ECLI:NL:RBNHO:2021:4824

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
8990989
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van goederen uit nalatenschap en geschil over schenkingen

In deze zaak vordert [eiser], in zijn hoedanigheid als executeur van de nalatenschap van [erflaatster], de afgifte van diverse goederen van [gedaagde]. De vordering is ingesteld na het overlijden van [erflaatster] op 25 oktober 2020, waarbij zij [gedaagde] bij testament als erfgenaam heeft uitgesloten. [Eiser] stelt dat de goederen, waaronder een auto en een elektrische fiets, niet aan [gedaagde] zijn geschonken, maar onderdeel van de nalatenschap zijn gebleven. [Gedaagde] betwist dit en voert aan dat de schenkingen zijn gedaan met de wil van [erflaatster]. De kantonrechter heeft op 16 juni 2021 uitspraak gedaan, waarbij werd geoordeeld dat de auto daadwerkelijk aan [gedaagde] is geschonken, terwijl de vordering tot teruggave van andere goederen zoals de elektrische fiets, het schilderij en de dvd-recorder werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat de schenkingen door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen. De vordering tot teruggave van de damesfiets werd niet langer gehandhaafd. De kantonrechter heeft de dwangsom gematigd en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8990989 / CV EXPL 21-461
Uitspraakdatum: 16 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflaatster]
in deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van zijn gemachtigde te Zaanstad
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.B. Biezen
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 1]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. Y.A.R. Seen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 12 januari 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 17 mei 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser] en [gedaagde] bij brieven van 6 mei en 10 mei 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Op 25 oktober 2020 is [erflaatster] (hierna: [erflaatster]) overleden. Zij was sinds 8 augustus 2000 onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met [gedaagde]. Het huwelijk is ontbonden bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 21 maart 2018. Op 5 april 2018 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
[erflaatster] heeft bij testament van 13 juli 2017, [gedaagde] uitgesloten als erfgenaam in haar nalatenschap. In dit testament is [eiser] tot executeur benoemd.
2.3.
Bij brief van 23 november 2020 heeft [eiser], in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap, [gedaagde] verzocht om zaken van [erflaatster] aan hem af te geven.
2.4.
Bij e-mailbericht van 18 december 2020 heeft [gedaagde] op deze brief geantwoord en daarbij aangegeven dat [erflaatster] de zaken, waarvan teruggave wordt gevorderd, bij leven aan hem heeft nagelaten.
2.5.
Bij e-mailbericht van 21 december 2020 heeft de executeur de schenkingen betwist en zo nodig vernietigd, wegens misbruik van omstandigheden. Daarbij heeft de executeur verzocht de zaken uiterlijk op 23 december 2020 af te geven.
2.6.
Bij e-mailbericht van 23 december 2020 heeft [gedaagde] aangegeven niet aan dit verzoek te zullen voldoen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter:
I. Voor recht verklaart dat, indien sprake is van schenkingen, deze zijn vernietigd, dan wel deze te vernietigen;
II. [gedaagde] zal veroordelen om binnen 10 dagen na vonnis aan [eiser] af te geven:
-Hyundai i30 GD 1.6 GDI Blue i-Vision 6MT personenauto, kenteken 7-KVN-80 plus accessoires, winterbanden, papieren/kentekencard, tenaamstellingscode en twee sets sleutels;
-Batavus HMY D elektrische fiets met accu en oplader;
-damesfiets;
-schilderij;
-DVD recorder Humax iHDR-5050c;
-torenventilator Kinzo 45W;
-lampetstel, aardewerk, crèmekleurig;
III. Een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 12.500,-;
IV. Onder veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [erflaatster] voornoemde zaken niet aan [gedaagde] heeft geschonken en dat deze daarmee onderdeel van haar vermogen en haar nalatenschap zijn gebleven. Voor zover [erflaatster] wel schenkingen zou hebben gedaan, gebeurde dit terwijl zij ernstig ziek was, zowel fysiek als mentaal.
Het bewerkstelligen en aanvaarden van schenkingen levert onder die omstandigheden misbruik van omstandigheden op.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] beroept zich daarbij primair op niet-ontvankelijkheid van executeur [eiser] in zijn vorderingen, omdat twee van de vier erfgenamen niet akkoord zijn met het voeren van deze procedure.
4.2.
Subsidiar voert [gedaagde] aan dat het de wil en wens van [erflaatster] was, om [gedaagde] nog enkele goederen te schenken, en dat zij dat ook heeft gedaan. Hij voert daartoe aan dat [erflaatster] en hij weliswaar zijn gescheiden, maar dat zij ruim 15 jaar liefdevol getrouwd zijn geweest. Dit veranderde toen [erflaatster] in een zware depressie terecht kwam. Zij bleek een bipolaire stoornis te hebben, had veel last van stemmingswisselingen en heeft tot drie keer toe een zelfmoordpoging gedaan. Omdat [erflaatster] geen hulp wilde aanvaarden, zag [gedaagde] geen andere uitweg dan het aanvragen van de scheiding. Enige tijd na de scheiding hadden zij echter weer contact met elkaar en ontstond opnieuw een relatie. De familie van [erflaatster] stond daar niet achter. Daarom besloot [erflaatster] om de relatie vooralsnog geheim te houden.
kreeg medicijnen voor haar depressie en daardoor ging het medio 2020 weer beter met haar.
4.3.
In juli 2020 besloot [erflaatster] om de auto, waar zij niet tot nauwelijks meer in reed, aan [gedaagde] te schenken. Dit heeft zij besloten in het bijzijn van [XX], ambulant begeleider. Bij die gelegenheid heeft zij contact opgenomen met haar budgetbeheerder, [YY], om te vragen hoe zij dit kon regelen. [gedaagde] heeft in dit verband een verslag van een telefoongesprek tussen [XX] en zijn gemachtigde, mr. Seen, overgelegd, waarin als verklaring van [XX] is opgenomen:
“Omdat [erflaatster] niet/nauwelijks meer durfde auto te rijden, wilde zij haar auto aan Arie schenken. De auto heeft Arie tijdens het huwelijk voor [erflaatster] gekocht van een ontslagvergoeding die hij had gekregen. U was erbij toen zij met Jos (haar budgetbeheerder) belde om te vragen wat daarvoor nodig was: de auto moest alleen overgeschreven worden.”
4.4.
[gedaagde] beroept zich in dit verband ook op een gespreksverslag van een telefoongesprek tussen [ZZ], vriendin van [erflaatster] en mr. Seen, waarin onder meer is opgenomen:

In het ziekenhuis ging u wekelijks bij [erflaatster] op visite. Ze had al vrij snel tegen u gezegd dat ze wilde dat de auto naar Arie zou gaan, evenals het Lampetstel. Die zou namelijk mooi staan in [woonplaats 1] met bloemen erin.”
4.5.
Verder verwijst [gedaagde] naar een gespreksverslag van een telefoongesprek tussen [AA], vriendin van [erflaatster] en mr. Seen, waarin onder meer is opgenomen:
“U vertelde dat ze de scheiding eigenlijk best netjes geregeld hebben. Arie bleef in het huis omdat het huis al voor het huwelijk van hem was, maar [erflaatster] heeft een redelijke som geld meegekregen van Arie. Daarnaast kreeg [erflaatster] de auto mee, deze had Arie haar destijds cadeau gegeven en voor het grootste gedeelte zelf betaald. Dit is dan ook de reden waarom [erflaatster] wilde dat deze auto weer terug zou gaan naar Arie toen zij ziek werd.”4.6. Op 23 augustus 2020 bleek dat [erflaatster] ongeneeslijk ziek was. In de periode na dit bericht brachten [gedaagde] en [erflaatster] veel tijd samen door. Op 18 september 2020 heeft [erflaatster] aan [gedaagde] laten weten dat zij wilde dat de auto overgeschreven zou worden op naam van [gedaagde]. [erflaatster] en [gedaagde] hebben daarop samen telefonisch contact opgenomen met Univé, bij deze verzekeringsmaatschappij was de auto verzekerd. [gedaagde] verwijst in dit verband naar de registratie van Univé van dit telefoongesprek, waarin onder meer is opgenomen:
“Mijnheer [gedaagde] belt samen met zijn ex partner op (mw [erflaatster]).Auto van mw [erflaatster] wordt binnenkort overgeschreven op naam van de heer [gedaagde]. Dit gaan zij regelen omdat mw wegens medische redenen niet meer kan rijden.Aangegeven dat men dat kan regelen bij het postkantoor. Mw. [erflaatster] ontvangt dan een vrijwaringbewijs, hiermee kan ze de polis stoppen en mijnheer [gedaagde] kan ons bellen voor het opmaken van een polis onder zijn naam.”4.7. [erflaatster] heeft vervolgens de benodigde papieren voor de overschrijving aan [gedaagde] gegeven. [gedaagde] heeft op 13 oktober 2020 de auto op zijn naam laten overschrijven.
4.8.
Ten aanzien van de overige zaken waarvan teruggave wordt gevorderd, heeft [gedaagde] eveneens verweer gevoerd. Hierop zal bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan. [gedaagde] heeft verder betwist dat de waarde van de geschonken goederen € 12.500,- bedraagt. Hij stelt dat alleen de auto nog financiële waarde heeft, met een dagwaarde van
€ 8.917,-.
4.9.
Tot slot betwist [gedaagde] dat de schenkingen door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen. [erflaatster] was weliswaar in haar laatste levensfase ernstig ziek, maar dit betrof haar fysieke gezondheid. Tot aan haar overlijden in oktober 2020, was zij echter helder van geest en daarmee wilsbekwaam. Ook blijkt op geen enkele wijze dat [gedaagde] druk op [erflaatster] zou hebben uitgeoefend, waardoor zij niet uit vrije wil de goederen aan [gedaagde] zou hebben geschonken.

5.De beoordeling

5.1.
Volgens [gedaagde] moet [eiser] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen, omdat hij niet met instemming van alle erfgenamen deze procedure heeft aangespannen.
De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. Artikel 4:145 lid 2 BW bepaalt dat de executeur bij de uitvoering van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte vertegenwoordigt. Volgens de toelichting op dit artikel betreft dit een exclusieve bevoegdheid. De executeur is bevoegd tot het beheer over de nalatenschap, met uitsluiting van de (overige) erfgenamen.
Dit betekent, dat de executeur in het kader van zijn taak tot beheer van de nalatenschap, een gerechtelijke procedure kan aanspannen, zonder dat hij daarvoor de instemming van de overige erfgenamen nodig heeft. [eiser] is dan ook, in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflaatster], ontvankelijk in zijn vorderingen.
5.2.
Allereerst moet worden beoordeeld, of de zaken waarvan teruggave wordt gevorderd, daadwerkelijk door [erflaatster] aan [gedaagde] zijn geschonken.
5.3.
Op grond van artikel 7:175 lid 1 BW is een schenking een overeenkomst om niet, die ertoe strekt dat de ene partij, de schenker, ten koste van eigen vermogen de andere partij, de begiftigde, verrijkt. Volgens artikel 7:175 lid 2 BW geldt het schenkingsaanbod als aangenomen, wanneer de begiftigde het niet onverwijld heeft afgewezen na er kennis van te hebben genomen.
5.4.
Uit deze wettelijke bepaling volgt dat een schenking, zoals elke overeenkomst, tot stand komt door aanbod en aanvaarding. De schenking is daarbij niet aan bepaalde vormvoorschriften gebonden. Verder moet de schenker daadwerkelijk de wil hebben om de begiftigde te bevoordelen, ten koste van zijn eigen vermogen. Deze bedoeling om te bevoordelen moet blijken uit feiten en omstandigheden, waaruit volgt dat de schenker zich bewust was van en daadwerkelijk de wil had om de ander te bevoordelen.
De auto
5.5.
Uit de feiten en omstandigheden zoals door [gedaagde] beschreven en door [eiser] niet gemotiveerd weersproken, blijkt dat [erflaatster] daadwerkelijk de bedoeling had om de auto aan [gedaagde] te schenken. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat niet alleen [gedaagde], maar ook ambulant begeleider [XX] verklaren, dat [erflaatster] de auto aan [gedaagde] wilde schenken en dat zij daartoe zelf contact heeft opgenomen met haar budgetbeheerder, om te vragen hoe zij dit kon regelen. Hoewel de verklaring van [XX] een weergave betreft van het gesprek dat de gemachtigde van [gedaagde] met haar heeft gevoerd, kan aan deze verklaring enige mate van bewijskracht niet worden ontzegd. [XX] zelf heeft immers, in een reactie op dit verslag, aangegeven dat zij zich in de weergave van het gesprek kon vinden. De kantonrechter neemt daarbij verder in aanmerking dat de wil van [erflaatster] om [gedaagde] de auto te schenken, ook blijkt uit de registratie van het telefoongesprek met Univé, waarbij zij aangeeft dat zij de auto op naam van [gedaagde] wil laten overschrijven.
[eiser] heeft in dit verband aangevoerd, dat een wijziging van de tenaamstelling bij de RDW niet zonder meer aantoont dat de tenaamgestelde ook de eigenaar is van de auto.
De overschrijving van de auto is echter, naar het oordeel van de kantonrechter, aan te merken als een uiting van de wil van [erflaatster] om de auto aan [gedaagde] te schenken. [gedaagde] is weliswaar niet door de overschrijving als zodanig eigenaar geworden, maar wel door de schenking, die door [gedaagde] is aanvaard. De overschrijving -waarvoor [erflaatster] de benodigde papieren aan [gedaagde] ter hand heeft gesteld- is in dit verband dus aan te merken als uiting van de wil van [erflaatster] om [gedaagde] te bevoordelen. Het gesprek met Univé omtrent de overschrijving vond plaats op 18 september 2020. [erflaatster] was toen weliswaar al ziek, maar niet is gebleken dat zij op dat moment zodanig verward, dan wel zwak zou zijn, dat zij op dat moment niet in staat was om haar wil te bepalen.
5.6.
Nu ten aanzien van de auto is vastgesteld dat sprake is van schenking, moet vervolgens worden beoordeeld of deze schenking -zoals [eiser] stelt- door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Artikel 7:176 BW bepaalt dat indien de schenker feiten stelt waaruit volgt dat de schenking door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen, de bewijslast van het tegendeel op de begiftigde rust. De stelplicht ten aanzien van het bestaan van die omstandigheden, het causaal verband en het misbruik blijven echter op de schenker rusten. Het is dan ook aan [eiser] om voldoende feiten te stellen waaruit een misbruik van omstandigheden kan worden opgemaakt. [eiser] heeft in dit verband aangevoerd dat de schenkingen plaatsvonden terwijl [erflaatster] ernstig ziek was; zij was beroerd, angstig en gedesoriënteerd.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] zijn stellingen op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. Zo geeft hij niet aan, waaruit blijkt dat [erflaatster] ten aanzien van de schenking van de auto onvoldoende wilsbekwaam was om de gevolgen daarvan te overzien. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat deze schenking plaatsvond voor haar opname in het ziekenhuis. Niet is gebleken dat zij op dat moment niet in staat was om haar wil te bepalen. Dat zij destijds haar wensen nog duidelijk kon aangeven, wordt daarentegen bevestigd door de verklaringen van [XX], [ZZ] en [AA]. Dit betekent dat [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die het oordeel kunnen dragen dat de schenking van de auto aan [gedaagde] door misbruik van omstandigheden is gedaan.
Aan toepassing van artikel 7:176 BW komt de kantonrechter daarom niet toe.
De fietsen, schilderij, lampetstel en dvd recorder
5.8.
[eiser] heeft ter zitting aangegeven, de vordering tot teruggave van de damesfiets niet langer te handhaven. Ten aanzien van de elektrische fiets heeft [eiser] zijn standpunt gehandhaafd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [erflaatster] weer bij hem in Andijk wilde intrekken en daarom al voordat zij in het ziekenhuis terecht kwam, aan [gedaagde] had verzocht de fiets uit de schuur te halen en mee te nemen naar Andijk. Toen eenmaal duidelijk werd dat [erflaatster] niet meer zou herstellen, heeft zij aangegeven dat [gedaagde] de fiets mocht houden en er mee mocht doen wat hij wilde. [gedaagde] heeft de elektrische fiets aan zijn dochter gegeven.
Uit deze gang van zaken, zoals door [gedaagde] beschreven en door [eiser] niet weersproken, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende dat [erflaatster] daadwerkelijk de wil had om de elektrische fiets aan [gedaagde] te schenken. Het enkele feit dat de fiets naar Andijk is gebracht kan deze conclusie niet rechtvaardigen. Hierin zou immers ook besloten kunnen liggen dat [erflaatster] de fiets zelf wilde gebruiken in Andijk. [gedaagde] stelt dat [erflaatster], toen duidelijk werd dat zij niet meer “thuis” zou komen, had gezegd dat hij de fiets mocht houden en ermee mocht doen wat hij wilde. Dit wordt echter niet ondersteund door getuigenverklaringen en ook is niet duidelijk gebleken, bij welke gelegenheid [erflaatster] dit zou hebben verklaard. Een duidelijke wil tot bevoordeling is dan ook niet komen vast te staan.
5.9.
Ook ten aanzien van het schilderij (het doek), de dvd recorder en het lampetstel is onvoldoende gebleken dat [erflaatster] de wil heeft geuit om deze aan [gedaagde] te schenken.
Uit de gang van zaken zoals door [gedaagde] beschreven, volgt immers dat deze met instemming van [erflaatster] uit haar eigen woning naar de woning van [gedaagde] in Andijk zijn gebracht, vanuit de gedachte dat [erflaatster], als zij ook weer daar zou gaan wonen, deze spullen (schilderij en lampetstel) dan graag om zich heen wilde hebben. De verklaring van [ZZ] wijst er ook niet eenduidig op dat [erflaatster] het lampetstel aan [gedaagde] wilde schenken. De dvd recorder mocht [gedaagde] gebruiken, omdat zijn dvd-recorder stuk was gegaan. Hieruit volgt echter nog geen wil tot bevoordeling in het kader van een schenking, maar veeleer een beschikbaar stellen voor gebruik.
5.10.
Omdat niet is komen vast te staan dat [erflaatster] de elektrische fiets, het schilderij, de dvd-recorder en het lampetstel aan [gedaagde] heeft geschonken, kan het beroep op artikel 7:176 BW ten aanzien van deze zaken onbesproken blijven.
De torenventilator
5.11.
Onbetwist is, dat [gedaagde] de torenventilator heeft gekocht. Als bewijs daarvan heeft hij de bon van aankoop overgelegd. [eiser] stelt dat [gedaagde] de ventilator aan [erflaatster] heeft geschonken. [gedaagde] stelt dat hij de ventilator heeft gekocht, zodat [erflaatster] deze in het ziekenhuis kon gebruiken. [eiser] heeft niet nader geconcretiseerd, waaruit blijkt dat [gedaagde] de ventilator daadwerkelijk wilde schenken. Ook hier wijzen de omstandigheden veeleer in de richting van een beschikbaar stellen voor gebruik. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiser] niet heeft aangetoond dat [gedaagde] de ventilator aan [erflaatster] heeft geschonken, zodat deze niet behoort tot de nalatenschap.
5.12.
De kantonrechter constateert dat ten aanzien van de overige zaken (i-pad en sieraden) geen vordering is geformuleerd in het petitum. De kantonrechter zal hetgeen hieromtrent naar voren is gebracht dan ook buiten beschouwing laten.
5.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot teruggave van de elektrische fiets, het schilderij, het lampetstel en de dvd recorder. Aangezien het hierbij (deels) gaat om zaken waarvan de emotionele waarde mogelijk de financiële waarde overstijgt, geeft de kantonrechter partijen in overweging hierover met elkaar in overleg te treden, om samen te bepalen op welke wijze de nalatenschap financieel kan worden gecompenseerd voor deze zaken.
5.14.
De gevorderde dwangsom zal, eveneens met het oog op hetgeen hiervoor is overwogen, worden gematigd.
5.15.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] af te geven:
-Batavus HMY D elektrische fiets met accu en oplader;
-schilderij;
-DVD recorder Humax iHDR -5050c;
-lampetstel, aardewerk, crèmekleurig;
6.2.
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 500,-;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter