ECLI:NL:RBNHO:2021:4858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
15.266943.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag na steekincident tijdens huisfeest

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 22 oktober 2020 te Zwanenburg, waar de verdachte tijdens een huisfeest in conflict raakte met het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer met een scherp puntig voorwerp in de buik gestoken, wat leidde tot levensgevaarlijke verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de rechtszitting op 3 juni 2021 heeft de officier van justitie, mr. S.J.A. Rosendahl, gepleit voor bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.K.A. van den Bos, vrijspraak heeft bepleit wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de forensische bevindingen in overweging genomen. Ondanks het ontbreken van direct bewijs in de vorm van een mes of bloedsporen, concludeerde de rechtbank dat de verdachte het slachtoffer met een scherp voorwerp heeft gestoken, wat de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer met zich meebracht. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het delict en de impact op de rechtsorde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.266943.20 (P)
Uitspraakdatum: 17 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 juni 2021 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum en- plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.J.A. Rosendahl en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.K.A. van den Bos, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2020 te Zwanenburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp puntig voorwerp die [slachtoffer] in de buik, althans in het lichaam gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 oktober 2020 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een
doorboorde buikwand en/of een gedeeltelijke verwijderde (dunne) darm, heeft toegebracht door meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp puntig voorwerp die [slachtoffer] in de buik, althans in het lichaam te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 oktober 2020 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft mishandeld door meerdere malen, althans
eenmaal (met gebalde) vuist) in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, met uitzondering van het onderdeel ‘
althans eenmaal met een mes’. De officier van justitie voert hiertoe aan dat uit het dossier volgt dat verdachte degene is die het slachtoffer met kracht met een scherp puntig voorwerp in de buik heeft gestoken. Volgens de officier van justitie moet dit zijn gebeurd in de woning waar een gevecht heeft plaatsgevonden tussen verdachte en het slachtoffer, nu daarbij door een getuige is gezien dat verdachte twee stekende bewegingen maakteen en ook overigens uit het dossier volgt dat de verwondingen aan het slachtoffer zijn toegebracht vóórdat hij de woning verliet. Daar het toegebrachte letsel dodelijk had kunnen zijn, heeft verdachte hiermee de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer aan zijn verwondingen zou overlijden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte ontkent dat hij het slachtoffer heeft gestoken en geen van de aanwezige getuigen hebben verdachte zien steken met een mes. Bovendien zijn er geen sporen van bloed in de woning aangetroffen en het mes waarmee zou zijn gestoken is niet aangetroffen. Volgens de raadsvrouw zijn alternatieve scenario’s denkbaar. Zo kan het zijn dat het slachtoffer in de woning tijdens het gevecht met verdachte met zijn buik tegen een scherp voorwerp (bijvoorbeeld een tafel) aan is gekomen en bestaat de mogelijkheid dat het slachtoffer het letsel buiten de woning heeft opgelopen. De rechtbank kan dan ook slechts tot een bewezenverklaring komen van het meer subsidiair ten laste gelegde feit, te weten de eenvoudige mishandeling. Verdachte heeft ook bekend het slachtoffer meermalen te hebben geslagen, aldus de raadsvrouw.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de nacht van 22 oktober 2020 op uitnodiging van een vriendin naar een huisfeest in Zwanenburg is gegaan. Daar is op enig moment tussen verdachte en het slachtoffer een conflict ontstaan, dat is uitgemond in een vechtpartij tussen hen beiden. Uiteindelijk belandden zij op de bank in de huiskamer. Verdachte is daar, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, ‘los gegaan’ op het slachtoffer door hem met zijn vuisten op de borst en in het gezicht te slaan. Door de aanwezige getuigen zijn verdachte en het slachtoffer uiteindelijk van elkaar afgehaald en het slachtoffer is vervolgens naar de voordeur begeleid. Buiten is het slachtoffer tussen de auto’s gaan zitten en merkte hij dat hij ernstig gewond was. Op dat moment heeft hij een voorbijganger gevraagd het alarmnummer te bellen. Het slachtoffer is door een ambulance naar het ziekenhuis afgevoerd en is daar direct aan zijn verwondingen geopereerd.
Hoewel het slachtoffer geen aangifte heeft gedaan, geen van de aanwezigen verklaart een mes of ander steekwapen te hebben gezien en in de woning geen bloed van het slachtoffer is aangetroffen, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen dat verdachte het slachtoffer met een scherp puntig voorwerp in de buik heeft gestoken.
Allereerst heeft forensisch arts [naam 1] naar aanleiding van het letsel van het slachtoffer geconcludeerd dat (onder andere) een grote lichaamsader in de buikholte was geraakt en om de betreffende lichaamsader te raken diep gestoken moet zijn, ofwel met een lang scherp voorwerp (wellicht een mes of dolk), ofwel met een wat korter mes, maar (dan) met veel kracht, waardoor de buikwand ingedrukt moet zijn en de darmen platgedrukt, door de kracht van de steek. Tijdens een afgeluisterd telefoongesprek met ‘Esther’ zegt het slachtoffer ook ‘dat hij in zijn buik is gestoken’. Het door de raadsvrouw geschetste scenario dat het slachtoffer tijdens de vechtpartij mogelijk tegen een scherp voorwerp (zoals een tafel) is aangekomen en daardoor is verwond is, nog daargelaten dat ook daarvan geen sporen in de woning zijn aangetroffen, reeds hierom niet aannemelijk. Dat het slachtoffer met een scherp puntig voorwerp is gestoken en wel door verdachte, volgt bovendien uit de hierna weer te geven redengevende feiten en omstandigheden.
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij bij het verlaten van de woning niemand anders is tegengekomen dan de man die het alarmnummer heeft gebeld en dat die man hem niet heeft gestoken. Hieruit volgt dat, anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, het slachtoffer binnen de woning is gestoken. Tijdens een afgeluisterd telefoongesprek enkele dagen na het incident, zegt het slachtoffer tegen getuige [naam 2] dat hij is ‘gestoken’ door ‘die gast’ , waarop [naam 2] reageert dat hij zag dat het slachtoffer op de bank zat en dat hij ‘hem’ tegenover het slachtoffer zag staan. Uit de verklaringen van getuige [naam 3] en verdachte zelf, blijkt dat verdachte zich tegenover het slachtoffer op de bank heeft bevonden. De rechtbank leidt daaruit af dat ‘die gast’ en ‘hem’ waarover tijdens dit telefoongesprek wordt gesproken, verdachte betreffen. Getuige [naam 4] heeft bovendien verklaard dat zij verdachte in de woning stekende bewegingen heeft zien maken richting het slachtoffer.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte het slachtoffer met een scherp puntig voorwerp in de buik heeft gestoken.
Ter zake van voorwaardelijk opzet
De voornoemde handelwijze van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op de dood van het slachtoffer. Het is een algemene ervaringsregel dat de buikstreek dusdanig kwetsbaar is dat, indien daarin diep met een scherp puntig voorwerp wordt gestoken, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft. Het steken van het slachtoffer met een scherp puntig voorwerp is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van fataal letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer heeft aanvaard. Dat de kans op overlijden van het slachtoffer aanmerkelijk was, volgt ook uit de conclusies van de forensisch arts [naam 1] , waaruit blijkt dat de snelle operatie het leven van het slachtoffer heeft gered en dat de kans groot was dat het slachtoffer was doodgebloed als de geraakte ader niet snel was gevonden en gehecht.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 22 oktober 2020 te Zwanenburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen, althans eenmaal met een scherp puntig voorwerp die [slachtoffer] in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het eigen aandeel van het slachtoffer, nu het slachtoffer de vechtpartij zou zijn begonnen.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het primair of subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS)-te volgen, voor zware mishandeling, waarbij wordt uitgegaan van maximaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het meer subsidiair ten laste gelegde feit volstaat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en dient de voorlopige hechtenis van verdachte te worden opgeheven.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Tijdens een huisfeest heeft verdachte ruzie gekregen met het slachtoffer. Tijdens de daaropvolgende vechtpartij is het slachtoffer door verdachte geslagen en met een scherp puntig voorwerp in de buik gestoken, waardoor het slachtoffer levensgevaarlijkgewond is geraakt. Gelukkig was het slachtoffer nog in staat een voorbijganger te roepen terwijl hij gewond tussen de auto’s op straat lag, temeer nu het letsel dermate ernstig was dat een spoedoperatie noodzakelijk was. Zonder die spoedoperatie had het slachtoffer het steekincident niet overleefd.
Uit een afgeluisterd telefoongesprek van het slachtoffer en de door hem bij de politie afgelegde verklaring blijkt welke impact het steekincident op hem heeft gehad. Een dergelijk ernstig misdrijf heeft ook gevolgen voor de algemene rechtsorde, in die zin dat dit niet alleen bij direct betrokkenen, maar ook in de maatschappij gevoelens van onveiligheid meebrengt. Feiten als het onderhavige rechtvaardigen dan ook een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van een geweldsdelict onherroepelijk tot een (vrijheidsbenemende) straf is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 18 mei 2021 van [naam 5] , als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor Haarlem, waaruit volgt dat – onder meer gelet op de ontkennende houding van verdachte – op dit moment geen plan van aanpak opgesteld kan worden.
De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Deze straf acht de rechtbank passend en geboden. De rechtbank ziet, mede gelet op de justitiële documentatie van verdachte en de inhoud van het reclasseringsadvies, geen aanleiding aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen..

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. E. Broekhof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.