechtbank mee dat bij beide overvallen sprake is geweest van bedreiging met een wapen en een mes en dat bij de overval op de snackbar tevens geweld is toegepast. De rechtbank acht deze omstandigheden strafverzwarend. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de verdachte, ondanks een overvloed aan bewijs, stellig is blijven ontkennen en daarmee laat zien geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag te nemen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 september 20, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Verder blijkt hieruit dat de verdachte ook ná het plegen van deze feiten is veroordeeld. De rechtbank houdt daarmee rekening op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het psychologisch rapport, gedateerd 23 december 2020 en opgesteld door [deskundige], psycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een autismespectrumstoornis en een ernstige stoornis in cannabisgebruik, welke momenteel in remissie is. Bij betrokkene is psychische problematiek geconstateerd, maar het is voor onderzoeker onvoldoende inzichtelijk om een uitspraak te kunnen doen over een mogelijk verband tussen de geconstateerde psychische problematiek en de tenlastegelegde feiten. Het geheel overziend valt betrokkene statistisch gezien naar schatting binnen de groep met een hoge kans op herhaling van agressief gedrag. Gelet op de geconstateerde psychische problematiek en de hoge kans op herhaling is behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op de autismespectrumstoornis. Hierbij dient gedacht te worden aan een beschermde woonsetting voor adolescenten, gespecialiseerd in autismespectrumproblematiek, waarbij voldoende structuur en duidelijkheid aanwezig is. De aandacht dient hierbij uit te gaan naar het verbeteren van de sociale vaardigheden en het vergroten van de zelfstandigheid van betrokkene. Binnen deze instelling dient ook aandacht uit te gaan naar zijn middelenproblematiek. Geadviseerd wordt om voornoemde behandeling, teneinde betrokkene optimaal te motiveren, als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De reclassering zou betrokkene kunnen begeleiden en zou tevens toe kunnen zien op het handhaven van de voorwaarden.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 31 mei 2021 en opgesteld door [reclasseringswerker], reclasseringswerkster bij Reclassering Nederland. Dit advies houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is een autismespectrumstoornis gediagnosticeerd. Centraal in dit beeld staan een verstoorde emotieregulatie, waarbij emoties en gedachten niet goed gereguleerd kunnen worden en waarbij bijvoorbeeld angsten tot een psychotische episode kunnen leiden. Ook in sociaal-maatschappelijk opzicht mist betrokkene de aansluiting. Het ontbreekt de betrokkene aan startkwalificaties voor de arbeidsmarkt en hij heeft geen zinvolle dagbesteding. Voor zijn aanhouding was sprake van middelenmisbruik.
Op dit moment is sprake van een klinisch behandeltraject bij de Catamaran, onderdeel van GGzE, maar daar kan nog weinig over gemeld worden. Er is gestart met het bespreken van het delict scenario en het voornemen is om verder neurologisch/psychologisch onderzoek te verrichten. De betrokkene vertoont weerstand tegen inname van antipsychoticum, wat echter door de GGzE noodzakelijk wordt geacht om te kunnen profiteren van behandeling. Een toezicht op de behandeling en het vervolg is noodzakelijk om bij dreigende stagnatie betrokkene te motiveren zich in te zetten voor de behandeling teneinde de risico’s op recidive te verkleinen. Zonder passende behandeling wordt de kans op recidive als hoog ingeschat.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
-
begeleiding door jeugdreclassering;
-
opname in een zorginstelling.
Bij een veroordeling adviseren wij tevens een gebiedsverbod en contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Met de inhoud van het psychologisch rapport en het reclasseringsadvies kan de rechtbank zich verenigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van vierhonderdvijftig dagen jeugddetentie moet worden opgelegd. Met de officier van justitie en de raadsman van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het huidige behandeltraject van de verdachte dient te worden gecontinueerd. De rechtbank zal daarom bepalen dat een gedeelte van de vrijheidsbenemende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 31 mei 2021. Daarnaast acht de rechtbank, evenals de reclassering, een contactverbod met de slachtoffers en een gebiedsverbod noodzakelijk. Deze zullen eveneens als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Door deze verboden als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf te verbinden, acht de rechtbank de naleving daarvan voldoende gewaarborgd. De oplegging van een aparte maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (met daaraan te verbinden vervangende jeugddetentie) is dan niet proportioneel.
Gelet op de ernst van de feiten en het ingeschatte recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor een of meer personen. De rechtbank beveelt daarom dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 9] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 624,99 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
- een bodywarmer Inesis Golf Heren van € 39,99
- een trui PME legend van € 85,-
- immateriële schade van € 500,- wegens (kort gezegd) slapeloze nachten, een onveilig gevoel en een pijnlijke schouder.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens onvoldoende onderbouwing van de schade. De vordering tot immateriële schadevergoeding dient te worden toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de gehele vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen, aangezien zowel de materiële schade als de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien deze onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade komt de rechtbank, gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard van het handelen van de verdachte en de inbreuk die daarmee op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij is gemaakt. Dat de benadeelde partij hierdoor last heeft van slapeloze nachten, een aantasting in zijn veiligheidsgevoel en (gezien de valpartij als gevolg van de worsteling) een pijnlijke schouder ligt zo voor de hand, dat een aantasting in de persoon, ook zonder concrete gegevens ter onderbouwing, kan worden aangenomen. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging overval] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 63, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
vierhonderdvijftig (450) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot tweehonderddrieënvijftig (253) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich laat opnemen bij GGzE (De Catamaran) of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart in het kader van de schorsing van de preventieve hechtenis. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- de veroordeelde meewerkt aan de indicatiestelling en plaatsing als de jeugdreclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt;
- het de veroordeelde gedurende de proeftijd verboden is om zich op te houden op de Middenweg 235 t/m 240 en 540 t/m 548 te Heerhugowaard;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [benadeelde 7] (geboren [geboortedatum 2]), [benadeelde 6] (geboren [geboortedatum 3]), [benadeelde 4] (geboren [geboortedatum 4]), [benadeelde 5] (geboren [geboortedatum 5]), [benadeelde 2] (geboren [geboortedatum 6]), [benadeelde 1] (geboren [geboortedatum 7]), [benadeelde 10] (geboren [geboortedatum 8]), [benadeelde 11] (geboren [geboortedatum 9]), [benadeelde 12] (geboren [geboortedatum 10]), [benadeelde 9] (geboren [geboortedatum 11]).
Geeft aan de jeugdreclassering LJ&R JR Zuid de opdracht als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 9]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 9], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 9] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling wordt geen gijzeling opgelegd.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. G. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.H.A. van Roessel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2021.
Mr. H.D. Overbeek en mr. A.H.A. van Roessel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.