ECLI:NL:RBNHO:2021:4872

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
15/262989-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan twee mislukte overvallen met geweld en bedreiging

Op 17 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan twee mislukte overvallen op een nagelstudio en een snackbar. De verdachte, die de vluchtauto bestuurde, werd vrijgesproken van medeplegen, omdat zijn bijdrage als onvoldoende gewichtiger werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar behulpzaam was, maar dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting op 3 juni 2021, waar de officier van justitie, mr. S.M. de Vries, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.M. Timorason, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft bekend en zijn rol als bestuurder van de vluchtauto was cruciaal, maar de rechtbank vond dat zijn bijdrage niet voldeed aan de eisen voor medeplegen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn status als first offender bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/262989-20 (P)
Uitspraakdatum: 17 juni 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 juni 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.M. de Vries en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M. Timorason, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 23 november 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met bivakmuts(en) en/of donkere/zwarte kleding [bedrijfsnaam 1] is/zijn binnengegaan, om geld heeft/hebben geroepen/gevraagd en/of een mes en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de richting van/op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden/gericht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] op of omstreeks 23 november 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) en/of zijn/hun mededader(s) voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met bivakmuts(en) en/of donkere/zwarte kleding [bedrijfsnaam 1] is/zijn binnengegaan, om geld heeft/hebben geroepen/gevraagd en/of een mes en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de richting van/op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden/gericht,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 november 2019 te Heerhugowaard opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] met zijn auto te vervoeren naar en van de plaats delict;
Feit 2
Primairhij op of omstreeks 23 november 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of de andere in [bedrijfsnaam 2] aanwezige personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of de andere in [bedrijfsnaam 2] aanwezige personen te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met bivakmuts(en) en/of donkere/zwarte kleding [bedrijfsnaam 2] is/zijn binnengegaan, om geld heeft/hebben geroepen/gevraagd en/of een mes en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de richting van/op die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of de andere in [bedrijfsnaam 2] aanwezige personen heeft/hebben gehouden/gericht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] op of omstreeks 23 november 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) en/of zijn/hun mededader(s) voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of de andere in [bedrijfsnaam 2] aanwezige personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of de andere in [bedrijfsnaam 2] aanwezige personen te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met bivakmuts(en) en/of donkere/zwarte kleding [bedrijfsnaam 2] is/zijn binnengegaan, om geld heeft/hebben geroepen/gevraagd en/of een mes en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de richting van/op die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of de andere in [bedrijfsnaam 2] aanwezige personen heeft/hebben gehouden/gericht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 november 2019 te Heerhugowaard opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] met zijn auto te vervoeren naar en van de plaats delict.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten. Volgens haar is de verdachte medeplichtig geweest aan de poging tot overval op de [bedrijfsnaam 1] , maar heeft hij bij de poging tot overval op de [bedrijfsnaam 2] de rol van medepleger gehad.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken van het steeds primair ten laste gelegde medeplegen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachte [slachtoffer 3] onbetrouwbaar zijn en niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. De verklaring van de verdachte blijft dan over en gelet op zijn verklaring is de verdachte louter behulpzaam geweest bij de twee overvallen. Dit levert medeplichtigheid op, maar geen medeplegen nu er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak medeplegenDe betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen bewezen worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de verdachte de vluchtauto heeft bestuurd. De verdachte heeft verklaard dat de medeverdachten bij hem in de auto zijn gestapt en dat zij samen naar de [bedrijfsnaam 1] zijn gereden. De verdachte heeft in de buurt van de [bedrijfsnaam 1] op de medeverdachten gewacht. Toen de overval op de [bedrijfsnaam 1] mislukte zijn de medeverdachten opnieuw bij de verdachte ingestapt en is besloten om eveneens de [bedrijfsnaam 2] te overvallen. Bij deze overval heeft de verdachte wederom buiten gewacht en, nadat ook deze overval was mislukt, zijn de medeverdachten opnieuw bij hem in de auto gestapt en zijn ze met zijn drieën gevlucht.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank, evenals de verdediging, van oordeel dat de verdachte weliswaar behulpzaam is geweest bij de ten laste gelegde feiten, maar dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van de verdachte is van onvoldoende gewicht. De verklaring van de medeverdachte [naam 2] omtrent de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten maakt dit oordeel niet anders, aangezien de bijdrage van de verdachte eveneens van onvoldoende gewicht is als van de juistheid van die verklaring wordt uitgegaan. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde medeplegen.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 21 oktober 2020 (p. 111-115);
- het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 23 november 2019 (p. 392-394);
- het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 2] d.d. 23 november 2019 (p. 399-400);
- het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2019 (p. 124-132);
- het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] d.d. 24 november 2019 (p. 265-266);
- het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 7] d.d. 23 november 2019 (p. 279-281);
- het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2020 (p. 261-264).
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
Subsidiair
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op 23 november 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
en/of
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
met bivakmutsen en donkere kleding [bedrijfsnaam 1] zijn binnengegaan, om geld hebben geroepen en een mes en een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 23 november 2019 te Heerhugowaard opzettelijk behulpzaam is geweest, door die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met zijn auto te vervoeren naar en van de plaats delict;
2
Subsidiair
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op 23 november 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld, toebehorende aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of andere in [bedrijfsnaam 2] aanwezige personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
en/of
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en andere in [bedrijfsnaam 2] aanwezige personen te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] ,
met bivakmutsen en donkere kleding [bedrijfsnaam 2] zijn binnengegaan, om geld hebben geroepen/gevraagd en een mes en een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en andere in [bedrijfsnaam 2] aanwezige personen hebben gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 23 november 2019 te Heerhugowaard opzettelijk behulpzaam is geweest, door die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met zijn auto te vervoeren naar en van de plaats delict.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
Medeplichtigheid aan poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
medeplichtigheid aan poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2 subsidiair:
Medeplichtigheid aan poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
medeplichtigheid aan poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijke deel van de straf naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 14 december 2020.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met de relatief geringe rol van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten en het feit dat de verdachte een first offender is. Zij heeft verzocht de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 14 december 2020.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich, door het besturen van de vluchtauto, schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan twee pogingen tot het plegen van een gewapende overval. De verdachte was op de hoogte van het plan om overvallen te plegen, maar heeft de medeverdachten toch bij hem in de auto laten stappen. Nadat de overval op de [bedrijfsnaam 1] was mislukt heeft hij de medeverdachten opnieuw laten instappen en hen afgezet bij de [bedrijfsnaam 2] waar de medeverdachten eveneens hebben geprobeerd een overval te plegen. Na deze mislukte overval zijn de medeverdachten wederom bij hem in de auto gestapt en zijn ze gevlucht. Het is algemeen bekend dat gewapende overvallen een grote impact kunnen hebben op slachtoffers en getuigen. Bovendien dragen dergelijke feiten bij aan vergroting van gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat de verdachte toch de keuze heeft gemaakt de medeverdachten behulpzaam te zijn bij dergelijke feiten rekent de rechtbank de verdachte aan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de feiten, in beginsel – slechts – worden gereageerd met de oplegging van een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank slaat daarbij acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS waarin voor een voltooide overval op een winkel 2 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt wordt gehanteerd. In dit geval is sprake van medeplichtigheid aan twee pogingen tot een overval.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij ‘slechts’ de vluchtauto heeft bestuurd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld. Verder blijkt hieruit dat de verdachte ook ná het plegen van deze feiten is veroordeeld. De rechtbank houdt daarmee rekening op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapporten, gedateerd 19 november 2020 en 14 december 2020 en opgesteld door [naam 1] , reclasseringswerkster bij Reclassering Nederland. Deze rapporten houden onder meer het volgende in:
Op grond van de strafbare feiten kunnen we concluderen dat het sociaal netwerk van betrokkene een risicofactor vormt, evenals zijn gebrek aan weerbaarheid (uitgaande van zijn verklaring). Volgens de betrokkene is er stabiliteit op het gebied van huisvesting (hij woont grotendeels bij zijn tante), financiën (geen schulden, wel spaargeld) en middelengebruik (geen verslavingsproblematiek). Op het gebied van psychosociaal functioneren kunnen we op basis van referentenonderzoek stellen dat er sprake is van enige instabiliteit.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering
- gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
- ambulante behandeling
- contactverbod
Met de inhoud van dit advies kan de rechtbank zich verenigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport 14 december 2020. De rechtbank ziet aanleiding daaraan toe te voegen een contactverbod met de slachtoffers en een gebiedsverbod voor de directe omgeving van de [bedrijfsnaam 2] en de [bedrijfsnaam 1] .

7.Vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 624,99 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
- een bodywarmer Inesis Golf Heren van € 39,99
- een trui PME legend van € 85,-
- immateriële schade van € 500,- wegens (kort gezegd) slapeloze nachten, een onveilig gevoel en een pijnlijke schouder.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens onvoldoende onderbouwing van de schade. De vordering tot immateriële schadevergoeding dient te worden toegewezen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de gehele vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien zowel de materiële schade als de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien deze onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade komt de rechtbank, gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard van het handelen van de verdachte en de inbreuk die daarmee op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij is gemaakt. Dat de benadeelde partij hierdoor last heeft van slapeloze nachten, een aantasting in zijn veiligheidsgevoel en (gezien de valpartij als gevolg van de worsteling) een pijnlijke schouder ligt zo voor de hand, dat een aantasting in de persoon, ook zonder concrete gegevens ter onderbouwing, kan worden aangenomen. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplichtigheid aan poging overval] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 48, 49, 57, 63, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twintig (20) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot tien (10) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zijlweg 148C, 2015 BJ te Haarlem. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- de veroordeelde, indien de reclassering het binnen de meldplicht nodig acht, meewerkt aan een intake bij een forensische polikliniek of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Indien uit de intake een behandelaanbod voortkomt, dient de veroordeelde daaraan zijn medewerking te verlenen. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor een eventuele behandeling;
- het de veroordeelde gedurende de proeftijd verboden is om zich op te houden op de Middenweg 235 t/m 240 en 540 t/m 548 te Heerhugowaard;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 8] (geboren [geboortedatum 1] ), [slachtoffer 7] (geboren [geboortedatum 2] ), [slachtoffer 5] (geboren [geboortedatum 3] ), [slachtoffer 6] (geboren [geboortedatum 4] ), [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 5] ), [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 6] ), [slachtoffer 9] (geboren [geboortedatum 7] ), [slachtoffer 10] (geboren [geboortedatum 8] ), [slachtoffer 11] (geboren [geboortedatum 9] ), [benadeelde] (geboren [geboortedatum 10] ).
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Stelt dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking, te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. G. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.H.A. van Roessel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2021.
Mr. H.D. Overbeek en mr. A.H.A. van Roessel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.