6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft samen met een ander geprobeerd een nagelstudio en een snackbar te overvallen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de daar aanwezige personen met een vuurwapen en mes bedreigd. Bij de poging overval op de snackbar is een worsteling ontstaan met enkele klanten en is met een mes op een vitrine geslagen. In beide gevallen verliep de overval niet zoals de verdachte en zijn medeverdachte hadden gepland en zijn zij uiteindelijk zonder buit gevlucht. Ondanks dat het daarom bij twee pogingen is gebleven, hebben de verdachte en de medeverdachte voor veel angst en stress bij de slachtoffers gezorgd, waaronder jonge kinderen die op de plaats van de overvallen aanwezig waren. Verdachte heeft blijkbaar niet nagedacht over de vaak traumatische gevolgen van zo’n gebeurtenis voor de slachtoffers. Bovendien geldt voor de samenleving in het algemeen dat dit soort feiten als zeer bedreigend worden ervaren en gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de feiten, in beginsel – slechts – worden gereageerd met de oplegging van een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank slaat daarbij acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS waarin voor een voltooide overval op een winkel 2 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt wordt gehanteerd. In dit geval is sprake van twee mislukte overvallen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf weegt de rechtbank mee dat bij beide overvallen sprake is geweest van bedreiging met een wapen en een mes en dat bij de overval op de snackbar tevens geweld is toegepast. De rechtbank acht deze omstandigheden strafverzwarend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Verder blijkt hieruit dat de verdachte ook ná het plegen van deze feiten is veroordeeld. De rechtbank houdt daarmee rekening op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het psychologisch rapport, gedateerd 3 maart 2021 en opgesteld door [naam 1], GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is er sprake van een, inmiddels enigszins verbleekte, autismespectrumstoornis in de vorm van MCDD, gedragsstoornissen waarbij er een
ontwikkeling wordt gezien in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis.
Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was betrokkene, naar zijn zeggen,
onder invloed van cannabis, waardoor hij niet goed heeft kunnen nadenken. Ook zou
zijn impulsiviteit hem parten hebben gespeeld en zou hij beïnvloed zijn geweest door
één vriend, die het plan had opgevat om een overval te plegen om op die manier snel geld te kunnen maken. Op basis van deze informatie kan worden gesteld dat zijn sturingsmogelijkheden ingeperkt waren en hij wellicht wel het besef had van het
onrechtmatige van zijn daden, maar daar niet naar heeft kunnen handelen. De rechtbank wordt daarom geadviseerd om de hem ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De kans dat betrokkene zal recidiveren wordt als hoog ingeschat.
Geadviseerd wordt om de verdachte de hem ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en houdt met dit gegeven in strafmatigende zin rekening bij de strafoplegging.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 26 april 2021 en opgesteld door [naam 2], reclasseringswerker bij GGZ reclassering Fivoor. Dit advies houdt onder meer het volgende in:
De betrokkene recidiveert in agressieve- en vermogensdelicten. Justitiële voorwaarden met een ambulant plan van aanpak hebben hem niet weerhouden deze ernstige delicten te plegen. Voorafgaande aan de delictpleging was er vanuit de reclassering reeds tweeënhalf jaar veelvuldig contact met betrokkene. Door verschillende hulpverlenende instanties werd tot aan detentie zorg ingezet, zonder het gewenste resultaat. Er was geen sprake van vaste dagbesteding en voor het beheer van zijn inkomen is er sprake van bewindvoering. Er zijn zorgen omtrent het middelengebruik van betrokkene (alcohol, dagelijks cannabis, XTC en lachgas- inname in grote hoeveelheden). Betrokkene heeft een beperkt sociaal netwerk. Dit
netwerk heeft een negatieve houding ten aanzien van de politie, gebruikt drugs en alcohol en heeft de wens om 'snel geld te maken'.
Middels pro Justitia onderzoek is duidelijk geworden dat er sprake is van stoornissen in de vorm van een autismespectrumstoornis, geduid als MCDD, en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Tevens zijn er ernstige gedragsproblemen in de vorm van oppositioneel gedrag en agressieregulatie- problemen. Het beeld verschuift in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is een hoog risico ten aanzien van toekomstig delict- en gewelddadig gedrag.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
-
meldplicht bij reclassering
-
opname in een zorginstelling
-
ambulante behandeling
-
begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Met de inhoud van het reclasseringsadvies kan de rechtbank zich verenigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport 26 april 2021. De rechtbank ziet aanleiding daaraan toe te voegen een contactverbod met de slachtoffers en een gebiedsverbod voor de directe omgeving van de snackbar en de nagelstudio.
Gelet op de ernst van de feiten en het ingeschatte recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor een of meer personen. De rechtbank beveelt daarom dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.